Mencken Chrestomathy ~ H.L. Mencken

► door: A.IJ. van den Berg

Ik lees weleens een boek, en toch heb ik zelden een concreet antwoord klaar als iemand me vraagt waar of ik op het moment in bezig ben. Het handigst is het om in zo’n geval dan maar het boek in mijn tas of jaszak te tonen, en er twee drie woorden over te zeggen. Dat verstoort de conversatie het minst. Terwijl ik daarmee toch lieg, vanwege het grote maar wat diffuse aantal boeken dat mijn aandacht permanent bezighoudt.

Neem nu deze rijke bloemlezing uit het oeuvre van H.L. Mencken [1880 – 1956], die door hemzelf werd samengesteld. Ruw geschat heeft dit boek twee jaar op mijn bureau gelegen, en las ik er slechts af en toe in. Telkens ook nooit zo lang. Hoogstens met éen pagina per keer, of desnoods twee. De meeste opgenomen stukken zijn ook van die lengte.

Toch ben ik er al die tijd mee bezig geweest. Al was het maar om te vast te stellen waarin Mencken inmiddels hopeloos verouderd is, en waarin hij nog wel degelijk zeggingskracht heeft. Waar H.L. Mencken in 1949 tevreden over was, is niet noodzakelijk het meest houdbaar gebleven voor een lezer van nu.

Dit dan weer afgezien van dat hij vaak erg goede zinnen schreef. Ook als Mencken daarmee opinies verwoordde die niet meer actueel zijn, of nu onmogelijk nog geaccepteerd zouden worden. Op mijn andere weblog staat een bescheiden reeks Mencken-citaten, die makkelijk al vijf keer zo lang had kunnen zijn.

H.L. Mencken begon zijn werkzame leven als journalist, ging niet naar de universiteit, en had ook weinig goede woorden over voor wat onderwijsinstellingen doen met iemands kwaliteiten. Hij richtte onder meer een toonaangevend literair blad op: The American Mercury, en onderzocht de Amerikaanse taal op wetenschappelijke wijze. Mencken was elitair, sarcastisch, en een openlijk bewonderaar van de Duitse cultuur en zeden — tot Hitler aan de macht kwam. Tegelijk zag hij heel lang niets in Amerika’s deelname aan de Tweede Wereldoorlog.

In biografieën werd hem later van alles aangewreven. Van racisme tot anti-semitisme. Terwijl Mencken zich toch in zijn krantenstukken openlijk uitsprak tegen de schijnheiligheid bij autoriteiten die het lynchen van zwarten oogluikend toestonden, en hij de georkestreerde isolatie van Joden in Duitsland al vroeg in de jaren dertig verfoeide, ruim voor andere dagbladen die posities innamen.

Als Mencken in deze bloemlezing stelling neemt, is dat vooral tegen de domheden van de tijd waarin hij leefde. Soms toonde hij zich daarbij opvallend misogyn; er komt geen goed wordt over het huwelijk bij hem voor, en daarmee de fnuikende invloed van vrouwen op mannen.

Men have a much better time of it than women. For one thing, they marry later. For another thing, they die earlier. [620]

En het is door dat soort onwrikbare standpunten dat Mencken in het eerste gedeelte van dit boek knorrig ouderwets overkomt.

Beter wordt hij voor een hedendaagse lezer te verteren als het gaat om kwalen die wel tijdloos zijn. Zoals alle georganiseerde religie:

Theology – An effort to explain the unknowable by putting it into terms of the not worth knowing. [624]

Of politiek:

‘In politics,’ he said, ‘man must learn to rise above principle.’ Then he drove it in with another: ‘When the water reaches the upper deck,’ he said, ‘follow the rats.’ [152]

Of dat eeuwige gedram op het belang van de geschiedenis:

It is the misfortune of humanity that its history is chiefly written by third-rate men. The first-rate man seldom has any impulse to record and philosophize; his impulse is to act; life, to him, is an adventure, not a syllogism or an autopsy. Thus the writing of history is left mainly to professors, moralists, theorists, dunderheads. [201]

Van de proeven die hij opnam uit zijn puur journalistieke werk, zijn de in memoriams van tijdgenoten interessant, of Mencken’s ideeën bij de afschaffing van de drooglegging. Al was het bij alle ontwikkelingen van het moment ook aardig om te lezen wat hij in de jaren dertig over de toenmalige crisis schreef.

There is not the slightest reason for believing that capitalism is in collapse, or that anything proposed by the current wizards would be any better. The most that may be said is that the capitalistic system is undergoing changes, some of them painful. But those changes will probably strengthen it as often as they weaken it. [294]

Maar uiteindelijk zijn Mencken’s opinie over cultuur, en literatuur, misschien wel het meest houdbaar gebleken.

Zo voorspelde hij in 1925 al volkomen correct wat de meeste kunstkritieken tot ver in deze eeuw onleesbaar zou maken:

Consider, now, the position of a critic condemned to stretch this experience into material for a column article or for a whole chapter in a book. Obviously, he soon finds it insufficient for this purpose. What, then, is he to do? Tell the truth, and then shut up? This, alas, is not the way of critics. When their objective facts run out they always turn to subjective facts, of which the supply is unlimited. Thus the art critic begins to roll his eyes inward. He begin to poetize and philosophize his experience. He indulges himself in dark hints and innuendoes. Putting words together aimlessly, he presently hit upon a combination that tickles him. He has invented a new cliché. He is a made man. [556]

En bovendien toonde hij zich niet bepaald een liefhebber van wat in zijn tijd voor poëzie doorging. Dit sentiment mij niet geheel vreemd is. Dus las ik met grote instemming zinnen als:

The old-time poet did not bother with theories. When the urge to write was upon him, he simply got himself into a lather, tied a towel around his head, and then tried to reduce his feelings to paper. If he had any skill the result was poetry; if he lacked skill it was nonsense. But even his worst failure still had something natural and excusable about it – it was the failure of a man admittedly somewhat feverish, with purple paint on his nose and wine-leaves in his hair. The failure of the new poet is the far more grotesque failure of a scientist who turns out to be a quack — of a mathematician who divides 20 by 4 and gets 6, of a cook who tries to make an omelette of china doorknobs. [459]

Het is bij passages als deze ook dat ik zie hoe schatplichtig Gerrit Komrij aan Mencken is; wat deze trouwens erkend heeft.

Enfin, A Mencken Chrestomathy is op mijn bureau inmiddels ingewisseld voor een andere verzameling uit diens werk. Dit boek wordt daarmee een naslagwerk, onder handbereik. Omdat weinig me zo opkikkert als een onverdunde dosis H.L. Mencken.

H.L. Mencken, A Mencken Chrestomathy
Edited and Annotated By The Author

629 pagina’s
Vintage Books 1982, oorspronkelijk 1949

[x]