Hoe ~ Jan Brokken

► door: A.IJ. van den Berg

De beste raad over hoe je een verhaal moet vertellen, komt niet van boekauteurs maar van scriptschrijvers. In de VS vooral — waar schrijflessen een industrie op zich zijn — kwamen inmiddels tal van boeken uit die helder vertellen hoe je een verhaalscène opzet, om zo de grote vertelling een stukje dichter van A naar B te brengen.

En omdat er zo veel vakkennis beschikbaar is over zulke fundamenten van het vak, verbaast het als schrijvers zich daar nog zo weinig aan gelegen laten liggen.

Mijn grootste bezwaar tegen romans blijft bijvoorbeeld dat de auteur zijn of haar stof niet in de macht had.

Al ontstaat er een nog grotere ergernis wanneer schrijvers mij als lezer voor dom aanzien.

Niet dat ik de receptuur van Amerikaanse scripttovenaars overigens heilig acht. Die zijn zoals wat kookboeken bieden. Aanwijzingen om met redelijk voorspelbaar succes tot iets genietbaars te komen. En hoe veel kan er alleen wel niet misgaan in de bereiding vervolgens. Of zelfs al de keuze van de ingrediënten?

Scriptschrijvers houden zich ook nauwelijks met taal bezig — behalve dan in de dialogen, waar iedere zin een stap moet zetten — dus over schrijfstijl leren zij niets.

Jan Brokken ziet romans gauw eens ontsporen omdat de schrijver van tevoren niet goed nagedacht heeft over het einde van het boek. Want wie het einde weet — in inhoud, wat niet per se al iets zegt over de vorm — is automatisch ook al bezig met de weg naar dat slot, en daarmee de timing in het verhaal, en de hints die terloops al vooruitwijzen.

Toch blijkt Brokken’s inzicht niet vanzelf te spreken. Renate Dorrestein, die ooit het lesboek schreef Het geheim van de schrijver, houdt zich daarin helemaal niet met zo’n manier van plannen bezig. Dorrestein vindt het veel interessanter dat schrijvers-in-spe een verhaal zo opzetten dat het zo veel mogelijk lezers zal kunnen pakken. [Wat misschien verklaart waarom ik haar niet lezen kan. Te modieus en daarmee tijdsgebonden is het wat mevrouw schrijft.

Brokken stelt dat wie alleen luistert naar wat de klanten willen, er voor kiest om altijd precies hetzelfde mierzoete gebakje te moeten bakken. Want de klant weet nu eenmaal niet wat ie wil, behalve wat ie al kent.]

Ik las Het hoe van Jan Brokken overigens niet als een gebruiksaanwijzing; om nu zelf eens een roman te gaan schrijven. Mij interesseert zo’n schrijvershandboek om andere redenen. Want Brokken haalt zijn voorbeelden ergens weg. Wat dan al gauw toont dat hij op een bepaalde manier leest. En hoe een auteur leest die zelf ook romans schrijft, vind ik heel boeiend. Bijvoorbeeld omdat diens vakkennis mij vervolgens kan helpen om beter te zien wat er mis is aan een boek.

Of wat een auteur wel lukte, en waarom.

Alleen roepen geslaagde verhalen doorgaans veel minder vragen op; ben ik in elk geval een stuk minder geneigd om die te ontleden.

Het hoe is het vervolg van een eerder schrijvershandboek van Brokken — De wil en de weg — en daarmee allereerst bedoeld voor iedereen die zijn schrijversaspiraties al even uitoefent.

Mooi aan dit boek is dat hij meteen al aangeeft dat schrijven niet te leren valt uit een boek. Omdat er geen algemene regels te geven zijn. Maar in de schrijfcursussen die hij geeft, valt bijvoorbeeld op dat iedereen altijd op hetzelfde moment problemen krijgt bij het lezen van andermans tekst; zonder dat altijd is aan te geven waarom.

Over de fundamenten onder dat schrijven, lijkt mij daarmee wel degelijk wat te zeggen. Brokken trekt deze conclusie niet zo impliciet.

Hij bekeek eerder de details. Over het juiste woord gaat het dan. Het ik als personage. Kitsch en Edelkitsch. Intriges. Om daarbij vele ware uitspraken te doen, terwijl dit boek toch ook een vrij willekeurig samengestelde bundel leek over dat schrijven; mij vermoeden liet dat er nog wel zo’n boek te maken zou zijn.

scheiding

Waar het jonge schrijvers vaak aan ontbreekt is humor, spot, ironie. Ze herschrijven te weinig. Ook van ervaren schrijvers is een eerste versie vaak zwaar op de hand: ze zijn nog te veel met het verhaal en de ontwikkeling van de karakters bezig. In de tweede en der derde versie brengen ze de lichte toets aan. García Márquez herzag iedere morgen de alinea’s die hij de vorige dag had geschreven. Zo zeefde hij alle onverteerbare pitten uit de tekst. Door García Márquez te lezen ben ik anders gaan schrijven. Door García Márquez kreeg ik oog voor de menselijke komedie. [209]

Jan Brokken, Het hoe
Over het schrijven van romans,
verhalen en non-fictie

224 pagina’s
Augustus, 2011

[x]