Waaitaal ~ Thomas Verbogt

► door: A.IJ. van den Berg

Laatst had ik de betekenis uit te leggen van het eierzoeken in Friesland. Probleem daarbij was dat mijn jeugd zich weliswaar in deze provincie voltrokken heeft, en ik toen zeker weleens met een polsstok het land in ben geweest, om over slootjes te springen. Alleen was dan het zoeken naar kievitseieren nooit het doel. Dat zoeken speelt ook enkel een paar weken aan het einde van de winter, als het soms al bijna naar voorjaar ruikt. Wie op dat moment, tijdens die korte dagen, niets in de weilanden te zoeken heeft, loopt daar dan niet. En ik zat op school.

Kan me overigens al evenmin heugen ooit weleens zo’n kievitsei te hebben gegeten.

Een nog groter probleem was dat ik mijn uitleg in het Engels had te doen, en ik het exacte woord voor kievit niet wist. Dat lijkt me trouwens ook een soort eindpunt in de beheersing van een vreemde taal — om daarin werkelijk alle dingen te kunnen benoemen bij hun exacte naam; zelfs al luidt die heel anders dan in de moedertaal. Want zelfs in de eigen taal is dat soms al behoorlijk moeilijk.

Al heb ik dan wel weer weet van een begrip als boorkopsleutel — waar wellicht nog een ander woord voor bestaat ook:

Het kan een zekere opluchting veroorzaken als je ineens weet hoe iets heet. Van sommige dingen weet ik dat gewoon niet. Bijvoorbeeld het dingetje waarmee je een boor in een boormachine vastdraait. Een paar jaar geleden hoorde ik het iemand zeggen. Nu ik dit noteer merk ik dat ik het woord weer kwijt ben, maar ik had het paraat. Ter vergoelijking moet ik wel zeggen dat de boormachine geen prominente rol in mijn leven speelt. Ik heb er een en als ik hem zie liggen, besef dat het fijn is dat die bestaat, maar we hebben verder weinig contact. […]

[Dingetje]

In Waaitaal zijn korte columns verzameld die Thomas Verbogt schreef over woorden die hem even opvielen — gauw eens komen die uit het nieuws, of uit een toevallig dialoogje dat hij even gehad had die dag. Woorden die gelukkig vaak snel weer verdwijnen, zo luidt de verontschuldiging daarover op de achterflap.

De schrijver zocht daarmee de lelijkheid op, om daar eens aan te snuffelen, zo bedenk me daarover nu; of misschien om zo de kracht van de vijand te kunnen wegen. Want vrijwel al die woorden leken me van het soort dat in teksten normaal beter vermeden kunnen worden. Waar een beetje auteur zich dus het liefst ver van houdt.

Als een taal leeft is dat mooi, en goed — een hoofdredacteur van de Leeuwarder Courant verklaarde het Fries ooit voor dood, omdat er volgens hem geen nieuwe woorden meer waren bijgekomen in een jaar — alleen overleeft gelukkig lang al dat nieuwe niet.

En dan is het misschien makkelijk om daar de botte respons op los te laten van W.F. Hermans, dat aandacht geven aan slechte taal als sneeuwruimen is. Uit zichzelf verdwijnt dat ook wel. Alleen hanteert Verbogt de precies goede toon voor mij, omdat hij zich blijft verwonderen, en die lichte verbazing met humor presenteert.

Daarentegen doen eindejaarslijstjes met zulke waaitaal me niets; en wat zijn verkiezingen over hét woord van het jaar anders? Net als weinig leuk bedoelde taalboekjes mij wat zeggen.

Conclusie daarover plotseling nu: doorgaans als het op boeklog over taal ging, dan was dat om taalgebruik als machtsmiddel; taal als middel om aan het woord te blijven, zonder tegenspraak. Over het imponeergebazel van filosofen ging het dan, over de dunspraak van politici, over de vaagtaal van adviseurs en managers.

Het onderwerp taal mocht alleen daarom al wat vaker luchtig bekeken worden hier. Mag de betekenis van het juiste woord nog zo groot zijn voor mij.

Overigens bleek ‘lapwing’ de Engelse naam voor kievit te zijn. Het bestaan van Google Translate heeft de conversatie in vreemde talen behoorlijk vergemakkelijkt. Al hielp het nog meer om simpelweg een foto te kunnen tonen van het beestje. Anders dan mijn timide imitatie van de kreetjes die de vogel slaakt, waaraan het dier in het Nederlands zijn naam te danken heeft.

En om hoe een kievit wegvliegt van zijn nest, schijnbaar gewond, om het gevaar weg te lokken, bij de eieren vandaan, is het mooi dat iets van dat vluchtgedrag terugkomt in de Engelse naam. Ik was alleen het hele woord nooit eerder tegengekomen.

Thomas Verbogt, Waaitaal
Woorden uit de waan van de dag
160 pagina’s
Nieuw Amsterdam, 2016

[x]opgenomen in het dossier: