Anatomy of Restlessness ~ Bruce Chatwin

Wonderbaarlijk aan het oeuvre van Bruce Chatwin [1940 — 1989] is dat het er in zo’n korte tijd was; en toch zo veel indruk heeft kunnen maken. Hij debuteerde in 1977. Wat dan laat heet te zijn. Chatwin’s vijfde boek kwam uit in 1988. En kort daarop ging hij dood.

11 jaar lijkt niets, helemaal in de wetenschap dat boeklog nu 8½ jaar bestaat. Ik heb niet het idee hier al serieus begonnen te zijn met schrijven — wat vast komt omdat dit leesdagboek eeuwig een bijzaak blijft.

Naast die vijf hoofdboeken van Chatwin zijn er verschillende bijboeken; allemaal postuum gepubliceerd. Samengesteld door anderen bovendien. En bijboeken zullen altijd boeken blijven die hoogstens nut hebben om de hoofdwerken in perspectief te zetten. Op zichzelf zijn ze doorgaans niets. Hoewel ik dat ene fotoboek koester.

De bundel Anatomy of Restlessness bevat wat journalistiek werk, boekbesprekingen, enkele verhalen, en een persoonlijk stuk of wat waarin de schrijver zijn eeuwige reislust probeerde te verklaren.

De oudste tekst daarin dateert uit 1969 — Chatwin was toen journalist. En daaraan werd mij vooral duidelijk dat hij nog een jungle aan woeker had weg te kappen om het minimalisme te bereiken waarin bijvoorbeeld In Patagonia zo uitblinkt.

Maar, misschien werd Chatwin als journalist nog per woord betaald; wat de beknoptheid zelden bevordert.

Aardigste stuk in het boek vond ik de ontmaskering van Curzio Malaparte als een nare poseur, in het artikel over Capri. Bruce Chatwin was enige pose niet vreemd; dus geloof ik hem direct als deze karaktertrek bij een ander doorziet. Bovendien is het voor mij prettig ook eens een medestander te vinden. Iedereen in Nederland is altijd lyrisch over die Malaparte. Terwijl ik diens boeken naar en veel te geforceerd vind.

De uitleg die Chatwin geeft over zijn eigen eeuwige reisdrang — dat het mensen eerder vreemd is om ergens te blijven — zal verder wel. Die klinkt vooral mooi. Ik zou trouwens ook de biografie moeten lezen om te weten of hij zelf in deze theorie geloofde. Bruce Chatwin maakte veel nogal mythisch in dat leven van hem, zo niet domweg een leugen. Zo was hij zijn leven lang getrouwd, met een vrouw moet daar tegenwoordig bij, terwijl hij toch strikt homosexueel schijnt te zijn geweest. Tegenover de motivatie die hij geeft om telkens weg te gaan, kan ik ook wel wat amateurpsychologie plaatsen. Had hij niet ook een gegronde hekel aan de kleinzieligheid in Engeland? Was er niet dat vreemde huwelijk? Maar dat is allemaal de moeite niet waard.

Bij een schrijver tellen altijd alleen de echte boeken. Van bijboeken als deze mag je op zijn best hopen dat die prettig leesbaar zijn. En Anatomy of Restlessness was goed voor een verloren uurtje lezen, dat snel weer vergeten zal zijn.

Bruce Chatwin, Anatomy of Restlessness
Uncollected Writings

224 pages
Penguin Putnam Inc, 1995

In Patagonia ~ Bruce Chatwin

Zes maanden zwierf Bruce Chatwin rond in Patagonië — dat uiteinde van de wereld. Midden jaren 70. En een kleine honderd verhalen leverde dit op. Samengebald in éen boek. Zijn debuut. Zijn onmiddellijke doorbraak.

In Patagonia is ook een wonderbaarlijk rijk mozaïek van een boek. Zo rijk zelfs dat halverwege vanzelf de Bryson-bedenking bij me opkwam.

Bill Bryson heeft namelijk ook verschillende reisboeken geschreven. En hem viel het onderweg zwaar om echt contact te krijgen met de mensen die hij ontmoette. Aanspraak genoeg. Maar dat leidde vooral tot oppervlakkig geleuter. Terwijl Bryson aan de reisboeken van Paul Theroux bijvoorbeeld opviel dat deze onderweg telkens wijze oude mannen ontmoette. En dat die dan echt wat te zeggen hadden.

Speelt bij Bruce Chatwin [1940 — 1989] ook nog mee dat hij een minimalist was. Slechts Galeano heeft doorgaans nog minder woorden nodig dan hij. Vergeleken met hen zijn de meeste schrijvers oeverloze ouwehoeren.

In een hoofdstukje van anderhalve pagina van dit boek kan rustig even een heel leven worden opgetekend. Want de nadruk ligt bij Chatwin op de bewoners; door hun geschiedenissen krijgt het gebied reliëf.

Maar, omdat het leven in Patagonië niet altijd simpel was, zo niet behoorlijk elementair, zijn die levensverhalen vaak verhalen vol strijd. Opvallend is ook dat Chatwin bijna steeds met emigranten praat, of hun kinderen, die van elders kwamen om in het uiterste zuiden van Zuid-Amerika de leegte op te vullen.

En mijn bedenking werd dus: dat iemand onderweg éen twee keer iemand ontmoet die spontaan vertelt over de moeilijkheden van zijn of haar leven kan best. Zelfs ik heb in de trein aanspraak van zulke typstra’s; hoe stuurs ik doorgaans ook kijk. Maar zestig van zulke ontmoetingen in korte tijd? Elke paar dagen éen?

Chatwin wijdde ook pas vanaf hoofdstuk 37 woorden aan hoe hij rondreisde — wat dan vaak per bus is. Soms liftte hij, als dat niet ander kon. Al kan best dat hij slechts aandacht geeft aan een lift als die een verhaal opleverde. En daardoor valt op dat In Patagonia ontbeert wat alle andere reisboeken standaard bieden. Er is geen kaartje van de tocht. Doordat de meeste verplaatsingen genegeerd zijn, ontbreekt alle idee over afstand in het boek.

Terwijl Patagonië mij nu juist een oneindig uitgestrekte uithoek lijkt.

Dat het er altijd enorm waait, is bijvoorbeeld een standaardklacht bij wereldfietsers. Bruce Chatwin noemt dit detail niet eens.

Later is Chatwin’s weergave van gebeurtenissen ook ontkracht door enkele mensen die hij geportretteerd heeft. Misschien is het daarom veiliger om In Patagonia als zijn eerste roman te zien, en niet als een reisboek.

Niet uit te sluiten lijkt me dat In Patagonia een reisboek is zoals Marco Polo schreef; hoogstens voor een deel voortkomend uit eigen ervaring; zwaar leunend op wat anderen hadden meegemaakt, of doorvertelden uit tweede hand. Chatwin is ook niet in zijn eerste leugen gestikt. Toen hij stierf aan AIDS kwam dat als een schok; waar de uitleg eerder dat zijn slechte gezondheid kwam door een zeldzame zwammeninfectie opgelopen in China nu juist wel plausibel was.

Maar wat een rijk en gecomprimeerd boek ondertussen. Toch. Ondanks alle bedenkingen.

De aanmerkingen ontstonden ook pas op het moment van dit schrijven.

[ is vervolgd ]

Bruce Chatwin, In Patagonia
288 pagina’s
Vintage 1998, oorspronkelijk 1977

On the Black Hill ~ Bruce Chatwin

Is het mogelijk een boerenroman te schrijven met een blijvende relevantie? Die kwestie werd in Friesland ineens weer actueel — en daar weet menigeen zeker van niet.

Ik meen nog altijd dat alle romans allereerst streekromans zijn. En ook dat het hele leven net zo goed te beschrijven is van een boerenerf als door dat te situeren in een hoofdstedelijk café gefrequenteerd door kunstenaars en intellectuelen. Genre noch locatie zegt automatisch iets over de kwaliteit van een roman; of de daarin verkende ideeën.

On the Black Hill speelt zich af in het rurale Wales, en is daarmee Bruce Chatwin’s boerenroman. Van alle Chatwins beviel deze mij altijd het minst. En dat was niet door de locatie, of doordat de auteur poogde ruim tachtig jaar vast te leggen uit het leven van een tweeling die amper van hun erf afkwamen. Er klopte simpelweg iets niet aan de maat van het boek.

En herlezing bevestigde dat allereerste oordeel. De kwaliteitsverschillen tussen de hoofdstukken vond ik nogal groot. Het boek is te onevenwichtig.

Er staan werkelijk briljante passages in de roman. Als Chatwin met zeer minimale middelen een drama oproept, en binnen enkele pagina’s ook alweer afrondt.

Zo wordt tijdens de Grote Oorlog de ene tweelingbroer vrijgesteld van militaire dienst — omdat hun vader dit zo geregeld had – terwijl de andere wel het leger in moet. Tegen diens wil. Wat al binnen een maand gruwelijke problemen oplevert.

Chatwin’s kon in zijn eeuwige minimalisme op zulke momenten een groot verhaal vertellen, terwijl hij toch weinig meer deed dan suggereren.

Maar het boek telt nogal wat momenten dat er geen uitzonderlijk drama uit te spelen was, en er niemand stierf of leed. Dan moest het verhaal telkens reeksen aan jaren overbruggen. En dan wordt On the Black Hill gewoon vervelend. De tweeling is hun hele leven gevolgd. En ze worden nogal oud. Toch bleven het vreemden voor me. Doordat de schrijver ze maar een beperkt aantal handelingen laat verrichten. De personages ontwikkelen zich niet.

Van Chatwin leerde ik ondertussen niet eens wat de boerderij van de tweeling voor een bedrijf was. Behalve dan dat het winstgevend was, en dat hij vertelde hoe de tweeling als jongetjes meehielpen wanneer de ooien lammeren moesten.

En dat is nu net een cliché. Over Wales. Waar de mannen mannen zijn, en de schapen schichtig.

Het boek gaf me kortom wat weinig om me te boeien – op een pakkend passage hier en daar na. Waardoor ik van de weeromstuit ging interpreteren, en Chatwin’s biografie naast de tekst legde. Was On the Black Hill een meditatie over verstilling; een verkenning van hoe heel het leven zich elders afspeelt als jij het verdomt van je plaats af te komen? Terwijl die ontwikkelingen elders toch altijd invloed krijgen op jouw leven?

Wat wilde hij met dit boek? Ons allen tot die tweeling maken, die eens hun ouders dood waren, op dezelfde wijze bleven verder leven?

Maar wellicht zoek ik het al te ver. Chatwin groeide op nabij de streek die hij beschreef in de roman. In de tekst schijnt nogal wat aan lokale roddel en geschiedenis verwerkt te zijn. Daarmee zal hij misschien gedacht hebben al een heel aardig boek te hebben gehad.

Bruce Chatwin, On the Black Hill
262 pagina’s
Vintage Classics, oorspronkelijk 1982

Songlines ~ Bruce Chatwin

Hij zal haast hebben gekregen vanwege zijn ziekten. Bruce Chatwin [1940 — 1989]. Misschien voelde hij zijn einde naderen. Er waren nu eenmaal al vrij duidelijke waarschuwingen geweest. En altijd moest dat boek nog worden geschreven waarmee hij had willen debuteren:

Hét verhaal over de mens als nomade. Die eeuwige wandelaar. Begin jaren zeventig had dat er al zullen zijn.

Maar in The Songlines luke het al evenmin om de theorieën die hij zo zeer als waarheid voelde ongemerkt in het lopende verhaal te mengen. Terwijl Chatwin nu juist met die reden een tijd in Australië doorbracht, om daar met leden van de oorspronkelijke en zo nomadische bevolking te praten; de mensen met de oudste herinneringen op aarde.

Halverwege het boek, in hoofdstuk 30 van de 39, begon Chatwin de hoofdstukken ineens af te sluiten met bladzijden vol aantekeningen. Decennia aan losse citaten van anderen staan er dan in het boek, uit zijn moleskines, afgewisseld met eigen waarnemingen, en zo af en toe een provocerende tussenconclusie.

Ik zie dit dus als een paniekoplossing van een auteur in tijdsnood. Anderen noemen het boek door deze kunstgreep postmodernistisch, of zelfs een postmodernistisch meesterwerk.

Maar het enige wat telt, is de vraag of deze aanpak werkt. En wat mij betreft is het antwoord dan ja. Al maken die losse aantekeningen het boek nog gecomprimeerder dan het al was. Er wordt soms ineens wel heel veel aan nieuwe informatie gegeven steeds. Waartussen de lezer dan nog zelf de verbanden mag aanbrengen.

Terwijl Chatwin in de lopende tekst toch al minimalistisch is.

En de aanpak werkt voor mij omdat Chatwin’s theorieën niet vreemder zijn dan gebruikelijk, als het gaat om de oorsprong van de mensheid. Bruce Chatwin wist zeker dat de eerste hominiden nomaden waren — niet gebonden aan éen plek — en hij zag zelfs de uitvinding van taal als het logische uitvloeisel van een zingend eeuwig in beweging zijn.

Zongen de oer-Australiërs zich niet door hun landschap? Trokken zij niet langs zichtlijnen die allemaal een eigen ritme hadden?

En zo bezien riep hij bij me de vraag op wat het dan uitmaakt dat bijvoorbeeld de resten van zo veel Neanderthalers in grotten worden gevonden; dat ze een vaste verblijfplaats leken te hebben — wat niet gebeurde toen ik over hun uitsterven las.

Chatwin wordt tegenwoordig een romanticus genoemd. Die in boeken als The Songlines hele volken als wijzer en grootser presenteerde dan ze in werkelijkheid zijn.

Waarover ik dan denk: ieder boek is een spiegel, die allereerst weerkaatst wat daarin kijkt.

De schrijver bewoog zich door een land dat door anderen weleens ‘casual racistisch’ is genoemd; omdat witte Australiërs zich zo makkelijk laatdunkend uitlaten over de oorspronkelijke inwoners van het continent, of over gekleurde immigranten.

Ik zag weinig gekleurds in de weergave van dergelijke confrontaties in het boek. Die staan er eerder droog en zakelijk.

Voor The Songlines in zijn geheel geldt dan wel: voor mij biedt de vooral tweede helft met al die fragmenten reden om nog eens naar dit boek terug te keren. De aantekeningen daar bevatten te veel dat even iets aan mijn eigen denken raakte. Zoals Chatwin’s theorette dat wellicht een archetypische verhaallijn onder een idee dit voor velen dan logisch maakt.

scheiding

I once made the experiment of slotting the career of a modern hero, Che Guevara, on to the structure of the Beowulf epic. The result was, with a bit of tinkering here and there, that both heroes are seen to perform the same set of exploits in the same sequence: the leavetaking; the voyage across the sea; the defeat of the Monster (Grendel-Batista); the defeat of the Monster’s mother (‘The water-hag, the Bay of Pigs). Both heroes receive their reward: a wife, fame, treasure (in Guevara’s case a Cuban wife and the Directorship of the National Bank of Cuba), and so forth. Both end up dying in a distant country: Beowul killed by the Scaly Worm, Guevara by the dictator of Bolivia.

As a man, Guevara, for all his charm, strikes me as a ruthless and unpleasant personality. As a Hero, he never put a foot wrong — and the world chose to see him as a Hero.

[ wordt vervolgd ]

Bruce Chatwin, The Songlines
304 pages
Vintage Classics, New edition 1998, oorspronkelijk 1987

Under the Sun ~ Bruce Chatwin

Een constante in dit brievenboek wordt op een gegeven moment dat Bruce Chatwin zo veel telefoneerde. Steeds moest hij achteraf belkosten bijbetalen als hij een tijdje ergens verbleven had.

Dat lijkt me dus al een duidelijke relativering van hoe veel Under the Sun waard is. De lezer krijgt wel iets uit dat leven van Bruce Chatwin. Maar alle informatie uit die telefoongesprekken is bijvoorbeeld voor altijd verdwenen. Evenmin wordt duidelijk met wie hij belde.

Bovendien werd deze verzameling mede samengesteld door de weduwe Chatwin — met wie Bruce Chatwin al in de jaren zeventig gebroken zou hebben, ware zij niet katholiek geweest en daarmee principieel tegen een scheiding.

Schrijversweduwen overdrijven zelden eens niet in de bescherming van wijlen hun man’s reputatie.

Waarom dan toch dit brievenboek gelezen? Ik hoopte op wat ontvangstgeschiedenis, over die vijf hoofdboeken van Chatwin. Desnoods wat fait divers over deze uitgaven. En ook was een vraag wanneer het einde zich aankondigde.

Er is inmiddels een biografie over Chatwin — van Nicholas Shakespeare, die andere samensteller van dit brievenboek — en die was ik nu net niet van plan te lezen. Mijn bezwaren tegen het genre blijven te groot. Liever lees ik een auteur in eigen woorden om mijn beeld aan te vullen — zelfs als die woorden nooit voor publicatie waren bedoeld.

Dus nam ik op de koop toe weinig te weten te komen over dat huwelijk — werd dat daadwerkelijk nooit geconsumeerd, zoals de roddel wil?

Een teleurstelling was wel dat ook de homosexualiteit, en daarmee de mannenvriendschappen, buiten de verzameling lijkt te zijn gehouden. Dat Chatwin ineens HIV-positief was, en daarna AIDS kreeg, is in 1986 een onverwacht gegeven. In de brieven die hij toen vanuit het ziekenhuis verstuurde, staat de ooit zo wijdverbreide leugen dat hij in China een onbekende schimmel aan het beenmerg heeft opgelopen.

Later, in 1988, uit Chatwin zich in een ingezonden brief aan de London Review of Books over de onzin die in de media telkens over AIDS geschreven wordt. Dat zal toen wellicht een onverwachte ‘coming out’ zijn geweest.

De brievenverzameling is het meest informatief over het debuut In Patagonia. Al is over The Songlines te zeggen dat Chatwin oorspronkelijk met een boek over nomaden zou debuteren, in 1971 al, en die titel door de lange draagtijd ruim anderhalf decennium lang weleens in de correspondentie terugkeert.

Zo geeft hij alleen over In Patagonia in een brief puntsgewijs aan wat zijn bedoelingen waren geweest met de uitgave:

  • Het boek biedt zowel het verslag van een echte reis als een symbolische;
  • die zuidpunt van Zuid-Amerika was het laatste punt dat de mensheid lopend bereikte;
  • mensen hadden allerlei redenen om naar die uithoek te trekken; hij wilde er zo veel als kon benoemen;
  • bovendien kreeg Patagonië ook de culturele betekenis het uiteinde te zijn van de wereld — en daar werd ook ruim aandacht aan gegeven.

Al geldt ook: wat over de andere boeken geschreven wordt, is zelden te begrijpen zonder daar de inhoud van te kennen. Ik heb deze boeken te lang geleden gelezen om ze nog in detail paraat te hebben.

De brievenverzameling werd nog onverwacht pijnlijk in het laatste hoofdstuk. Toen Chatwin door zijn ziekten en de behandelingen ietwat gek was geworden, en door zijn plotselinge rijkdom zich ook ineens van alles kan veroorloven. De grootheidswaanzin roert zich dan.

Tot de vele raadsels die blijven, hoort bijvoorbeeld de vraag waarom Chatwin zich uiteindelijk tot de Grieks-orthodoxe kerk bekeerde — wat zijn vrienden nog met een volkomen onbegrijpelijke uitvaartdienst opzadelde na zijn overlijden. Men kende de rituelen niet.

Tegelijk was Chatwin toen al geen onderwerp van gesprek meer, omdat net die dag de Fatwa tegen Salman Rushdie werd uitgesproken; en iedereen het voortaan daar over had.

Under the Sun
The Letters of Bruce Chatwin

Selected and edited by Elizabeth Chatwin
and Nicholas Shakespeare
554 pagina’s
Jonathan Cape, 2010

Utz ~ Bruce Chatwin

Misschien had ik niet ook al autobiografisch werk van Bruce Chatwin moeten lezen. En gewoon eerst de vijf hoofdwerken op volgorde zullen doornemen. Ik weet nu van alles over de schrijver. En dat kleurt dan weer mijn ideeën over zijn autonome werk.

Utz werd het laatste boek dat hij schreef. Het is een korte roman over een verzamelaar van Meissen porselein; die een unieke en zeer waardevolle collectie opbouwde.

Deze man, genaamd Kaspar Utz, is van lage adel uit Bohemen. En Bohemen hoort als het boek speelt tot het communistische Tsjecho-Slowakije, waar ze dus niet aan adel doen. De hele verzameling van duizenden stukken moet hij daarom op zijn kleine tweekamer-appartement bewaren.

Daarbij is het een klein wonder dat hij zijn porselein nog hebben mag. De Staat had dat spul ook kunnen onteigenen. Alleen valt het porselein in een door de bureaucratie onbeschreven gebied; wat ambtenaren zelden tot zelfstandig handelen aanzet. Schilderijen waren Utz zeker afgepakt, maar aardewerk kan nu net ook gebruikt worden als huisraad.

Wonderlijk genoeg levert het bezit van de kostbare Meissen-collectie Utz nog bewegingsvrijheid op ook. Hij mag als éen der weinigen elk jaar even het benauwende Tsjecho-Slowakije uit. Omdat de autoriteiten er zeker van zijn dat hij terug zal keren — om de verzameling. Die gijzelt hem.

Dit verhaal wordt langzaam geconstrueerd door een bezoeker uit het vrije westen, in wie Bruce Chatwin kan worden vermoed. Die had ook verstand van kunst; hij werkte zich ooit op tot directeurtje bij Sotheby’s.

En ik ben nu, met de kennis over zijn leven, geneigd deze roman te zien als een denkexercitie over de waarde van eigendommen. Want Chatwin had in principe niets meer met bezit. Die wilde liefst zo vrij mogelijk zijn om te kunnen reizen. Zijn werk in de kunsthandel had hem bovendien enige blijvende allergieën opgeleverd.

Niet weinigen zien deze roman als het meesterwerk van Chatwin — want er komt eindelijk eens liefde in een boek van hem voor. Waar ik denk: zien jullie dan niet tot welke gigantische offers Utz bereid is om die onnozele beeldjes en schoteltjes van hem maar in bezit te houden?

Hij bleef daardoor onder het Communistische juk leven. En hij trouwde er zelfs zijn huishoudster voor, omdat hij anders niet in dat tweekamer-appartement had mogen blijven wonen.

Toch, de roman heeft een onverwacht slot. Met een raadsel ook, wat het einde prettig open maakt.

En in die zin ga ik dus wel met die menigte mee. Utz is schrijftechnisch zeker het beste boek van Bruce Chatwin. Hij greep daarin voor de verandering eens niet boven zijn macht.

Bruce Chatwin, Utz
127 pagina’s
Vintage, oorspronkelijk 1988

Viceroy of Ouidah ~ Bruce Chatwin

Andermans meningen over een boek interesseren me lang niet altijd. Al helemaal niet als ik dat boek gelezen heb, en er een stevige eigen opinie over vormde.

Maar na The Viceroy of Ouidah was ik voor de verandering wel benieuwd hoe anderen deze historische roman hebben gezien. Het boek biedt namelijk plaatselijk opvallend schrijfvuurwerk; genoeg wellicht om het geheel daardoor als geniaal te zien. Tegelijkertijd vond ik dat Bruce Chatwin zich wat makkelijk van het boek heeft afgemaakt. Werkelijk niets werd uitgewerkt in de roman.

Tegelijk maakte die beknoptheid, tezamen met de exotische locaties, en elementen als het terloopse maar o zo gruwelijke geweld, dat The Viceroy of Ouidah leest als een soort sprookje. Een oertekst. Alleen dan wel voor grote mensen.

En inderdaad bestrijken de oordelen die ik van anderen las het hele mogelijke spectrum, van ‘meesterwerk’ tot ‘een rococo-schepping van suikerspin’.

Ouidah is tegenwoordig een havenstad in Benin. Ooit was het een belangrijk exportcentrum voor slaven. Benin en Togo waren toen nog geen landen, maar heetten slechts ‘de Slavenkust’.

In de kern vertelt de roman tamelijk losstaande scènes uit het leven van de Braziliaanse avonturier Francisco Manuel da Silva. Deze trok begin negentiende eeuw naar Ouidah/Wydah; om daar de slavenuitvoer naar zijn geboorteland weer op gang te brengen.

Hiertoe moest hij onder meer de medewerking krijgen van de belangrijkste lokale stam.

En wat de roman zo matig maakt, voor mij, is dat bijvoorbeeld dan wel beschreven staat hoe Da Silva een bloedbroeder van de negerkoning daar wordt, maar die connectie er wat merkwaardig ineens is.

Chatwin suggereerde namelijk vooral van alles. Zoals dat de avonturier voor zijn status profijt had van zijn witte huid — omdat de duivel in het plaatselijke geloof ook wit zou zijn.

Goed, er is avontuur in het boek. En Da Silva verwekte tientallen nakomelingen bij reeksen vrouwen, dus dat element heeft de roman ook. Verder werden slaven niet zachtzinnig geworven — de uitgave bevat impliciet nogal wat gruwelijkheden.

Mij dwong het boek tot langzaam lezen, door de geconcentreerde tekst. Maar ook doordat Chatwin vrij bepalende informatie nogal terloops placht te geven.

En ik kan bewonderen hoe veel de auteur de lezer telkens laat vermoeden door slechts enkele details van iets te geven voor het lopende verhaal. Alleen ontbrak er dus ook wel wat. De saaie stukken in het verhaal lijken te zijn overgeslagen — alleen wordt een climax nu net nooit een bijzonder hoogtepunt als de aanloop geen betekenis heeft.

En wat de beschrijvingen aan taaloverdaad bieden, stond me te vaak te los van de verhaallijn.

Chatwin was verder erg hartvochtig in dit boek. En daar stond niets tegenover aan empathie, laat staan liefde.

Bruce Chatwin, The Viceroy of Ouidah
101 pagina’s
Vintage, oorspronkelijk 1980

What Am I Doing Here ~ Bruce Chatwin

Vijf boeken schreef Bruce Chatwin. Dat dacht ik tenminste. Alleen zou het me inmiddels niet meer verbazen als dat er uiteindelijk wat minder blijken te zijn.

What Am I Doing Here tel ik niet mee bij de hoofdboeken. Zelfs al verscheen deze verzamelbundel nog net tijdens Chatwin’s leven. De inhoud dateert namelijk uit verschillende decennia, verscheen al gauw eens eerder elders, en is oorspronkelijk nooit geschreven om deel te worden van een groter geheel.

Wel moest deze uitgave nog even meehelpen om de mythe Bruce Chatwin te vestigen. Veel van de opgenomen stukken gaan over reizen. En in die reportages staat er meestal ook wel weer een verwijzing naar een verblijf elders; op een andere exotische locatie. Zodat het leek alsof hij alleen maar onderweg was.

De bundel bevat overigens enkele heel aardige stukken. Zo was het Werner Herzog ooit die Chatwin’s romandebuut The Viceroy of Ouidah verfilmde, onder de titel Cobra Verde. En Chatwin ging daarom toch even kijken op de exotische set.

Van zijn andere hoofdboeken krijgt verder alleen The Songlines apart aandacht. Waarbij Bruce Chatwin bevestigde wat ik al zag, en verder elke ervaren lezer meteen zal zien. Dat boek werd te kort voor wat nog hij allemaal te zeggen had. Bovendien leek hij dood te gaan aan AIDS — al noemt hij dat hier nog steeds die zeldzame Chinese schimmel van het beenmerg.

Dus paste hij de noodgreep toe om relevante aantekeningen los aan de laatste hoofdstukken toe te voegen.

The last third of the manuscript was a commonplace book of quotations and vignettes intended to back up the main line of argument. I put this into shape on sweltering summer days, wrapped in shawls, shivering with cold in front of the kitchen stove. It was a race for time.

[Kevin Volans]

En een passage als deze is dus meteen een grote relativering van alle contemporaine kritiek — van alle boeken.

Waarschijnlijk zal geen enkele criticus van Chatwin’s AIDS hebben geweten; of dat diens levenseinde dichterbij was dan hem lief was. Dus ging menigeen interpreteren waarom de tweede helft van The Songlines zo in aanpak afwijkt van de eerste. Waar een lezer die Bruce Chatwin’s levensgeschiedenis kent inmiddels meteen ziet dat het boek is afgeraffeld.

Maar goed, ik merkte al op dat het schrijven van een perfecte recensie misschien wel decennia aan tijd kost na de eerste publicatie van een boek.

Verder staan ook in What Am I Doing Here losse essays over nomaden waarvan de inhoud goed in The Songlines hadden gepast — ware het niet dat Chatwin daarin wat hoogdravender is dan in dat hoofdboek.

Bruce Chatwin werkte jaren voor een veilinghuis. Sotheby’s. En zijn vroege artikelen, over welke onderwerpen ook, zijn nog weleens te gekunsteld van toon. Alsof hij toen nog niet was afgeleerd dat veilinghuizen nooit prullaria verkopen; maar elk kavel hoog geschreven worden moest.

In What Am I Doing Here las ik de portretten van intimi met het meeste plezier. Het minst zeiden me de enkele korte verhalen, en dus Chatwin’s puur journalistieke werk uit begin jaren zeventig. Wel was het boek merkwaardig vlug uit.

Bruce Chatwin, What Am I Doing Here
384 pagina’s
Viking Adult 1989, oorspronkelijk 1988