Almost Like a Whale ~ Steve Jones

Weinig boeken uit de literaire canon hebben me zo veel plezier gegeven als het lezen van klassiekers uit de wetenschap me bracht. Er is een groot verschil tussen kunst en kennis. Klassieke verhalen kunnen op elk moment in de geschiedenis geschreven zijn, maar veroorzaakten nooit die ommekeer die geleerden de laatste eeuwen wel in gang hebben gebracht. Het kan mij roeren de geboorte van een inzicht te zien.

Tegelijkertijd is het bijna onmogelijk om grote boeken uit de wetenschapsgeschiedenis onbevangen te lezen. De wereld is tegenwoordig anders dan voor de publicatie van zo’n werk, waardoor een ingevoerde lezer van nu vaak meer weet dan de schrijver deed.

Zo viel me indertijd bij het lezen van Origin of Species op dat Darwin wel zijn ideeën had, maar nog niet goed wist hoe het nu met erfelijkheid zat. Toch is juist een kwaliteit van dit boek dat de schrijver zo ruimhartig aangeeft waar hij vermoedt en niet zeker weet. Dat maakt de overtuigingskracht van zijn betoog alleen maar sterker.

Darwin’s klassieke Origin of Species is in het boek Almost Like a Whale bewerkt en aangevuld met de kennis van nu. Dus wordt nu wel uitgelegd welke rol genetica bij alles speelt. In dit boek is toch de oorspronkelijke hoofdstukindeling bewaard. Aan het eind van elk hoofdstuk volgt zelfs Darwin’s eigen samenvatting van toen, die dan vaak bevestigt hoe sterk dat origineel wel was.

Steve Jones, de schrijver van deze bewerking, heb ik hier al eerder uitgebreid de lof toegezwaaid. Maar dit boek is de minste van de drie die ik tot nu toe van hem las. Al blijft dat relatief. Het is nog aanmerkelijk veel beter dan wat me normaal onder ogen komt.

Mijn aarzelingen om dit boek onvoorwaardelijk te prijzen, komen waarschijnlijk toch door dat dwingende raamwerk van Darwin’s basisopzet. Pas in het titelessay, als Jones voor het eerst het oerboek loslaat, wordt even echt duidelijk hoe elegant hij zelf formuleert en denken kan. Dan swingt de tekst echt. Wat dit betreft is het prettig dat hij in het vergelijkbare boek Y veel meer zijn eigen stempel op de inhoud heeft gezet.

Toch bevat bijna elke pagina van Jones observaties die ik nog nergens zo zag. Ook in dit boek weer. Zoals een terloops zinnetje dat maar tien procent van het aantal cellen in ons lichaam ook werkelijk menselijk zijn. Het grootste deel van de rest bestaat uit bacteriecellen.

Lezen over wat leven is, blijft een reis met de meest verbazingwekkende ontdekkingen die er te maken zijn.

Steve Jones, Almost Like a Whale
The Origin of Species Updated

499 pagina’s
Black Swan © 2001, oorspronkelijk 1999


Coral ~ Steve Jones

Het is het Darwin-jaar in 2009. Charles Darwin werd geboren op 12 februari 1809. En hoewel ik dacht het meeste wel te weten over het ideeëngoed van deze geleerde, verraste Steve Jones me toch, in dit boek. Het eerste wat Charles Darwin publiceerde, na zijn wereldreis met The Beagle, was namelijk een verhandeling over koraalriffen. Bovendien opperde hij daarin theorieën over het ontstaan van die riffen, die lang omstreden waren, maar uiteindelijk juist bleken te zijn. Grotendeels. Al duurde het tot de Amerikanen en Fransen atoomproeven gingen uitvoeren op Zuidzee-atollen, voor de geleerden beamen konden dat riffen vaak ontstaan door bewegingen in de aardkost.

Harde wetenschap is niet goedkoop. Bewijs was voor Darwin’s theorie pas te leveren toen de militairen een nieuw speeltje hadden bedacht.

Even dacht ik door deze opening een nieuwe hervertelling van Darwin te lezen te krijgen. Steve Jones deed er eerder zo al twee. Maar dat bleek niet het geval.

Coral pakte simpelweg uit een boek over het leven, maar ditmaal bekeken vanuit dat ene onderwerp: koraal. Dus gaat het over alles, omdat Jones de man niet is om zich te laten beperken door een onderwerp. Van leven op microscopisch niveau gaat het, tot de vraag waarom kwallen wel eeuwig leven, en de mens nog niet, tot de betekenis van koraalriffen van vroeger voor de olieproductie van nu. En alles even informatief én briljant beschreven.

Goed, dan eindigt het boek uiterst somber. Van alle koraalriffen wordt maar twintig procent niet bedreigd. Daar is een metafoor in te zien, van hoe het met de gezondheid van alle leven op aarde staat. Maar een boek over leven kan nu eenmaal niet ook zonder dood. Ergens. Lijkt me.

Steve Jones, Coral
A Pessimist in Paradise

242 pagina’s
Abacus 2008, oorspronkelijk 2007

Darwin’s Island ~ Steve Jones

Eén enkel hoofdstukje al uit Darwin’s Island maakt totale kolder van het momenteel zo populaire frame ‘Wij zijn ons brein’. Dat hoofdstuk heet ‘The Thinking Plant’. En het laat zien dat zelfs planten, die bloedsomloop noch zenuwstelsel hebben, verrassend intelligente reacties vertonen op allerlei prikkels. Of soms zelfs die prikkels niet eens nodig hebben.

Planten converseren ook, zij het niet met geluid. Zij doen dit met geuren — een opmerking die pas minder vanzelf spreekt voor wie nadenkt waarom die geuren er zijn.

Ofwel, amper 24 pagina’s uit een boek van 341 bladzijden boden eigenlijk al aanleiding genoeg om een uitgebreid boeklogje aan te wijden. En de rest was minstens zo rijk.

Steve Jones schreef weer eens een zo boordevol gevuld boek dat het werk van bijna alle andere auteurs daarnaast ineens behoorlijk oppervlakkig lijkt. Zelfs al gaat Darwin’s Island zoals altijd weer bij hem over leven. Het zijn dan ook de immer onverwachte details die het hem doen.

Ditmaal besteedde hij aandacht aan al die andere boeken die van Charles Darwin verschenen tijdens diens leven, en waar zo veel minder aandacht voor bleef dan de gekende twee klassiekers.

Buiten de biologie dan. Onder biologen bleef het respect bestaan. Omdat Darwin’s onderzoek vaak zo nieuw en origineel was dat hij niet zelden de eerste was die een heel nieuw onderzoeksterrein blootlegde.

Van alle boeken die ik las van Steve Jones is dit het afwisselendste.

De meeste van Darwin’s onderzoeken kende ik ook niet eens van reputatie. Ik wist hoogstens dat Darwin onderzoek had gedaan naar wormen. En ik kende het boek over gelaatsuitdrukkingen, omdat dit al heel lang online is te lezen.

Maar Darwin’s onderzoek naar orchideeën bijvoorbeeld? Terwijl dat nu net heerlijke verhalen opleverde in Steve Jones’s bewerking. Omdat orchideeën de meest doortrapte planten uit de flora blijken te zijn.

Zo zijn er die bevruchting door mannelijke bijen uitlokken met bloemblaadjes die er uit zien en ruiken als extra-verleidelijke vrouwtjesbijen. Darwin wilde niet geloven dat bijen zo dom konden zijn dat ze daarom van plant tot plant vlogen; om met al die supergeile nep-vrouwtjes te kunnen neuken, zonder daar ook maar iets voor terug te krijgen. Maar ziet, zo wreed is de natuur.

Darwin’s onderzoek naar aardwormen — gedaan uit noodzaak, omdat hij door ziekte geen reizen meer wilde maken — leverde lange beschouwingen op over grond. En over hoe goed wij mensen er in slagen om onze eigenste aarde onbewoonbaar te maken.

Wie het over leven heeft, mag ook weleens schrijven over dood.

En alle grond aan de oppervlakte is ooit door wormen gegaan — beesten die Steve Jones levende darmpjes noemt.

Aan Darwin’s Island viel me wel op dat het boek somberder van toon lijkt dat andere uitgaven van Jones. En dat kan best komen doordat de auteur telkens de situatie van nu moet vergelijken met wat Charles Darwin aantrof in de negentiende eeuw.

Een elementaire opmerking is dan alleen al dat Darwin ooit een huis kocht in Kent, vanwege het landschap. Een huis dat hij vervolgens amper nog zou verlaten tijdens de rest van zijn leven. Terwijl dit gebouw inmiddels omringd wordt door andere bebouwing; van de grootstad Londen.

In kennis is er vooruitgang. Zeker. Alleen, ten koste van wat?

Of, hoeveel doet die kennis er vervolgens toe?

Steve Jones, Darwin’s Island
The Galapagos in the Garden of England

341 pagina’s
Abacus 2010, oorspronkelijk 2009

In the Blood ~ Steve Jones

Puur dankbaar ben ik, voor een boek als dit. Steve Jones stelt er namelijk precies de vragen in die Matt Ridley zo pijnlijk vergat in diens Nature via Nurture. Bovendien geeft Jones duidelijk aan wat de ethische consequenties kunnen zijn van die vragen over erfelijkheid, zonder daarbij nu meteen de antwoorden te weten.

In the Blood was het boek bij een TV-serie. Vandaar waarschijnlijk dat het zeer rijk geïllustreerd werd. Tegelijk mag het boek genoeg heten om volkomen op zichzelf te kunnen staan.

De auteur Steve Jones is geneticus. Een slakkenexpert werd hij. Redelijk noodgedwongen, omdat juist het genoom van slakken zo veel mogelijkheden tot onderzoek bood; niet om zijn liefde voor het beest. Maar voor dit boek moest hij ineens vragen over onze cultuur gaan stellen, terwijl veel van die vragen uit biologisch opzicht nogal onnozel zijn.

Zo is daar die eeuwige kwestie dat sommige mensen zich erop voorstaan van een beroemd iemand af te stammen — en wat een raar afgeleid soort glorie is dat toch. Maar als een historische personage lang geleden leefde, is het eerder uitzonderlijk om er geen familie van te zijn, dan wel.

Interessanter wordt deze vraag wel als het niet om de afstamming van éen persoon gaat, maar om de afstamming van groepen of stammen. Voor het eerst sinds Columbus de invasie voorbereidde, hebben de Indianen in de Amerika mogelijkheden om rijk te worden. Zij mogen casino’s uitbaten, en benzine zonder accijnzen verkopen. En prompt noemen zich desgevraagd vele Amerikanen meer zich Indiaan dan een paar decennia terug. Al heeft zeker een kwart van hen geen enkele Indiaanse voorouder, en horen die dus hoogstens tot de Wannabe-stam.

Door zijn meditaties over dit onderwerp brengt Jones vele voor mij nieuwe feiten aan het licht. Zoals dat er miljoenen minder Joden zijn buiten Israël, dan in de jaren vijftig. En dan niet omdat deze allemaal geëmigreerd zouden zijn. Maar er wordt domweg minder binnen eigen kring getrouwd, en vele kinderen of kleinkinderen noemen zich na verloop van tijd niet langer Joods.

Net zo is er in Europa veel minder inteelt, met alle bijbehorende problemen, dan tachtig jaar geleden.

Maar het boeiendst vond ik de vragen die Jones stelde over erfelijkheid en de invloed daarvan iemands gedrag. Zelfs al heeft hij daarbij het grote voorbehoud dat uitspraken over iemands toerekeningsvatbaarheid niet door de wetenschap kunnen worden gedaan, maar per geval in de rechtszaal moeten plaatsvinden. Al geldt hierbij ook weer dat de strafsystemen in het ene land afwijken van de visie die in een ander land normaal is.

Punt is wel dat kinderen die een gedrag vertonen dat van het gemiddelde afwijkt, steeds makkelijker als de toekomstige criminelen worden gezien. Waarop dit gedrag vaak met medicijnen wordt aangepast. Maar is dat nu nuttig? Is het niet schadelijk? Zijn er alternatieven?

Als Jones iets doet met dit boek, dan wel aangeven dat er tal van vraagstukken over erfelijkheid bestaan die misschien eens wat breder besproken moeten worden. Met de voorwaarde tegelijk, dat al te stellig oordelen misschien niet eens kan, want waarschijnlijk sterk cultuurgebonden is.

Politici die in deze menen regelingen te kunnen instellen op basis van wat bronstijdvolkjes ooit hebben vastgelegd aan moraal, hebben er alleen daarom al niets van begrepen.

Steve Jones, In the Blood
God, Genes and Destiny

302 pagina’s
Flamingo, 1997

Language of the Genes ~ Steve Jones

Steve Jones is een van de weinige auteurs van populair-wetenschappelijke boeken die ik meer lees om hoe hij het zegt, dan om wat hij te melden heeft.

Al moet ik nu ook niet net doen meer kennis van genetica te hebben dan iemand die gewoon trouw de wetenschapsbijlagen leest. Maar op sommige gebieden ontwikkelt de kennis zich snel. Dus is op het moment elk boek dat wil informeren over de laatste inzichten over genetica per definitie al bij de presentatie verouderd.

The Language of the Genes stamt uit 1993, won de Rhône-Poulenc Science Book Prize, en werd desondanks enkele jaren later al weer geheel herzien. En bij het lezen had ik alweer weet van ontwikkelingen die Jones nog niet eens vermoedde in 2000. Zo is het menselijk genoomproject inmiddels afgerond, en heeft dit onder meer al als kennis opgeleverd dat wij minder genen hebben dan altijd gedacht. Verder is bekend dat de biologische Eva en de biologische Adam niet op hetzelfde moment leefden; daar zat wel 100.000 jaar tussen.

Maar al dit doet er niet toe. Wie over genen schrijft, heeft het over leven. En Jones weet in zijn betogen altijd weer interessante trivia te mengen; die bij mij misschien wel beter blijven hangen dan wat hij precies aan wetenschap beschrijft.

Nu leerde ik weer dat ook onder mensapen behoorlijk wat kleurenblindheid voorkomt. En zulke details maken een passage over kleurenblindheid, waar ik op zich genoeg van afweet, gezien mijn eigen handicap, toch ook weer interessant om door te nemen.

Afgezien van de technische details, wat genen zijn, en doen, werkte Jones razendknap uit hoe zeer de omgeving van invloed is op de werking van iets of iemands erfelijke materiaal. Zo leerde hij me de ‘Himalayaanse mutatie’ kennen, die onder meer voorkomt bij Siamese katten. Door een beschadiging aan het gen dat de vachtkleur bepaalt, maakt dit alleen pigment aan bij lagere temperaturen dan de lichaamstemperatuur. Vandaar dat Siamezen wel een zwart staartpuntje hebben, en donkere oren, maar verder licht van kleur zijn; alleen de lichaamsuitsteeksels en de oogholten zijn koel genoeg om te kleuren.

Interessantst evenwel voor mij was Jones’ behandeling van wat ons te wachten staat door genmodificatie. Waarbij er enerzijds grote kansen liggen voor de geneeskunde, en verbeteringen in de diagnostiek van afwijkingen als kanker. Terwijl er anderzijds al die culturele en dus ethische vragen zijn — die alleen al een probleem opleveren door een gebrek aan kennis bij zovelen.

Ieder mens zou op zijn minst de kern moeten begrijpen van wat Jones in dit boek aanvoert, over genen, en over hun blijvende noodzaak tot evolutie. Want dat is waarschijnlijk de belangrijkste kennis die het oplevert. Hoe fnuikend het uiteindelijk voor een soort of plant is als er geen vreemde genen meer mixen, door sex, maar alles steeds met hetzelfde beperkte genmateriaal moet gebeuren.

Steve Jones, The Language of the Genes
Biology, History and the Evolutionary Future
Revised Edition

340 pagina’s
Flamingo 2000, oorspronkelijk 1993

Serpent’s Promise ~ Steve Jones

Jones verbeterde de boeken van Darwin al eens, door ze op de stand der wetenschap te brengen van het moment van schrijven. En dat was alleen al nuttig, omdat Charles Darwin enkel een vermoeden had dat zoiets als genetica bestond. Terwijl Steve Jones een geneticus is.

Met de Bijbel van de christenen deed hij nu hetzelfde — en toch ook weer niet. Want de schaarse kennis van al die bronstijdvolkjes uit het Midden-Oosten staat nogal versnipperd door het Boek der boeken. The Serpent’s Promise gebruikt de Bijbel daarom vooral als kapstok voor zijn gebruikelijke verhaal; als het de auteur toevallig goed uitkomt voor zijn betoog.

Maar wat een briljant boek leverde dat tegelijk op.

Daarbij zij gemeld dat ik Steve Jones niet lees om de wetenschappelijke kennis die hij tracht over te brengen. De bioloog schrijft misschien wel steeds hetzelfde boek over leven.

Alleen is hij nogal geniaal in het telkens opnieuw vinden van een vorm om te vertellen over hoe dat leven in elkaar zit.

Mij gaat het dus altijd om de manier waarop Jones zijn informatie presenteert. Welke vreemde feitjes hij nu weer gevonden heeft om zijn betoog smeuïg te maken.

En goed, dan zit er ook enige Bijbelkritiek in The Serpent’s Promise — wat de auteur alleen al lukt door op de talloze feitelijke onjuistheden te wijzen in die oerteksten. Tegelijk is dat kritiek van het mildste soort. Kritiek die lezers aanmoedigt om zelf na te denken, in plaats van enkel op de overlevering te vertrouwen voor waarheid. Hooghartig schelden op onnozelheid, zoals een Richard Dawkins zou doen, is Steve Jones vreemd.

Wetenschap komt nu eenmaal voort uit dezelfde vragen die de mensen kwelden voor ze een methode vonden om daar antwoorden op te vinden die houdbaar bleven:

The Good Book is many other things: a set of laws, some serious and some trivial, a history both real and imagined, a collection of precepts and of poetry, and an extended speculation about the glorious future that awaits those that accept its message. It sits firmly in the genealogy of ideas. Science is its direct descendant and the factual, if not the spiritual questions asked long ago can be explored with the latest technology. This volume is an attempt to do just that […]

Maar de Bijbel schiet alleen al te kort als neutrale bron doordat het boek zo vrouwonvriendelijk is. Het eerste bijbelboek staat bijvoorbeeld vol met geslachtstabellen — waarbij alleen de mannelijke afstamming er toe doet. Zelfs bij de pleegvader van Jezus later wordt nog moeite gedaan om aan te tonen dat deze een onovertroffen lijn van voorvaders heeft.

Terwijl iedereen de helft van zijn genen van moeder erft. Behalve dan wie een aardappel is; bij zulke gekloonde groenten komt alles van moeder.

Tegenover de Bijbelse zekerheden, of die uit de kerkelijke doctrine, wat leven is, zet Jones kortom telkens biologische feiten.

Sex heeft een heel andere betekenis in beide werkelijkheden. En zo ook bestaan.

In de Bijbel komen nogal wat ziekten voor — terwijl het nooit over genezing gaat; of enkel wanneer deze door een wonder geschiedt. Waaraan wij dus weer het nog altijd zo hevig levende waanidee danken dat ziekte altijd een straf is voor zondaren.

De gristenfundamentalisten die weigeren hun kinderen te laten inenten tegen de mazelen — omdat enkel God wikt en beschikt over leven en dood — zijn merkwaardig genoeg niet tegen het gebruik van het riool, zo bedenk ik me nu. Terwijl de uitvinding van het toilet, en de rioolwaterpomp, meer voor de menselijke gezondheid heeft gedaan dan welke vinding ook. Sommige menselijke ingrepen om gezond te blijven, worden dus wel gebruikt door de gristenfundi’s. Andere worden hooghartig afgewezen. Als daar geen enorme domheid uit spreekt, dan toch op zijn minst flagrante hypocrisie.

Interessantste hoofdstuk wat mij betreft in The Serpent’s Promise is ‘The Leper’s Bell’ — omdat daar de meeste nieuwe feiten in stonden; zoals dat we over veel betrekkelijk weinig weten.

Zo stelt Steve Jones dat een mens alleen helemaal mens is op het moment van geboorte. Vanaf dat moment nemen bacterieën en andere organismen bezit van hem of haar — bijvoorbeeld via de moedermelk — en wordt iemands leven een leven in symbiose.

Bij de meeste van ons leeft als kind bijvoorbeeld een bacterie in de maag, die onder bepaalde omstandigheden later een maagzweer kan ontwikkelen. Dat gegeven is nog niet eens zo heel lang geleden pas ontdekt. Alleen krijgen de meeste inwoners van ontwikkelde landen al jong zo veel antibiotica binnen dat die maagbacterie bij hen niet meer voorkomt. Dat lijkt prachtig; want gevaar geweken. Behalve voor wie weet dat deze bacterie ook invloed heeft op hoe iemand voedsel verwerkt.

De mensen zonder deze maagbacterie worden namelijk vetter. Dieren die voor hun vlees gefokt worden, groeien om deze reden sneller en groter. Vandaar weer dat zo veel boeren hier te veel antibiotica gebruiken; welke overconsumptie dan weer leidt tot bacteriën die tegen alles resistent zijn.

En zo biedt The Serpent’s Promise veel, over de meest uiteenlopende gebieden; naast dat uitgebreide onderzoek naar wat leven inhoudt. Over wie anderen zijn, gaat het, en de oorzaken van conflict. Of over de geschiedenis, en wat er bijvoorbeeld waar kan zijn van de uittocht uit Egypte.

En over genotsmiddelen gaat ook een heel hoofdstuk nog.

Daardoor ben ik Steve Jones wel een beetje gaan haten overigens. Er staat éen enkel heel geniepig zinnetje in dit boek. Telkens als ik fiets, en mijzelf bijvoeder met een Luikse wafel of een andere calorierijke hap, is er meteen de herinnering aan Jones’ woorden:

Junk food is a synthetic version of mother’s milk, filled with sugar, fat, and osmazome. That may be why it is so addictive. [330]

Steve Jones, The Serpent’s Promise
The Bible Retold as Science

437 pagina’s
Little, Brown, 2013

Single Helix ~ Steve Jones

Het is voor u maar goed dat ik pas over boeken schrijf als ze helemaal uit zijn. Aan deze bundel met columns over de wetenschap had ik tijdens het lezen al tientallen postjes kunnen wijden. Uit enthousiasme. Zo goed vind ik Jones schrijven.

Deze Steve Jones – er zijn nogal wat auteurs van dezelfde naam – is een bioloog van Welshe afkomst; gespecialiseerd in de genetica van slakken. Nu hebben biologen tijdens hun opleiding op zijn minst al geleerd om goed te kijken. Dat is hier weleens eerder opgemerkt. Maar deze heeft dan ook nog de intelligentie om moeilijke zaken helder uit te leggen, en een benijdenswaardig vanzelfsprekende manier om hard en geestig te formuleren.

Bovendien beperkt hij zich niet tot de biologie. De honderd columns in deze bundel gaan over de meest uiteenlopende onderwerpen. Soms is Jones daarin ieders favoriete leraar, als hij nu eindelijk eens uitlegt wat iedereen allang had willen begrijpen over harde wetenschap. Vaak ook verklaart hij iets uit het dagelijkse leven met ergens pas uitgevonden kennis.

En ik houd gewoon van schrijvers die hun stukken met een openingssalvo durven te beginnen:

When it comes to statistics, there are lies, damned lies, and the tobacco industry. [113]

Kortom, dit is een boek met inhoud en intelligentie, en stijl. Niet alleen was lezen een genot, Jones leerde mij ook regelmatig om voortaan met een net iets andere blik naar de werkelijkheid te kijken.

Een boek als dit heeft wel éen nadeel. Ik ben voor weken verpest. Andere auteurs lijken ineens nogal moeizaam te schrijven, en hoe oppervlakkig is het niet wat ze behandelen daarbij.

Steve Jones, The Single Helix
A Turn Around the World of Science

321 pagina’s
Abacus © 2005

Y ~ Steve Jones

Charles Darwin publiceerde in 1871 The Descent of Men. Dit was het werk waarin hij zijn ideeën over evolutie toespitste op de ontwikkeling van de mens. Geneticus Steve Jones nam de structuur van Darwin’s boek over, maar vulde die in met de biologische kennis van nu.

En daarmee wordt de originele titel dubbelzinnig. Waar Darwin nog schreef over ‘de afstamming van de mensheid’, lijkt Jones het vooral over ‘de neergang van de man’ te hebben.

Bijna elke aanspraak dat mannen het sterke geslacht zouden zijn, wordt door dit boek grondig onderuit gehaald. Wat dit betreft wordt het ineens merkwaardig dat bioloog Maarten ’t Hart zo weinig vakkennis heeft gebruikt in zijn pamflet tegen het feminisme waar ik hier laatst ook iets over schreef.

Steve Jones wijst er terloops op dat de man al snel overbodig zal zijn, nu de techniek er is om zoogdieren te klonen. Voor de menselijke voortplanting hoeft dra geen zaad meer gebruikt te worden. En anders laat de natuur vanzelf de man wel uitsterven over enige miljoenen jaren, vanwege dat zo merkwaardig zwakke Y-chromosoom.

[Why? Zoals die dubbelzinnige titel ook te lezen is…]

Ik heb dit boek veel langzamer gelezen dan ik normaal ben te doen. Dat was om er van te kunnen genieten. Steve Jones heeft een bijzonder vermogen om tamelijk technische informatie helder over te brengen, en daarbij ook nog eens zo amusant te zijn dat wat hij meedeelt beklijft.

Het boek is ook veel rijker dan ik in die paar woorden hier bij machte ben aan te geven. Wie de man goed wil beschrijven, moet daarbij namelijk ook vergelijkingen trekken met andere mannetjesbeesten in de dierenwereld. Of de cultuur behandelen waarin die man zo’n uitverkoren positie inneemt.

Alhoewel, uitverkoren… Het hoofdstuk over het besnijden van jongetjes bijvoorbeeld was lang niet altijd even prettig om te lezen. Hoe grappig het dan ook weer is om te weten dat Theresia van Ávila de voorhuid van Jezus als trouwring droeg.

* extra: er is een website gewijd aan Y

Steve Jones, Y
The Descent of Men

280 pagina’s
Abacus © 2003, oorspronkelijk 2002