dit is het dossier:

Gerrit Komrij

  1. 21ste eeuw in 185 gedichten  Gerrit Komrij06/2011
  2. Belang van Ernst  Tom Bouden01/2005
  3. Boze oog  Gerrit Komrij06/2008
  4. Buitenkant  Gerrit Komrij04/2005
  5. Buitenkant | ii  Gerrit Komrij09/2012
  6. Daar is het gat van de deur  Gerrit Komrij04/2006
  7. Demonen  Gerrit Komrij03/2005
  8. Dit helse moeras  Gerrit Komrij03/2011
  9. Dit is voor mij geschreven  Korrie Korevaart en Peter Zonneveld red.04/2005
  10. Dunne Komrij  Gerrit Komrij06/2006
  11. Ecce Homo  Friedrich Nietzsche04/2010
  12. Eendagsvliegen  Gerrit Komrij09/2005
  13. Erg!  Gerrit Komrij01/2005
  14. Erg!  Patrick Demompere07/2014
  15. Fabeldier dat Komrij heet  Onno Blom01/2005
  16. Gelukkige schizo  Gerrit Komrij05/2008
  17. Gouden woorden  Gerrit Komrij03/2005
  18. Halfgod verzamelaar  Gerrit Komrij06/2014
  19. Heremijntijd  Gerrit Komrij01/2011
  20. Horen, zien en zwijgen  Gerrit Komrij08/2005
  21. Humeuren en temperamenten  Gerrit Komrij02/2012
  22. IJsberen en zitvlees  Cor Vos07/2007
  23. Ik herhaal je  Ingrid Jonker06/2011
  24. In liefde bloeyende  Gerrit Komrij03/2005
  25. Kakafonie  Gerrit Komrij04/2006
  26. Kijken is bekeken worden  Gerrit Komrij05/2005
  27. Komrij’s canon  Gerrit Komrij05/2009
  28. Kunstwonderen  Gerrit Komrij10/2011
  29. Lang leve de dood  Gerrit Komrij08/2006
  30. Lood en hagel  Gerrit Komrij11/2012
  31. Loopjongen  Gerrit Komrij09/2016
  32. Meer gouden woorden  Gerrit Komrij07/2006
  33. Met het bloed dat drukinkt heet  Gerrit Komrij11/2008
  34. Mijn leven als genie  Salvador Dali11/2010
  35. Morgen heten we allemaal Ali  Gerrit Komrij03/2010
  36. Nederlandse kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten  Gerrit Komrij12/2012
  37. Nederlandse poëzie  Gerrit Komrij06/2005
  38. Niet te geloven  Gerrit Komrij08/2009
  39. Nu ben ik boos, ik omhels je  Hafid Bouazza & Gerrit Komrij08/2013
  40. Onherstelbaar verbeterd  Gerrit Komrij12/2008
  41. Over de noodzaak van tuinieren  Gerrit Komrij08/2017
  42. Paleizen van het geheugen  Gerrit Komrij & Willem van Malsen05/2005
  43. Papieren tijgers  Gerrit Komrij04/2009
  44. Perplexicon  Tysger Boelens & Gerrit Komrij (red.)05/2007
  45. Poëzie is geluk  Gerrit Komrij03/2010
  46. Scherp van de snede  Pierre Vinken & Hans van den Bergh [sam.]12/2012
  47. Tussen hemel en aarde  Gerrit Komrij09/2013
  48. Twee Punt Nul  Gerrit Komrij12/2016
  49. Verwoest Arcadië  Gerrit Komrij08/2016
  50. Vreemd Pakhuis  Gerrit Komrij02/2005

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

21ste eeuw in 185 gedichten ~ Gerrit Komrij

Bloemlezingen uit het werk van éen auteur wil ik nog wel lezen. Maar met verzamelingen waarin iemand voor mij bepaald wat de beste essays, reportages, verhalen, of gedichten zijn in een taal, of uit een tijd, wordt het al moeilijk. Zulke boeken hebben hun werk inmiddels gedaan, hun nut gehad. Die bieden me inmiddels te weinig.

Of het moet zijn dat ik de bloemlezer bovenmatig vertrouw.

Omgekeerd gaat trouwens hetzelfde op. Als Joost Zwagerman een verzameling met beste essays uit het Nederlandse samenstelt, hoef ik dat boek niet te lezen, zonder het te zien, omdat mij al bewezen is dat Zwagerman niet zelfstandig denken kan.

Op het oordeel van Gerrit Komrij over poëzie durf ik dan juist wel blind te varen. Omdat zijn eerdere bloemlezingen me veel geboden hebben, wat uitzonderlijk is, en omdat hij een prettige hekel heeft aan orakelende dichters die heel veel woorden gebruiken om niets te zeggen.

Een probleem bij Komrij blijft slechts dat hij weleens gedichten opneemt in de anthologieën die werkelijk de enige opmerkelijke regels zijn die iemand ooit schreef. Als hij nieuwsgierig maakt naar meer, is dit niet altijd terecht.

In De 21ste eeuw in 185 gedichten werd werk opgenomen van dichters die hoogstens 35 jaar mochten zijn; 1976 is het vroegste geboortejaar. Dit betekent dat Komrij meestal uit maar éen bundel, en soms uit twee bundels gedichten van zo’n auteur kiezen kon. En bij debutanten is het altijd maar de vraag hoe die zich vervolgens ontwikkelen.

Van 48 dichters werd werk opgenomen; en eerlijk gezegd heb ik geen idee of dat veel is. Hoeveel bundels met poëzie verschijnen er per jaar, hoeveel mensen debuteren? En hoeveel gebundelde verzen heeft Komrij gelezen?

Dankbaar ben ik in elk geval voor het selectiewerk, dankbaar op nieuwe namen te zijn gewezen, zonder zelf eerst duizenden teksten te hoeven lezen. Maar een idee over wat de poëzie van het moment is, kreeg ik niet uit dit boek. Of hoogstens dat dichters ineens nogal vaak het majesteitelijk meervoud als persoonsvorm inzetten.

Komrij nam maximaal zeven verzen op van Jan-Willem Anker, Lernert Engelberts, Krijn Peter Hesselink, Maarten Inghels , Marije Langelaar, Ester Naomi Perquin, en Erik Solvanger. Ik was bij eerste lezing meer onder de indruk van de lichtheid en spot bij Quirien van Haelen.

scheiding

Naturalisme

Ik heb een criminele achternicht,
Een oom die dealt,
Een buur met losse handjes,
Mijn neef kapt zeldzaam hout uit regenwouden,
Mijn klasgenoten kweken hennepplantjes,
En ik werd gisteravond aangehouden,
voor stiekem fietsen zonder achterlicht.

scheiding
Gerrit Komrij, De 21ste eeuw in 185 gedichten
224 pagina’s
De Bezige Bij, 2010

Belang van Ernst ~ Tom Bouden

0

Dit boek vertelt het klassieke blijspel van Oscar Wilde na in stripvorm, met de vertaling van Gerrit Komrij als tekst. Het verhaal is wel verplaats naar deze tijd, en de twee liefdesparen uit het stuk bestaan ditmaal alleen uit mannen. Net als de tekenaar zich verder nog een aantal vrijheden permitteert om het verhaal wat homosueler te maken.

Dat maakt niet uit. Wilde’s teksten zijn op zich sterk genoeg om zo’n interpretatie te overleven. Blijft alleen de vraag over of de farce ook werkt in de vorm van een strip.

Bij mij lukt dit niet. Dat ligt deels aan de tekenstijl van Bouden, die de klassieke klare lijn hanteert [denk aan Kuifje]. Dit geeft de personages weinig expressiemogelijkheden, hun ogen zijn meestal twee stipjes. Verder kent deze uitgave alleen pure zwart-wit tekeningen met slechts een grijze steunkleur. Dat maakt het visueel allemaal ook niet zo bijzonder.

Maar ik denk ook dat The Importance of Being Earnest voor mij alleen als toneelstuk te verteren is. Acteurs moeten mij met hun expressiviteit door het verhaal slepen. Anders blijft het weinig meer dan een gezocht spel van vergissingen en omdraaiingen.

zie ook alles van Gerrit Komrij op boeklog

Oscar Wilde/Tom Bouden: Het Belang van Ernst
80 pagina’s
uitgeverij Atlas, 2004

Boze oog ~ Gerrit Komrij

Van Komrij’s fictie begrijp ik weinig. Maar zelfs zijn essayistische werk, dat doorgaans wel mijn bewondering heeft, kent voor mij ontoegankelijke boeken. Daarvan is dit het duidelijkste voorbeeld.

In Het boze oog staat een reeks artikelen over architectuur, die eerder in Vrij Nederland verschenen, begin jaren tachtig. De voor het betoog zo noodzakelijke foto’s zijn van Bert Nienhuis.

Het punt is alleen dat Komrij zich buiten dit boek aanmerkelijk pregnanter heeft uitgedrukt over architectuur en hun architecten. Zo verzameld valt daarom op dat hij eigenlijk niet zo veel heeft mee te delen. Tekstueel weet de auteur nog weleens te verrassen, terwijl hij me inhoudelijk snel verveelt. Sinds architecten de rechte lijn hebben ontdekt, deugt er geen gebouw meer dat nog wordt gebouwd. Dat is het voornaamste argument. Da capo.

Had Komrij het onderwerp maar even iets breder getrokken, en het ook eens over volkshuisvesting gehad, of desnoods over ruimtelijke ordening. Dan had hij zijn gif evenzogoed kwijt gekund. En zo’n boek had tenminste het voordeel gehad aan de grootste politieke taboes van de afgelopen vijftig jaar te raken; dat de overheid zich meent maar overal mee te moeten bemoeien, en er alleen daarom al lelijk en fantasieloos gebouwd wordt in Nederland.

Maar het kan gewoon ook zijn dat ik het onderwerp niet snap. Huizen zijn lelijk van buiten, en kantoren helemaal. Dat vind ik een vaststaand gegeven. Dus zie ik die lelijkheid niet meer.

Gerrit Komrij, Het boze oog
193 pagina’s
Uitgeverij de Arbeiderspers, 1983

Buitenkant ~ Gerrit Komrij

Dit boek is niet door Gerrit Komrij geschreven, maar toch is hij constant aan het woord. In De Buitenkant zijn uitspraken uit 66 interviews verzameld. Daarin toonde Komrij zich telkens een goed gastheer voor zijn ondervragers; hij heeft duidelijk de moeite genomen ze te vermaken.

Maar laat de schrijver daarmee ook nog iets van zichzelf zien? Of verdwijnt hij simpelweg achter zijn eigen woorden? Komrij verwacht zelf het laatste, gezien de titel die hij koos.

De buitenkant is het koekoeksjong in zijn oeuvre. Anderen hebben misschien nog even op zijn ideeën mogen broeden, hij heeft ze allemaal wel zelf uitgesproken. Daarbij ongetwijfeld profiterend van een ruime ervaring met het vraaggesprek. Want, ze zijn vrij makkelijk te sturen, die interviewers. Wie een paar keer ondergevraagd is voor iets, weet wat journalisten zeker zullen opschrijven in hun stuk. Komrij waarschuwt zelfs in dit boek nooit namen te noemen bij felle kritiek, want die komen altijd in de courant.

En ik, ach ik vind dit zo’n prettig bladerboekje. Het zijn net geen verzamelde aforismen, maar soms komen zijn uitspraken daar wel dicht bij.

Ondanks het feit dat ik een groot liefhebber van de Nederlandse literatuur ben — ik moet tenslotte beroepshalve twee tot drie romans per week lezen! — moet ik constateren dat het geen literaire wijn is die ik te proeven krijg. Nee, allemaal glaasjes prik. Emmers vol prik. Prik zonder prik bovendien.

blz 141

Gerrit Komrij, De buitenkant
Een abecedarium

201 pagina’s
Uitgeverij de Arbeiderspers, Privé-domein, 1995

Buitenkant | ii ~ Gerrit Komrij

Het is een vreemde reflex tegenwoordig om net te doen of je een massamedium bent, en via jouw kanalen nieuws door te geven dat ook maar toevallig tot je kwam. Vooral de sociale netwerken online zijn daardoor een rare echokamer geworden; waarin sommige nieuwsflarden vreemd lang blijven klinken.

Niemand doet er aan fact-checking ook. En vrijwel niemand voegt iets aan het kale nieuwsfeit toe. Of hoogstens nog net een éenregelig opinietje.

Dat ik me van deze mechanismen bewust ben geworden, heeft me een stuk zwijgzamer gemaakt online.

Toch zijn er wel degelijk momenten waarop ook ik meen iets te zeggen te hebben. De dood van sommige schrijvers is zo’n gebeurtenis die een degelijke reactie eisen kan. Enkel omdat wij elkaar zo goed lijken te kennen, die schrijver en ik, omdat we elkaar zo prettig hebben ontmoet in zijn of haar boeken.

Natuurlijk is dit onzinnig. En op een rare manier ijdel.

Toch vraagt de vrij plotselinge dood van Gerrit Komrij eerder in 2012 bijvoorbeeld nog steeds om een goede reactie van mijn kant. Omdat ik als lezer zo veel aan zijn werk gehad heb. Eén van zijn essaybundels zie ik zelfs als een boek dat wat veranderde.

Tegelijk was er mettertijd ook een verwijdering tot dat werk, toen bleek dat lang niet alles verteerbaar was dat hij maakte. Geen van de romans die hij uitbracht, bleek leesbaar. En vrijwel alles in Komrij’s poëzie acht ik eerder knap gedaan dan goed geschreven.

Van zijn regeertermijn als roddelnicht op Facebook heb ik zelfs helemaal niets meegekregen.

Dus blijven over de essays. En die opstellen tonen zo onbarmhartig niet alleen hoe iemand schrijft, maar ook diens denkkracht. En juist daarvan ging ik op een gegeven moment te goed de beperkingen zien.

Al lang voor diens dood zag ik Komrij als een betrouwbare gids op een beperkt tal terreinen — zoals de poëzie door zijn bloemlezingen, zoals de romankunst door zijn kritieken — maar bovenal als schrijver van een prachtig Nederlands, en als amusant auteur.

En vooral die laatste hoedanigheid maakt dat een merkwaardig boek als De buitenkant zo goed herleesbaar is. In deze bundel heeft Komrij namelijk niets anders dan paragrafen opgenomen die hij uitsprak om een interviewer te amuseren. De tekst bevat zijn woorden wel, alleen werden deze telkens door een ander opgeschreven.

Het boek lag er dus al toen Komrij enige tientallen keren ondervraagd was. Alleen moest hij nog wel even de leukste citaten uitknippen, en onder een passend kopje presenteren.

En dan zijn al die uitspraken ook te lezen als commentaar van de auteur op zijn eigen werk. Voor mij is bijvoorbeeld dit citaat de perfecte illustratie waarom Komrij’s romans nooit helemaal kloppen.

Ik schrap niet zoveel, want ik ben niet iemand die maar wat neerschrijft. Ik schraap het zorgvuldig, moeizaam en spaarzaam uit mijn hersens tevoorschijn. Ik heb het idee dat ik in tien zinnen iets zeg wat een ander gemakkelijk over tien bladzijden zou kunnen uitsmeren . [1989]

Zelfs Humeuren en temperamenten niet, wat ik lang Komrij’s meest persoonlijke boek vond, biedt zo veel directe inzichten in leven en werk van de man. Al is de pest natuurlijk wel dat ik door zijn dood ineens enorm aan het interpreteren ben.

Want er moet nog altijd iets aan in memoriam worden geschreven. Ook al is me door dit boeklogje duidelijker dan ooit geworden dat zo’n herdenkingsstuk nooit meer kan zijn dan een persoonlijk gekleurd verhaal dat alleen daardoor al voor weinig anderen waarde hebben zal.

* De buitenkant werd eerder gelezen in april 2005

Gerrit Komrij, De buitenkant
Een abecedarium

201 pagina’s
De Arbeiderspers, 1995
privé-domein nr. 200

Daar is het gat van de deur ~ Gerrit Komrij

Komrij schrijft tegenwoordig weer wekelijkse boekrecensies voor Vrij Nederland, en nooit komt er daarbij iemand goed af. Evenmin had hij als Patrick Demompere ooit een goed woord over voor wat hem onder ogen kwam.

Leest Gerrit Komrij weleens een boek dat hij wel kan aanbevelen?

Misschien nu niet meer, maar ooit wijdde hij lovende woorden aan Ethel Portnoy of het debuut van J.M.A. Biesheuvel. Neemt niet weg dat Daar is het gat van de deur interessanter is om wat hij ook toen al niet goed vond in boeken.

Slecht geschreven werd er namelijk altijd al. En dat heel matige boeken toch lovende recensies krijgen of prijzen winnen, is ook al nooit anders geweest.

Leve daarom de recensent die kaf en koren durft te scheiden, op wiens boekbesprekingen ik vertrouwen kan. Dat hij zijn afkeer daarbij geestig opschrijft, is enkel een plus. Ik heb op het instinct en de goede smaak van Komrij leren vertrouwen. Al lukt het mij tegelijkertijd nooit om een fictieboek uit te lezen dat hij zelf geschreven heeft.

Gerrit Komrij, Daar is het gat van de deur
Kritieken en essays

244 pagina’s
Uitgeverij De Arbeiderspers, 1974

Demonen ~ Gerrit Komrij

Komrij intiem. Maar dan altijd nog met het voorbehoud dat hij heel goed weet hoe zeer een schrijver zich ook al blootgeeft als die over heel andere onderwerpen schrijft dan zichzelf.

Bij het herlezen stoorde me meer dan prettig was hoe veel persoonlijke informatie er uit dit boek wordt uitgelicht in dat onlangs verschenen Schrijversprentenboek. Daar gebeurt het onbarmhartig, waarmee de samensteller zich een onplezierig schel lachende roddelneef toont. Komrij is in Demonen tenminste nog zo kies geen namen te noemen als hij enkele vetes uit zijn leven beschrijft. Bovendien verwoordt hij vooral zijn teleurstelling en verwondering over het wangedrag van al die anderen.

Dat is ook niet raar.

In zijn hele werk klinkt teleurstelling door. Gerrit Komrij heeft een goed oog voor de morele corruptie van politici en de chronische gemakzucht van televisiemakers bijvoorbeeld. Of de gebreken bij schrijvers.

Ik schreef hier eerst: Komrij heeft hoge standaarden. Maar dat is de verkeerde formulering. Want als Gerrit Komrij teleurgesteld wordt in zijn verwachtingen dan komt dat niet eens omdat hij buitennissig hoge eisen heeft. Het is juist de rot overal die verbaast; de op niets gebaseerde zelfgenoegzaamheid die in Nederland nog altijd weer verder voortgekankerd is dan een redelijk mens zich voor kan stellen.

Met diezelfde bevreemde blik kijk ik ook. En als Komrij mij op zijn beurt weleens teleurstelt, ligt dat niet ook aan diens diagnoses, maar aan het ontbreken van analyse bij hem. Heel veel dieper dan de oppervlakte krabben zijn scherpe nagels meestal niet. Maar goed, misschien ligt mijn verwachtingspatroon in deze juist te hoog, omdat ik historicus ben en analyses verwacht.

Demonen hoort trouwens nu al wel tot éen van mijn favoriete boeken van hem, samen met Humeuren en temperamenten. Vanwege de mijmeringen vooral.

Gerrit Komrij, Demonen
Autobiografische verhalen

222 pagina’s
Uitgeverij De Bezige Bij, 2003

Dit helse moeras ~ Gerrit Komrij

Recent nog, ontdekte Komrij dat hij een kleine dertig jaar terug al stukken schreef die met wat kleine aanvullingen nu weer in de krant zouden passen. Dus noemde hij een bundel uit 2010 Morgen heten we allemaal Ali, naar de slotregel van een essay dat opgenomen werd in Dit helse moeras. Uit 1983.

Daarmee ontstond voor mij dan weer de wens om Dit helse moeras nog eens helemaal te lezen. En goed, bij een groot deel van de inhoud weet ik dat hij niet teleurstellen zal. Maar die ‘vroege’ boeken van Komrij lijden weleens aan het probleem meer te hebben verzameld dan interessant is gebleven.

En veel van Dit helse moeras werd gevuld met Opperlandse taalpret; zoals in de verhalen die enkel geschreven werden met de dwang om slechts éen klinker te gebruiken. ‘Adams val’. ‘Everts melkbek’.

Die stukken herinneren me er vooral aan dat ik nog eens een boeklogje aan Battus’ Opperlans moet wijden. Wat op zich een razendknappe verzameling is, maar voor mij onvergelijkbaar veel minder interessant als zijn veel oudere boek met Opperlandse taal- en letterkunde. Die vroege uitgave zette namelijk aan tot meedoen, en zelf spelen met taal. Het latere boek schrok me eerder af. Op dezelfde manier als Komrij’s inspanningen iets krampachtigs hebben, dat niets overbrengt.

Kijk, de schrijver geeft zichzelf een enorme handicap, en presteert dan toch nog wat. Hij schiet zich eerst in de voet, en probeert dan te gaan lopen. Hoe knap. Hoe intelligent. Hoe leuk voor hem. Hoe oninteressant voor bijna ieder ander.

Tegelijk staan er enkele briljante schimpstukken in dit boek. Zoals in het gedeelte dat gewijd werd aan de onnozelste uitwassen van het feminisme; dat de titel kreeg ‘De onwelriekende gleuvenbrigade’. Of dat over de porno in het werk van de braaf-katholieke dichter Bertus Aafjes.

Bovendien begint dit boek meteen goed, en is Komrij daarmee verexcuseerd dat hij zichzelf, onbedoeld, weleens herhaalt.

scheiding

Een schrijver zit nooit zonder werk. Aan zijn nu eens zachtaardige, dan weer hardhandige schermutselingen met de idioterieën en infantiliteiten van de mens komt nooit een einde. Een generatie schrijvers mag in de veronderstelling leven het allemaal al haarfijn te hebben uitgelegd, ja in haar overmoed zelfs denken er eens en voor al mee te hebben afgerekend, de volgende generatie moet het opnieuw en opnieuw zeggen, want alleen de god van de duisternis is de god die de mens zichzelf schept.

Gerrit Komrij, Dit helse moeras
247 pagina’s
De Arbeiderspers, 1983

Dit is voor mij geschreven ~ Korrie Korevaart en Peter Zonneveld red.

Van sommige boeken weet ik niet hoe ze ooit in mijn bezit zijn gekomen. Dat geldt voor deze verzamelbundel bijvoorbeeld. Hierin staan gedeelten uit de Verweij-lezingen die elk jaar in Leiden worden gehouden, door de auteur die op dat moment gastschrijver is aan de universiteit daar. Maar de lezingen van auteurs die ik interessant vind, zijn ook gebundeld in boeken die onder hun eigen naam verschenen. Van Gerard Reve is dat Zelf schrijver worden, van Maarten ’t Hart Een dasspeld in Toela. Kristien Hemmerechts, Altijd met uw gezever, gij.

En die boeken heb ik ook.

Maar goed, niet dat het vervelend was de mij al bekende stukken nog eens te herlezen. De waarschuwing van Maarten ’t Hart hoe funest de interpretatie van universitair geschoolde letterkundigen uitwerkt op de romankunst blijft ook gewoon staan. Aan schrijvers die slechts schrijven om door anderen geïnterpreteerd te worden, heeft tenslotte slechts een incestueus klein groepje mensen wat.

Ook staat hier de lezing van Gerrit Komrij in hoe poëzie gelezen worden moet. Met daarin ook de constatering dat éen goed gedicht eerdere favorieten volledig overbodig maken kan.

En die conclusie geldt waarschijnlijk voor alle lezen. Voor wie eenmaal met kwaliteit geconfronteerd is, wordt het moeilijk nog plezier te beleven aan minder. Helemaal als dat minder pretendeert meer te zijn.

Korrie Korevaart en Peter Zonneveld red.,
Dit is voor mij geschreven
Vijftien schrijvers over literatuur

265 pagina’s
Uitgeverij Promotheus, 2000


Dunne Komrij ~ Gerrit Komrij

Ooit fietste ik Europa in een met mooi gebonden bundel gedichten van Rilke bij me. Op de onbedrukte linkerpagina’s had ik zelf mijn favorieten van andere dichters geschreven. En ’s avonds vertaalde ik aan menige tafel à l’improviste wat ik nu mooie regels vond.

Had ik toen maar deze bloemlezing gekend.

Mijn mooi gebonden boekje schimmelde op den duur dicht van het vocht onderweg, maar de meeste regels erin waren toen ook al versleten. Het lijkt me dat de poëzie van Komrij’s keuze langer houdbaar blijft.

In dit boek staat een verzameling die diende om een mooi aangeklede voorstelling te maken. Ze gaan over het leven, en dus ook over de dood. En bijna elk gedicht illustreert de kracht die het Nederlands in zich bergt.

Die dikke van Komrij kon weleens te veel pagina’s hebben, in vergelijking met deze keuze. Hoe was het ook weer, in de beperking toont zich de meester.

Gerrit Komrij red, De dunne Komrij
93 pagina’s
Uitgeverij Bert Bakker © 2004

Ecce Homo ~ Friedrich Nietzsche

Nietzsche las ik voor het eerst op een te jonge leeftijd. Net als Schopenhauer trouwens. Dat is een nadeel aan filosofen die ook een zin konden schrijven, en dus door anderen geciteerd worden dan alleen de kaste van beroepsfilosofen. Ze zijn daardoor breed aanwezig in de cultuur. Dit maakt dat het een noodzaak lijkt om hen te lezen.


Nietzsche las ik onder meer te jong omdat ik geen weet had van wat hij nu precies bestreed. Maar, misschien was dit minder erg dan altijd gedacht. Nu ik wel enigszins weet heb van het geestesleven in de negentiende eeuw. Nu ik bijvoorbeeld wel kan inschatten wat de invloed van religie was op wetenschap en maatschappij, interesseert het me niet meer in het bijzonder wat Friedrich Nietzsche daarover te zeggen had.

De onbevangenheid om hem puur om zijn taal te lezen is bovendien weg. Daarvoor is hij toch te veel een negentiende-eeuwer, met zijn omhaal van woorden, en de menigte aan gillende uitroeptekens die telkens weer bij hem opduikt.

Dus was het goed om Nietzsche gelezen te hebben, toen zijn filosofische hamer nog wel indruk maakte. Toen het nog leek dat er een waarheid aan mij geopenbaard werd in zijn boeken, waarvan het nuttig was om kennis te nemen.

Ik herlas Ecce Homo nu om een aantal verschillende redenen. Ten eerste is het een van Nietzsche’s kortste boeken. Verder was ik benieuwd of de vertaling die Pé Hawinkels indertijd maakte eigenlijk wel deugde [een steekproef leverde geen klachten op]. Bovendien geeft Nietzsche in dit boek een overzicht van wat hij zijn belangrijkste boeken achtte. Nam ik die kennis in éen moeite mee.

Alleen viel me dit autobiografische geschrift — dat onaf was toen Nietzsche tot krankzinnigheid verviel, en pas postuum werd uitgegeven — niet erg mee.

Hij probeerde er in de teleurstelling te bezweren. Hij probeerde uit te leggen waarin zijn boeken uitmunten; waarbij de angst om verkeerd begrepen te worden niet alleen onderhuids meespeelt. Het lijkt ook of hij doorhad dat zijn woorden ook net wat anders uitgelegd zouden kunnen worden, wat dan fatale gevolgen kon hebben.

Dus staan er hoofdstuktitels in als: ‘Warum ich so weise bin’, ‘Warum ich so gute Bücher schreibe’, of tenslotte: ‘Warum ich ein Schiksal bin’.

En vooral door dit laatste hoofdstuk, waarin Nietzsche zich de meest vreeswekkende mens noemt die ooit geleefd heeft, was mijn reactie er nog het meest éen van medelijden; en weinig anders.

Friedrich Nietzsche, Ecce Homo
Wie man wird, was man ist
127 pagina’s
Anaconda 2007, oorspronkelijk 1908 [1888]
 
Friedrich Nietzsche, Ecce Homo
Hoe iemand wordt, wat hij is
146 pagina’s
De Arbeiderspers, 1969
privé-domein nr. 13
vertaald door Pé Hawinkels, met een nawoord van Gerrit Komrij

Eendagsvliegen ~ Gerrit Komrij

Gerrit Komrij is verreweg de meest gerecenseerde schrijver op dit boeklog. Dat komt omdat ik gauw naar Komrij vlucht. Het is gewoon niet moeilijk het met hem eens te zijn, en hij formuleert altijd weer verrassend. Ook bij de zoveelste herlezing.

Toch kan ik lang niet alles van Komrij aan. Het lukt me niet zijn romans en verhalen zonder problemen uit te lezen.

Maar Eendagsvliegen is nu weer eens een boek waarmee Komrij me werkelijk plezier doet. Al vraag ik me tegelijkertijd af hoevelen dat plezier zullen delen. Eendagsvliegen is weinig meer dan een verzameling aantekeningen en dagboeknotities, van 1957 tot ongeveer nu. De schrijver noemt het zelf een ‘commonplace-book’:

waarin ideeën en citaten worden verzameld om er verder over na te denken en eventueel te gebruiken

oxford dictionary

Ik heb mijn weblog ook altijd als zo’n soort commonplace-book gebruikt. En, lang daarvoor, schriften volgeschreven met aantekeningen en gedachten die tijdens het lezen bij me opkwamen. Alleen dat al maakt me een groot liefhebber van dit in Nederland nauwelijks gepubliceerde genre; ik zie er zo goed het belang van in.

Eendagsvliegen biedt in de eerste honderd bladzijden wat juvenalia, en aantekeningen uit de tijd dat Komrij berooid in Griekenland was. Dat is ongetwijfeld heel boeiend voor iemand die het portret van de schrijver helderder krijgen wil, maar voor mij niet het meest spannende gedeelte. Ik vond dit boek pas na pagina 120 de moeite waard worden, waarbij ik op mijn beurt toch aardig wat aantekeningen heb gemaakt.

Das Gewicht der Welt van Peter Handke is ook zo’n schrijverskladboek, en daarin kon ik ooit precies aanwijzen wat die schrijver gebruikt had in het filmscenario van Himmel über Berlin. Dat maakte zowel boek als film meer waard voor mij. Ook in dit boek van Komrij staan fragmenten en zinnen die al ergens anders gepubliceerd zijn. Dat maakt het zo aardig om te lezen, vooral als de uiteindelijke formulering toch iets anders is geworden.

Want, dat moet wel opgemerkt worden. Tekenaars en schilders hebben er geen moeite mee ook hun schetsen te tonen, of zelfs te verkopen. Schrijvers willen ons blijkbaar doen geloven dat zij alles in éen keer onvergetelijk hebben weten te formuleren.

Wat dit betreft heb ik wel op Eendagsvliegen tegen dat het een selectie uit bijna veertig jaar betreft. Worden ons toch weer alleen de krenten uit de brei voorgeschoteld; alleen de gelukte schetsen maar en niet de achteloze droedels ook.

Maar goed, prettig aan dit genre is zeker dat ik een boek als dit elk jaar kan herlezen, om er toch iedere keer weer wat anders uit te halen.

Gerrit Komrij, Eendagsvliegen
303 pagina’s
Uitgeverij De Bezige Bij, 2005

** hier schreef ik al eens over een interview dat Komrij toestond, onder meer over dit boek


Erg! ~ Gerrit Komrij

Het blijkt toch gewoon Komrij te zijn, deze onbekende recensent die in de jaren negentig vanuit Humo de Vlaamse en Nederlandse literatuur met de gesel te lijf ging. Tot grote afschuw van de schrijvers trouwens. Niet dat het uitmaakt, die recensies hadden wat mij betreft werkelijk door een onbekende bediende uit een boekhandel geschreven mogen zijn.

Maar ‘Patrick Demompere’ volgt in dit boek wel een credo van Komrij:

Er verschijnen zoveel marginale boeken vol ziekenfondsproza en steungordel-poëzie dat een bezoek aan de literaire boekhandel nog het meest lijkt op een bezoek aan een strafinrichting.[…]

Gerrit Komrij, ‘De Literaire Misdadiger’ in: Vreemd Pakhuis, pag 130

In Erg! komt geen enkel werk er goed af, zelfs de schaarse positieve recensie besluit met een advies waar het boek beter voor te gebruiken zou zijn. Beargumenteerd schelden op niveau is het, deze zwaar bewapende bestrijding van het geliteratureluur.

Ik herlees deze verzamelbundel daarom zoal minstens éen keer per jaar. En dan nu eens echt voor mijn plezier.

Patrick Demompere, Erg!
Iets over de nieuwste literatuur

164 pagina’s
Uitgeverij Bert Bakker, 1999

** 3 maart 2005 – Als u Vlaming bent, en deze webpagina via Google gevonden hebt, zoudt u mij dan aub hier kunnen vertellen wat de aanleiding tot die zoektocht was?

update 7 maart 2005 – Ook het antwoord op de vraag die Humo stelt, is te vinden via bovenstaande link.


Erg! ~ Patrick Demompere

Een kleine tien jaar had ik deze bundel kritieken niet gelezen. En inmiddels ben niet alleen ik een pietsje veranderd, mijn ideeën over Gerrit Komrij zijn dat ook. Blind zal ik hem nooit meer kunnen bewonderen.

Toen, in januari 2005, zag ik de kritieken in Erg! ook nog als een mogelijk voorbeeld; als éen van de manieren waarop boeklogjes te schrijven waren. Op den duur. Als ik er enige routine in had gekregen. Nu is die voorbeeldfunctie allang verdwenen, en me zelfs vreemd geworden.

Al kan ik zeker zo cynisch schrijven over boeken als Komrij dat indertijd deed — in het weekblad Humo, onder het pseudoniem Patrick Demompere. Alleen betreft mijn grootste hekel altijd boeken die ik domweg niet uitlees, vanwege te slecht, en die ik daarom van mijzelf ook niet hoef te behandelen hier.

En toen, in de zomer van 2014, bleek Erg! onveranderd goed te zijn. Zelfs al heb ik in de afgelopen tien jaar met regelmaat achteraf kennis kunnen nemen van de onthutsing bij vooral Vlaamse auteurs, die zich toentertijd behoorlijk geschoffeerd toonden door Demompere’s oordelen.

Punt is namelijk dat ik deze oordelen bijna onvoorwaardelijk geloof. Komrij/Demompere weet in veel van zijn recensies vooral zo goed te treffen waaraan het schort in de toon van de besproken auteurs.

En na 9½ jaar boeklog weet ik enkele dingen toch vrij zeker over boeken. Daar worden er nog steeds te veel van uitgegeven. Vooral aan romans. Helemaal als de auteur er al meerdere op zijn of haar naam heeft.

Goed, lange non-fictie is ook een onmogelijk genre. De roman is een lange tekst waaraan altijd iets niet helemaal deugt.

Bovendien hebben zelfs romanschrijvers betrekkelijk weinig benul van waar ze nu eigenlijk mee bezig zijn, als ik hun essays daarover mag geloven. Terwijl hun pretenties tegelijkertijd nogal groot lijken.

Maar uiteindelijk is de eis die ik stel aan zo’n boek, aan ieder boek, nogal basaal: Vertel me nu eens iets dat me verrast.

Of, zoals Kurt Vonnegut het beschreef:

#1, Use the time of a total stranger in such a way that he or she will not feel the time was wasted.

Of, zoals Patrick Demompere in het openingsstuk van deze bundel aantekent:

Wat verlang ik van een boek? Dat ik er niet bij in slaap val. Voilà het laatste en enige woord over mijn literaire credo.

Heel ingewikkeld is het dus niet wat lezers verlangen. Bovendien meen ik, net als Vonnegut, dat veel in het vertellen van een verhaal pure mechanica is; op alom bekende en dus vrij goed berekenbare effecten neerkomt. Dat is in het schrijven niet anders als in het maken van muziek. Iedereen die er tijd in steekt, moet iets kunnen maken waar een ander plezier aan beleeft.

Genialiteit is daarbij nog niet eens gevraagd. Genialiteit is ook het enige dat niet te leren is door te kijken hoe anderen het doen.

Dus als mij een boek onder ogen komt dat als goed genoeg is beoordeeld om te worden uitgegeven, en er strikt dan vakmatig al fouten zijn aan te wijzen, dan kan zo’n boek als een persoonlijke belediging overkomen. Een slag in het gelaat zijn zelfs.

En Demompere lijkt enkel boeken te lezen die de ervaren lezer beledigen — hij besprak alleen romans, en een enkele verhalenbundel. Waarbij opvalt dat die belediging kan komen doordat hij enkel auteurs uitkiest die al een oeuvre hebben. In Erg! wordt slechts éen debuut besproken; Bor van de daarna zo spoorloos verdwenen auteur Joris Moens, en dat is misschien niet toevallig het boek dat er het beste afkomt van alle.

Want als Demompere auteurs iets verwijt, dan toch wel luiheid, voorspelbaarheid, onleesbaarheid, en een te grote kapsones daar bij.

Indertijd, toen Komrij’s pseudoniem nog niet doorzien was, en Vlaamse auteurs hardop kloegen over het te jennerige toontje van Demompere’s onbarmhartige recensies, verscheen zelfs een kritiek waarin hij zichzelf eens de maat nam.

Daarin verwijt hij de romanauteur Gerrit Komrij een slappe-zak te zijn; omdat diens satire nooit eens bijten wil.

Dat is grappig, in een boek waarvan ik weet dat het tal van stukken bevat waarover de besproken auteurs weinig geamuseerd waren.

Tegelijk hekelt Komrij de eigen pretentie niet om toch ook romans te willen schrijven. Heeft hij überhaupt wel eens iets geschreven over de merkwaardig hoge status van de roman — het soort werk dat iedereen wil schrijven die meldt bezig te zijn met een boek?

Heeft Komrij weleens een langere tekst geschreven dan zijn voor mij slecht leesbare romans?

scheiding

Wij, Patrick Demompere, zijn niet zo. Wij zijn van de Bond van Lezers, de bond die zonder bijbedoelingen en zonder nevenbelangen aan vergelijkend warenonderzoek doet. Wij zijn altijd bereid ons door talent, hoe ontluikend ook, te laten overrompelen. Spontaan staan wij klaar iemand toe te juichen die boven ons uit steekt. Wij zijn onafhankelijk. We hoeven geen vriendjes te ontzien of connecties van dienst te zijn. Wij, ondergetekenden, hebben niets te maken, noch in vijandige noch in vriendschappelijke zin, met het Tom van Deelcircuit of het Herman de Conincksyndicaat of hoe die lui allemaal mogen heten. Wij kennen die meneren niet. Wij hebben die meneren nooit gekend. De literatuur interesseert ons, niet het literaire bedrijf. We zijn een onbekende luis in een ons persoonlijk onbekende pels. Laat de lui mooie boekjes schrijven! Laat ze stikken in hun gekwetsheidjes, vriendschapjes, webjes, loyaliteitjes, erebaantjes en onderlinge ruzietjes en lonkpartijtjes! Ze vergeten in hun honger naar literaire macht en naar de vriendinnen van hun collega’s dat er, oog in oog met het tribunaal van de literatuur, maar drie dingen van wezenlijk belang zijn. Ten eerste het werk. Ten tweede het werk. Ten derde het werk.

Dus dacht ik: ik kan net zo goed een boek van Brakman gaan lezen.

Zoals altijd was er zojuist weer een nieuwe roman van hem verschenen. Late vereffening luidde de titel. Het zou mijn eerste boek van Brakman zijn.

Ik moet zeggen, het viel me niet mee.

Het viel zelfs uitgesproken tegen.

Ik geef het grif toe, gaarne had ik het anders gezien. Maar dat Brakmanse proza… Dat huisvlijterige Brakmanse proza… Als een zandwagen met zand in de wielen knarst dat zanderige proza verder. Als een buil met karnemelkse pap hub-bubbelt dat papperige proza door. Als een schaaf door de krullen van de timmermanswerkbank schaaft dat krullerige proza voorwaarts. Proza van de terugtraprem. Proza van het struikelblok.

Klonterzinnen, klerkentaal.

[83-84]
scheiding
Patrick Demompere, Erg!
Iets over de nieuwste literatuur

164 pagina’s
Bert Bakker, 1999

Fabeldier dat Komrij heet ~ Onno Blom

Aan de vormgeving van dit boek werd prettig veel aandacht besteed, bij de inhoud heb ik meer vraagtekens.

‘Schrijversprentenboek’, die titel van de reeks waarin het werk is uitgegeven, zal misschien ook wel de beste aanduiding zijn voor wat Het fabeldier dat Komrij heet inhoudt. Een echte biografie van Gerrit Komrij kan het niet zijn; daarvoor ontbreekt domweg een weging van wat hij allemaal schreef. En ook staan er wel erg veel gezellige plaatjes in van de man en zijn vriend, plus wie er zo al nog allemaal langswipte.

Blijft staan dat Gerrit Komrij een interessant genoeg leven heeft geleid om zelfs op keuveltoon besproken nog een aardig boek op te leveren. Zoals door die episode dat hij porno hielp uitgeven, of de strijd rond dat paleis in Portugal.

Verder biedt dit boek meer inzicht in een paar vetes die Komrij zelf veel beschroomder aanstipte in zijn laatste bundels opstellen Demonen en Vreemd pakhuis. Hier worden er wel namen genoemd.

Ook is er de onthulling dat Patrick Demompere, de Vlaamse boekhandelbediende die vernietigende boekrecensies schreef, wel degelijk een pseudoniem van Komrij was. Zoals trouwens al door deze en gene werd vermoed.

De belangrijkste waarde van dit boek voor mij is misschien wel nu weer reden te hebben delen uit Komrij’s oeuvre te herlezen. Maar eigenlijk deed ik dat ook zonder aanmoediging al.

zie ook alles van Komrij op boeklog

Onno Blom, Het fabeldier dat Komrij heet
Schrijversprentenboek 51

288 bladzijden
Uitgeverij de Bezige Bij, 2004

Gelukkige schizo ~ Gerrit Komrij

Gerrit Komrij houdt tegenwoordig ook een weblog bij. Al heb ik er enige twijfels over of het hem wel echt is. De weblogger daar lijkt nog het meest op een imitatie van de meester. Hij heeft een zeker gemak in het formuleren van zwierige zinnen. Alleen is die weblogger zo verschrikkelijk humorloos, grof, en op de man, vergeleken met bijvoorbeeld de Komrij uit deze bundel.

Maar wellicht dat context koning maakt.

In De gelukkige schizo, en het gelijknamige beginhoofdstuk, legt Komrij uit dat van hem nauwelijks principiële uitspraken verwacht mogen worden. Ideologieën hangt hij niet aan. Of, zoals hij het zelf met een paradoxje formuleerde:

Ik aanvaarde versplintering van de wereldbeelden als een godsgeschenk [11].

Tegelijk getuigt deze bundel, net als zo veel van zijn andere essays, dat Komrij wel degelijk onwrikbare uitgangspunten heeft. Bijvoorbeeld in zijn beschouwing van de vaderlandse cultuur. Probeer maar eens een prijzend woord over een Nederlandse politicus te vinden in Komrij’s oeuvre.

Ook werd op boeklog al eens eerder geconstateerd dat Komrij hoogstzelden onder de indruk is van wat er aan Nederlandstalige literatuur verschijnt. In deze bundel moet bovendien het niveau van de Nederlandse literatuurkritiek het ontgelden.

Een Nederlandse recensie lijkt vaak meer op de verslaggeving van een natuurramp dan op de bespreking van een boek. [191]

[W]ie serieus over slechte literatuur schrijft, dag in dag uit, schrijft zelf slechte literatuur. En als zich, héél toevallig, een goed boek aandient blijven ze in dezelfde trant doorschrijven, want hun hand is lusteloos, hun ziel vermolmd. [192]

Maakt dit Komrij niet wat voorspelbaar?

O, vast. En terugkomend op de titel, een deel van Komrij’s verontwaardiging zal ook vooral ritueel zijn. Het is bovendien aanzienlijk makkelijker om te vervloeken, dan om te prijzen.

Maar ik lees Komrij dan ook niet om zijn diepgaande analyses, of de scherpte van zijn intellect. Misschien had dat aspect van zijn werk ooit een vormende waarde, tegenwoordig probeer ik toch echt zelf na te denken. Nee, Komrij lees ik om diens toon en zijn taal.

Zoals je een overbekend klassiek werk toch gaat beluisteren in de concertzaal, omdat een virtuoos het nu eens uitvoert, zo moet ik mij nu en dan aan Komrij laven.

Gerrit Komrij, De gelukkige schizo
246 pagina’s
De Arbeiderspers, 1985

Gouden woorden ~ Gerrit Komrij

Ooit besprak een recensent het meesterwerk Humeuren en temperamenten met de woorden: alweer een bundel opgewarmde krantenstukjes van Gerrit Komrij. Ik weet niet of het daaraan ligt, maar sindsdien staat er nooit meer in zijn bundels of de inhoud al eens ergens eerder werd gepubliceerd. Terwijl Gouden woorden toch gewoon de naam van Komrij’s huidige rubriek op de achterpagina van NRC-Handelsblad is. Daarin beschouwt hij vrijwel iedere donderdag de actualiteit via een vaak opvallend dom citaat van iemand.

Er wordt ook nogal wat onnozels gezegd in de media.

De zeventig columns in deze bundel beslaan de actualiteit vanaf de flirt tussen PvdA en CDA bij de vorming van het kabinet Balkenende 2 tot en met de afslachting van Theo van Gogh. Daarbij zijn zowel citaat als kritiek steeds toegelicht met twee regeltjes nieuws. Maar een inhoudsopgave ontbreekt, evenals een register met eigennamen. Terwijl bij mij nu al niet altijd meer duidelijk was waarom iemand genoemd moest worden. De LPF-er Maas bijvoorbeeld?

Steeds maar reageren op de actualiteit heeft als grote gevaar dat de reacties bij bundeling al verouderd zijn. Dat speelde nu toch al degelijk een paar keer mee. Als de om niets opgestookte opwinding eenmaal afgekoeld is, wordt het later moeilijk om nog te zien waarom iets tot zo veel gekrakeel moest leiden.

Komrij redt zich dan vaak nog wel door zijn schrijfkunst, en toont bovendien een scherpe blik te hebben. Maar dat allemaal maakte op het moment zelf altijd een veel grotere indruk. Al hebben sommige woorden in dit boek op zich eeuwigheidswaarde:

Ik geloof dat ik hiermee de definitie van de Nederlandse politiek te pakken heb. De regering stelt te rooskleurig voor. Het parlement mokt. De regering belooft beterschap. Het parlement glundert.

Waarna van voren af aan.

Nee, dit is wel degelijk een bundel met opgewarmde krantenstukjes; kliekjes van wat me al eens voorgezet was. Niets ten nadele daarvan, zo pakt de schrijver tweemaal geld voor die ene inspanning, en dat is alleen maar slim. Maar waarom moest het allemaal zo liefdeloos bij elkaar geharkt op de markt komen? Had er tenminste een vergeetwoordenboek aan toegevoegd, zoals in Horen, zien en zwijgen.

Nu steekt het mij slechts wat oppervlakkige meninkjes te hebben gelezen. Een diagnose over de puistjes en de huidschurft van de patiënt Nederland te hebben gezien, zonder iets meer te weten te komen over de rot die onderhuids voortkankert.

Gerrit Komrij, Gouden woorden
Of de jongste vaderlandse geschiedenis

160 pagina’s
Uitgeverij De Bezige Bij, 2005

Halfgod verzamelaar ~ Gerrit Komrij

Er mist iets aan een boek dat wel over boeken gaat, en vervolgens slechts zelden over lezen. Voor mij dan. Ik vind inhoud belangrijker dan verpakking — al is er weinig mis met een prettige verpakking verder.

Toegegeven. In de reeks bespiegelingen die ik nog altijd hoor te wijden aan tien jaargangen boeklog moest er éen zeker gaan over het boek als bezit. Het Ding an sich. Zelfs al zette de voornaamste verschuiving in mijn thuisbibliotheek al in voor dit leesdagboek begon. Ik had al boeken weggedaan in de wetenschap die nooit meer in te zullen kijken. Ik was al van plan om enkel nog de titels te kopen waarvan ik zeker kon zijn die nog eens te willen lezen.

Omdat herlezen het enige lezen is.

Een eerste lezing bestaat ook altijd uit een weging.

En goed, dan koop ik soms wel degelijk boeken omdat dit dan de enige manier is om ze te lezen te krijgen. Eveneens bestaan er auteurs die wel zo zeer los vertrouwd zijn dat aanschaf van hun werken loont, zonder daar eerst kennis van te hoeven nemen.

Maar mij is de bibliofilie volkomen vreemd. Die stuwende drang tot de heb. Al helemaal als de tekst die zo’n boek bevat elders ook verkregen kan worden.

Gerrit Komrij was ooit éen van de weinige auteurs van wie ik blind bijna alles kocht dat uitkwam. Die status verspeelde hij met enig fictiewerk; dat ik domweg niet goed vond. Werd tenslotte ook zijn ooit zo bewonderde polemische werk wel erg mager van kwaliteit — de verpakking deugde altijd nog wel, alleen schortte het aan inhoud.

Dus kocht ik Halfgod verzamelaar niet. Mede omdat het een bloemlezing is uit eerder werk — dat grotendeels al een hele plank vult bij mij. En daarmee duurde het even voor dit boek me onder ogen kwam.

Samensteller, en biograaf, Onno Blom moet nogal onder de indruk zijn geweest van de verzameling boeken die Komrij om zich heen verzameld had in Portugal — die inmiddels deels verkocht is, en minder opbracht dan verwacht. Anders ontgaat me waarom nu net op dat aspect van de nadruk moest komen te liggen uit alles wat Gerrit Komrij over boeken schreef.

Al is vanzelfsprekend aardig dat Komrij in de loop der jaren nogal wat heeft afgezucht over zijn verzameldrang. Meerdere keren ook werd dat bezit drastisch teruggebracht. Een verhuizing wil nog weleens voor opruiming zorgen. Een landverhuizing doet dat helemaal.

En helemaal alleen over de bibliofilie gaat dit deze bloemlezing vanzelfsprekend niet. Gerrit Komrij heeft ook weleens iets polemisch geschreven over aanvallen op de vaste boekenprijs. Hij weerde zich aan het eind van het leven bovendien tegen de azijnpissers die het internet de doodsteek van alle cultuur noemden. En hij spotte met iedereen die de dood van het boek aankondigde.

Mij stond er alleen veel te weinig in over wat een boek kan brengen — naast dat bezit — om werkelijk aardigheid te hebben aan deze uitgave.

Eén tekstje was het maar dat me onverwacht trof. Mede omdat aan dit o zo herkenbare gevoel nog eens een beschouwinkje gewijd moest worden, in het kader van tien jaargangen boeklog.

Omdat ook ik nog eens dien te reflecteren over mijn omgang met het teveel, dat zo kleeft aan deze tijd.

scheiding

Jaren later

Ik zie je zitten, kleine en ongevaarlijke jongen – en je leest. Altijd als ik je zie zit je ijverig te lezen. Je leest bij de kachel een boek over sterrenkunde en onder de perenboom een Havankje en ik bewonder je concentratie. Je leeft in een andere wereld. De letters kneden je hoofd. De kachel binnen en de perenboom buiten zijn inwisselbaar, alleen jij bent het middelpunt en de kalmte zelf.

Ik denk aan hoe ik nu lees en aan het contrast tussen mijn wereld en de jouwe. Nerveus blader ik in een boek en mijn gedachten worden door het geringste afgeleid. Ik lees een zin en moet alweer stoppen omdat een wolk van associaties mijn aandacht vertroebelt. Ik moet vaak en snel lezen, en half, of alleen maar de flaptekst. Ik lees ook steeds vaker wat op een scherm staat, ongedurig zwenkend van de ene tekst naar de andere. Een letterschuimer, een beeldpiraat.

Tabee, licht geurend papier, rust braaf uit in je stal.

Mijn lezen vindt plaats in een wereld van onrust en ongeduld, van schon dagewesen en lichtflikkeringen. Zelden neemt een tekst me nog op sleeptouw. Ik geloof niet meer in al die teksten.

Gerrit Komrij, Halfgod verzamelaar
Een boek over boeken

Met een nawoord van Onno Blom
332 pagina’s
De Bezige Bij, 2012

Heremijntijd ~ Gerrit Komrij

Misschien dat de publicatie van Heremijntijd in 1978 een evenement was. Achterin staat dat de uitgever een versie als nieuwjaarsgeschenk rondstuurde. Praat zal er vast van zijn gekomen. Maar ruim dertig jaar later is moeilijk na te gaan of de publicatie verder nog reuring gaf. En dus wordt zo’n bundel er nu eentje uit een hele reeks vergelijkbare bundels.

Toch. Toevallig houd ik zeer van die reeks. Maakt me niet uit wanneer Komrij de opgenomen stukken schreef. Doet er nauwelijks toe of er vrij werk staat in zo’n boek, of dat het een verzameling is van elders al eens in afleveringen gepubliceerd werk.

Misschien geldt wel dat het me tegenwoordig nauwelijks meer om de inhoud gaat. Daarvoor lees ik Komrij nu ook al te lang. Zijn obsessies zijn me bekend. Ik lees hem om zijn taal; zoals iemand die dagelijks magnetronmaaltijden opwarmt naar kookprogramma’s op televisie kan kijken in de waan daardoor ooit nog eens lekkerder te gaan eten.

Verraste hij me toch, door al in de jaren 1970 het internetfenomeen Twitter te beschrijven.

Over en weer vlogen de woorden, het ene woord kaatste het andere terug, sliertige woordennevels kringelden omhoog, zinnen gingen combinaties aan met andere zinnen, het was een verbale sint-vitusdans. Nooit kreeg je de indruk dat een woord ergens arriveerde of bleef hangen, […]

Twiet-twiet-twiet. [29]

Nu ja, Komrij beschreef het fenomeen dat vrouwen uren met elkaar kunnen praten zonder iets te zeggen. Maar ziet, door de vooruitgang is deze kwaal geen exclusieve damesziekte meer. Sommigen zaken veranderen toch.

‘Die gedachte ken ik. Heb u er zelf ook nog een paar?’

Heremijntijd bevat onder meer een onvergetelijk stuk waarin Komrij enkel de beginalinea’s van een paar dan nieuwe Nederlandstalige romans en verhalen analyseert. Teksten bovendien van Claus, Koolhaas, Mulisch, en Wolkers; niet zo maar een paar willekeurige debutanten. En daaruit blijkt dat sommige boeken maar beter met hoge snelheid kunnen worden gelezen. Anders zou de ergernis ze al gauw onleesbaar maken.

Voor dichters, die elke lettergreep kunnen laten tellen, moet het taalgebruik van anderen soms onverdraaglijk zijn. Nog een reden waarom ik blij ben slechts poëzie te consumeren.

Gerrit Komrij, Heremijntijd
Exercities & Ketelmuziek

122 pagina’s
De Arbeiderspers, 1978

Horen, zien en zwijgen ~ Gerrit Komrij

Het is gevaarlijk de beste Nederlandse TV-recensies ooit meteen te lezen na een groot Brits-Australisch schrijver over televisie. Want, ineens vallen de kwaliteiten van Komrij minder op, terwijl zijn gebreken juist veel schrijnender zichtbaar worden.

Zoals ik eerder al eens ergens schreef, Komrij krabt in zijn formuleringen vaak raak en hard, maar raakt hij daarmee toch zelden meer dan het vernis.

Niet dat ik per se iets van een boek wil leren, maar als er nuttige informatie verstrekt wordt die juist vanwege de treffende formulering hangen blijft, is dat meegenomen.

Uit Horen, zien en zwijgen leer ik alleen dat de twee netten met Nederlandse televisie in het jaar 1976 zelden iets boden dat de moeite van het kijken waard was. En zo herinner ik me die tijd ook wel. Ongekend hoe veel kijkers het sprekende pak Fred Oster toen kreeg voor zijn gefrut met verloofde stellen.

Verbijsterend is wel hoeveel namen uit die tijd nog altijd het scherm ontsieren.

Anders dan Clive James schreef Komrij zijn recensies dagelijks. Dat hij er desondanks in slaagde toch een paar formuleringen te bedenken die mij hardop deden lachen, is daarmee een illustratie van zijn talent.

Toch is te vaak de diepe wanhoop zichtbaar die hem overvallen moet hebben na weer een avond te hebben gekeken naar helemaal niets. Komrij is dan zelf erg aanwezig, door liever surreëel zijn reacties te beschrijven dan het gebodene.

Maar deze recensies brachten ons wel het woord treurbuis. En zelfs als dat straks het enige is dat overblijft van dit boek, is dat nog van enorme waarde.

Gerrit Komrij, Horen, zien, en zwijgen
Vreugdetranen over de treurbuis

216 pagina’s
Uitgeverij De Arbeiderspers, 1977

Humeuren en temperamenten ~ Gerrit Komrij

Opvallend aan de meeste boeken van Gerrit Komrij is dat ze zijn wat ze zijn. En dit vervolgens altijd ook blijven. Mijn reactie op een gemiddelde bundel, of die nu TV-kritieken uit de jaren zeventig bevat, of boekenrecensies geschreven onder pseudoniem, zal niet gauw verschillen. Of ik zo’n boek nu voor de eerste keer lees, of voor de zoveelste keer oppak.

Dat is heel veilig.

Terwijl ik het ook mooi vind om bij het herlezen van iets te merken inmiddels een andere lezer te zijn geworden dan de vorige keer. Anders te zijn gaan denken. Nieuwe accenten heb leren onderscheiden.

Het enige boek van Komrij dat zich aan dit mechanisme onttrekt — misschien op de gedichten na, maar die ken ik minder goed — is het abecedarium Humeuren en temperamenten. Waarin de schrijver op trefwoord, van aanstellerij tot zuiverhuid, een encyclopedie heeft opgesteld van het gevoel.

Op deze bundel reageer ik elke keer anders.

En dan tel ik de eerste keer lezen nog niet eens mee. Komrij publiceerde de afleveringen los, elke week in de boekenbijlage van Vrij Nederland, eind jaren tachtig. Toen waren ze doorgaans onleesbaar. Voor mij. Veel van de lemma’s hebben dan ook iets abstracts en tijdloos, dat zich slecht leende voor de context van een op de actualiteit gericht opinietijdschrift.

Humeuren en temperamenten lijkt me het boek waarin Komrij het meest persoonlijk wordt van al zijn werk. Al zal hij misschien de anekdotes verzonnen hebben die een ik-figuur ons meedeelt. Alleen is het ook een zelfportret waarvan hij telkens meteen de lijntjes weer uitgumt.

Er is nu eenmaal die eigenschap die Komrij ooit vereeuwigde als titel van een bundel. Hij noemt zich De gelukkige schizo. Hem is de paradox lief, omdat hij zich liever niet vangen laat. En dat gegeven komt in het boek opvallend vaak langs.

Hebzucht is een verfoeilijke eigenschap – in een ander.

Zelf kan ik niet zonder. Maar zodra ik het voorwerp in mijn bezit heb verflauwt onmiddellijk mijn belangstelling ervoor.

[hebzucht]
scheiding

Geen persoon hoeft de schrijver te bedenken of ik herken me erin — ik maak hem los van de pagina’s, vul er mijn kameleontische huid mee en ga op stap, weg van het boek. Ik lijk sprekend op zowel de hoogmoedige als de nederige, op de pennelikker als de avonturier, op de dwaas als op de wijze. Geen daden verrichten ze of ik verricht ze intenser, geen slechte eigenschap bezitten ze of ik ben er een groter beroerling in. Zijn er criminelen? Dan ben ik hun hoofdman. Heeft iemand eczeem? Dan krab ik urenlang op mijn hoofd.

[identificatiedrang]
scheiding

Hij [de schrijver] zal er behagen in scheppen de deugd te prediken in het gezelschap van deugnieten en de al te braven in de ondeugd te onderrichten.Een links courantje is voor hem de aangewezen plek om reactionair van leer te trekken en met een socialistische strijdkreet zal hij schrik zaaien onder de behoudenden. Hij lacht op het christen-democratische kerkhof en snottert op revolutionaire feestjes. Nooit zal hij preken voor eigen parochie. Hij moet geen kameleon zijn maar de lap op een stier.

[tegenspraak]

Ik heb Humeuren en temperamenten weleens mijn lievelingsboek van Komrij genoemd. Juist omdat de opgenomen stukken niet aan de actualiteit gebonden zijn, blijft het boek onvoorspelbaar. Onttrekt het zich aan de normale indelingen. Is het bij elke herlezing toch weer anders dan het in de herinnering scheen.

Enfin, tegenwoordig zie ik ook wel andere dingen in de tekst. Inmiddels is gewoon een praktische vraag of Komrij niet ook gewoon schrijfoefeningen heeft gedaan, op kosten van een ander. Pak een trefwoord uit de categorie menselijke emoties, en schrijf daar dan iedere week een paar honderd woorden bij.

De meest citeerbare zinnen uit Komrij’s oeuvre staan overigens niet in dit boek. De oordelen die gegeven worden, zijn niet heel memorabel, vergeleken met die uit zijn overige bundels.

En toch is dat goed. Opvallend genoeg.

Gerrit Komrij, Humeuren en temperamenten
Een encyclopedie van het gevoel

207 pagina’s
De Arbeiderspers, 1989

IJsberen en zitvlees ~ Cor Vos

Boeklog is mij een raadsel in sommige opzichten. Ik schrijf mijn boeklogjes normaal razendsnel op, in amper meer tijd als het kost om ze hardop voor te lezen. Terwijl ik van tevoren toch zelden afweeg wat ik nu per se zeggen wil over een boek. Dus bevatten de logjes weliswaar nuttige mededelingen, maar blijven het notities. En het merkwaardige voor mij is dat het toch heel veel moeite zou kosten om betere boeklogjes te schrijven, dan er nu staan. Die investering in uren is nauwelijks te verantwoorden.

Ik begrijp niet hoe dit werkt. Het is alsof er een kern van wat ik zeggen wil vrij makkelijk uit de taal te houwen is, maar kwalitatief veel beter hakwerk hoogstens in de detaillering afwijkt van de schets.

Dus vind ik een interviewbundel als deze met schrijvers op een bepaalde manier pretentieus. Schrijven is zitten blijven tot het er staat. Absoluut. Maar wat er tijdens dat zitten gebeurt, is ongrijpbaar. Dat moeten de ondervraagde auteurs beseffen.

Dit boek gaat daarom meestal over de rituelen om het schrijven heen, en de overwegingen om iets te doen, of juist te laten.

Over hoe het allemaal zo gekomen is, in de carrière. Over deadlines en andere druk.

Schrijven is geen uitvoerende kunst, waarvan de toeschouwers wel even de vaardigheden kunnen afkijken, om die dan met veel moeite te gaan imiteren. Daar doet geen gesprek met een schrijver iets aan af. Dus is dit boek een beetje aapjes kijken, zoals door een ander geschreven interviews met schrijvers toch altijd al wat raar naast hun eigen werk te kijk staan.

Alleen Gerrit Komrij vind ik echt nuttige waarnemingen doen over het schrijven, doordat hij weigert het ambacht verhevener te maken dan het is.

Op een gegeven moment bereiken je woorden gewoon een kritische massa. Dan helpen ze je meeduwen. Dan rol je wel die-en-die kant op, gewoon omdat dat-en-dat er al staat. De rem is los en je denkt dat het God is. In feite heb je niets anders te doen dan je enige ontsnappingsroute te kiezen uit door jouzelf opgeworpen obstakels en barrières.

Cor Vos, IJsberen en zitvlees
Schrijvers en dichters over hun schrijfproces

157 pagina’s
Uitgeverij L.J. Veen, 2004

Ik herhaal je ~ Ingrid Jonker

Er zijn gedichten van Ingrid Jonker [1933 – 1965] die ik al heel lang ken en bewonder. Zolang al dat ik niet meer weet hoe ze ooit op mijn pad kwamen. Dat was in elk geval ruim voor deze bloemlezing verscheen in 2000.

Evenmin leerde ik ze kennen uit de bundel die Gerrit Komrij samenstelde, in 1999, met de volgens hem beste poëzie in het Afrikaans.

De vertaling ontbrak ook, anders dan in de boeken waaraan Komrij heeft meegewerkt, zoals dit. Maar het Afrikaans hoeft, als leestaal tenminste, geen grotere geheimen te kennen dan de regionale varianten van het Nederlands waar ik intensiever mee in aanraking ben geweest.

Jonker kwam waarschijnlijk wel na Eybers op mijn pad. En waarschijnlijk eerder met een voorbehoud dan onvoorwaardelijk. Dichteressen die jong zelfmoord plegen, worden me weleens te makkelijk tot een soort feministische heiligen gemaakt; en te weinig als psychiatrisch geval gezien.

Overigens bevat Ik herhaal je een uitgebreide levensbeschrijving door Henk van Woerden, volgend op de gedichten. Waarvoor hij een kleine negentig pagina’s uittrok, en toch moest schrijven dat over belangrijke episoden uit Jonker’s leven nog nauwelijks iets bekend is. Er zijn weliswaar brieven, maar daar zit de familie op; om nog eens flink geld aan te verdienen.

Van Woerden maakte daarom veel werk van haar kindertijd, en probeert zo wat plomp te verklaren waarom er zo veel natuur in Jonker’s poëzie voorkomt.

Waarom ze zo vaak en zo direct over haar emoties voor een ander dichtte, is geen onderwerp waarover Van Woerden veel verduidelijkt. Of niet meer dan dat ze hevig kon liefhebben, en daarbij niet altijd mannen koos die dit haar makkelijk maakten.

Toch blijft het wonderlijk. Drie bundels met wat gedichten. Dat is genoeg voor blijvende aandacht; ook buiten haar eigen taalgebied. Al zal aan de fascinatie hebben bijgedragen dat er het zelfgekozen einde was. Of dat zij vrijmoedig over de liefde dichtte, waar haar vader nu net, als tegenpool, de Zuidafrikaanse censuur vormgaf. Dan nog.

Ik heb hoogstens wat met die liefdespoëzie. Alleen niet in een bundel, maar apart. Vers voor vers. Met een flinke pauze daartussen. In een verzameling wordt dit werk me gauw te schril.

scheiding

Ek herhaal jou

Ek herhaal jou
sonder begin of einde
herhaal ek jou liggaam
Die dag het ’n smal skadu
en die nag geel kruise
die landskap is sonder aansien
en die mense ’n ry kerse
terwyl ek jou herhaal
met my borste
wat die holtes van jou hand namaak

Ingrid Jonker, Ik herhaal je
vertaling Gerrit Komrij
nawoord Henk van Woerden

221 pagina’s
Podium 2008, oorspronkelijk 2000

In liefde bloeyende ~ Gerrit Komrij

Dit is opnieuw een Komrij-bundel waarin de informatie ontbreekt dat alle stukken eruit al eens eerder elders verschenen. Op de achterpagina van NRC-Handelsblad. Toch vind ik dat in dit geval cruciale informatie. Deelvraag in het permanente onderzoek naar mijn leesgewoonten is ook of er artikelen zijn die ik in een krant wel lees, maar in een boek juist niet. Of andersom.

Ik herinner me de poëziebesprekingen die nu zijn opgenomen in In liefde bloeyende toendertijd met veel plezier gelezen te hebben. Komrij theoretiseert niet, en hamert er niet op waarom sommige regels uniek zijn en andere niet. Nee, hij doet verslag van zijn leeservaringen van wat favorieten uit alle poëziebloemlezingen en een groot tal onbekende gedichten uit de geschiedenis van het Nederlands. Honderd gedichten in totaal.

Maar, zo gebundeld werkte dat voor mij niet, hoewel ik me kan voorstellen iets aan dit boek als naslagwerk te hebben. Poëziebundels lees ik nu eenmaal ook niet lineair, van kaft tot kaft. Een gedicht af en toe blijft fijn. Maar zelfs door een meesterlezer besproken is te veel te veel.

Gerrit Komrij, In liefde bloeyende
379 pagina’s
Uitgeverij Bert Bakker, 1998

Kakafonie ~ Gerrit Komrij

Hoe lang was er al sprake van dat dit boek er zou komen? Mij viel op dat Komrij het op televisie kon aanprijzen met grapjes die hij ruim dertig jaar geleden al eens opschreef. Zoals de riedel dat hij zelf ook een petomaan is, maar wel éen met een bescheiden instrument. Daardoor lukt het hem niet om het volkslied te scheten.

Maar goed, het boek is er nu dus. En dat had ik toch niet verwacht. Mij scheen altijd dat Komrij er slechts mee dreigde. Zodat hij nog eens kon laten zien ook uit stront geld te kunnen maken. Of misschien, als bewijs uiteindelijk overal schijt aan te hebben, en aan de Nederlandse boekenwereld in het bijzonder.

In dit boek staan nogal wat vergelijkbare flauwiteiten verzameld. Laat ik daarom maar ophouden in dier voege mee te gaan, en deze encyclopedie kritisch proberen te beoordelen.

En dan moet ik zeggen dat dit boek me tegenviel. Weliswaar is het rijk geïllustreerd, en heeft Komrij uit vele bronnen geput, maar het is op zijn best een cultuurstudie. Zeker geen encyclopedie. En met het woord cultuurstudie ben ik nog mild. Een wat bijeen geraapte verzameling van krantenknipsels en overgetypte boekenpagina’s had ik ook kunnen zeggen.

Stront interesseert me als onderwerp niet eens bovenmatig. Toch miste ik nogal wat nuttige observaties in dit boek, die mij zo wel bekend zijn. Zo uit Elias’ Prozeß der Zivilisation te kopiëren is bijvoorbeeld hoe er vroeger gepoept werd, en hoe dat in de loop der eeuwen veranderde. Waardoor elke museumbezoeker voortaan anders naar al die tapijten in oude kastelen zal kijken.

Onder coprofagie mis ik bijvoorbeeld de opmerking dat stront eten tegenwoordig als gezond wordt beschouwd. Al gaat het dan om stront die verwerkt is in yoghurt, en daarna duur verkocht.

En ook ben ik in andere boeken wel andere verhalen tegengekomen, bijvoorbeeld over het moeten poepen, maar niet kunnen. Zeker in de sportliteratuur is dit geen onbekend onderwerp.

Goed, recensies horen niet te gaan over wat een boek mist, maar dienen zich te focussen op wat er wel in staat. En ik vind het boek merkwaardig oppervlakkig, doordat er zo veel in staat dat op een zelfde toon, of met dezelfde poging tot distantie geschreven is.

Dat het logo van De Bezige Bij op het omslag als pisvlieg gebruikt wordt, is misschien nog wel het drolligst.

Gerrit Komrij, Kakafonie
Encyclopedie van de stront
Omvattende de symbolische waarde, de kont,
het kakken, de kleur, de stank, de wind, het
sanitair, de liefhebbers, satire & nonsens, stront
en het boek, lexicografie, enz. enz.

328 pagina’s
Uitgeverij de Bezige Bij, 2006

Kijken is bekeken worden ~ Gerrit Komrij

Stond ook op mijn boodschappenlijstje, dit boek. Het is de catalogus van een tentoonstelling die Gerrit Komrij mocht samenstellen uit de collectie van het Stedelijk Museum in Amsterdam, aangevuld met essays van de schrijver over kunst, en kijken naar kunst.

kijken is bekeken worden omslag

De reacties op deze tentoonstelling waren indertijd verdeeld. De professionele kunstkritiek vond het maar niets, terwijl het personeel van het Stedelijk oprecht verbaasd was dat het museum zulke mooie stukken in de collectie had.

Ze waren de laatste decennia nooit te zien geweest, omdat figuratieve schilderijen nauwelijks meetellen in de ideeën over hedendaagse kunst.

Indertijd irriteerde me wat dat verreweg de meeste de schilderijen enkel in zwart-wit zijn afgebeeld in dit boek. Dat was toen reden om het niet te kopen. Maar zie, een kleine tien jaar later denk ik ineens dat als deze catalogus alles in luxe kleurendruk had getoond, het als boek onleesbaar was geworden.

Nu was het prettig Komrij’s ideeën te lezen, en hem ouderwets te zien klagen over het niveau van de kunstkritiek, bijvoorbeeld. Al blijft het moeilijk, woorden vinden om beeld en de uitwerking van beeld te beschrijven.

Gerrit Komrij, Kijken is bekeken worden
Uit de kelders van Het Stedelijk

198 pagina’s
Uitgeverij De Arbeiderspers, 1996


Komrij’s canon ~ Gerrit Komrij

Gerrit Komrij moet éen van de vlijtigst recyclende schrijvers van Nederland zijn. Maar, heel groen is dat hergebruik toch niet, omdat er telkens bomen voor omgaan. Papier blijft nodig voor de volgende presentatie van weer hetzelfde.

De poëziebesprekingen uit deze canon stonden eerst afzonderlijk achterop NRC-Handelsblad. Vervolgens werden ze gebundeld in verschillende boeken. In Liefde Bloeyende, Trou Moet Blycken, en Kost en Inwoning. En nu zijn de honderd beste gedichten en besprekingen daaruit opgenomen binnen éen kaft.

Ik klonk misschien wat cynischer over dit initiatief dan ik ben. Want, dit is een prettiger bundel dan die drie losse uitgaven waren. Van dit boek kan ik geloven dat Komrij er de gedichten in behandeld die hem intrigeren, of op een andere manier raken. Bij de eerdere bundels was dit niet zo voor mij; daar stond weleens meer vulling in dan prettig was.

Komrij schreef al die stukken indertijd als toelichting op de keuzes in zijn grote poëziebloemlezingen. En ook in die zin is het prettig een persoonlijke canon naast een anthologie te kunnen plaatsen; want Gerrit Komrij is in zijn Nederlandse poëzie misschien wel wat al te gastvrij.

Wel viel me bij het lezen van dit boek op dat hij lang niet altijd iets directs te melden heeft over het uitverkoren gedicht. ‘Praten over poëzie wordt gauw leuteren over poëzie’, schrijft hij zelfs. En ach, dit mechanisme is mij ergens ook wel bekend; boeklogjes doen een besproken boek weleens in een terloopse alinea af. Maar dit betekent ook dat Komrij niet altijd even informatief over het gedicht is dat hij heeft uitverkoren.

Nu vond ik dat ditmaal prettig. Die keuze betekende dat ik mijn impressie van een gedicht tegenover de zijne kon zetten. En dat maakte het lezen tot een intensievere ervaring dan als Komrij van éen kant zijn visie aan mij had opgedrongen.

Zowiezo had ik natuurlijk te reageren op Komrij’s keuzes. Omdat hij in deze chronologisch geordende bundel wel wat evergreens opnam, maar uiteindelijk toch ook weer weinig.

En dan word ik vooral blij met zijn keuze voor gedichten die niemand anders heeft. Omdat geen bundel, bloemlezing, of poëziebespreking zonder verrassingen kan.

Sonnet voor Mieremet

Ik zag vandaag de mieremet
in actie met zijn heftelingen.
Zij droegen rood omhoosde bringen,
met kleine basibals bezet.

Daar gingen ze, die everdingen,
met brio en in vol bromet.
Ik kon van pure vreugd wel zingen:
Nu was het vaderland gered.

Waai uit, o Nederlandse vlag
en wapper mieremet gêndag
langs velden en in bossen.

Werelden gaan onder, komen op.
De hele boel staat op zijn kop.
Maar mieremet zal ons verlossen.

Carel C. Scheefhals (1915 – 1995)

Gerrit Komrij, Komrij’s Canon
In honderd gedichten

416 pagina’s
Prometheus, 2008

Kunstwonderen ~ Gerrit Komrij

Hoe ouder ik word, des te minder begrijp ik waar iedereen zich de hele tijd druk om maakt. Waarom bijvoorbeeld de vaderlandse politiek zich niet bezig houdt met wat er echt toe doet, en journalisten de farce die debat heet hier dan ook nog uitputtend verslaan.

Waarom iedereen toch slechte televisie blijft kijken.

Waarom elk apparaat met knopjes, dat over anderhalf jaar al hopeloos ouderwets is, moet worden toegejuicht alsof het een wereldwonder is — mits de firma Apple het gemaakt heeft, natuurlijk.

Dus denk ik wel degelijk na over wat mooi is, en wat niet. En zoek ik liefst mijn eigen soort schoonheid op. Daarbij toch ook de wereld negerend waar Gerrit Komrij een tijd een column aan wijdde in NRC Handelsblad. Hij beschreef daarin wat weerzin bij hem opriep, bij het zien van hedendaagse kunst. Of modern design. Al probeerde hij het daarbij wel zijn onderhuidse woede luchtig te blijven verwoorden.

Punt is alleen dat het bij kunst nu vooral om marktwerking gaat, en dat daarbij eerder de gebruikelijke marktmechanismen spelen — zoals dat hypes en relletjes profijtelijk zijn — dan dat vakmanschap nog een rol zou spelen.

Laat staan dat schoonheid er toe doet.

Komrij signaleert:

Als je een naslagwerk over moderne kunstenaars doorbladert, zie je dat ze allemaal krampachtig hun best doen met iets grappigs voor de dag te komen. [57]

En:

In veel musea voor moderne kunst is de kunst voor honderd procent verdwenen achter de uitleg. [73]

Dus verwondert hij zich over de rotondekunst in Nederland, waarin het centrum van vrijwel elk rondpunt een object kan komen te staan. Waar dan lang over vergaderd is.

Hij verbaast zich hoe makkelijk architecten bouwen voor dictators, en ander lieden die op dubieuze manier aan hun geld zijn gekomen; zoals Dirk Scheringa.

En ondertussen worden ook nog vele kunstwerken besproken die deze eeuw al voor ophef hebben gezorgd. Waarbij de conclusie dan helaas toch moet luiden dat er weinig zo schaars is als kunst; ondanks de enorme overvloed aan aanbod. En toch wel opvallend vaak precies het verkeerde bejubeld wordt.

Ik houd van kunst die als een ratelslang op me afkomt. Ik houd van kunst vanuit het struikgewas, vanaf een wolkenkrabber. Vanuit een hinderlaag, vanaf een jakobsladder. Ik houd van kunst als honing. Ik houd van kunst als salpeterzuur.

Met zulke kunst vermurw je nooit de harten van subsidieverstrekkers. Hun kunst is griesmeel. Verontrustende griesmeel, grensverleggende griesmeel, maar griesmeel [199].

Mij viel wel wat op bij dit boek. Kunstwonderen. Wie alleen de linkerpagina’s bekijkt, waarop in kleur staat afgebeeld waarover Komrij schijft, kan het eigenlijk ook zonder zijn woorden af. De beelden zeggen in verzameling minstens zo veel.

En dat is toch opvallend.

Gerrit Komrij, Kunstwonderen
Op zoek naar de drijfveren
van de moderne kunstmarkt
en van de terreur die design heet

232 pagina’s
De Bezige Bij, 2011

Lang leve de dood ~ Gerrit Komrij

Ietsje meer nog dan de inhoud van deze bloemlezing, intrigeerde me dat die is uitgegeven bij de Bezige Bij. Komrij’s Dikke, maar ook zijn Dunne, en die Afrikaanse poëziebloemlezing zijn bij Bert Bakker uitgebracht.

Komrij geeft zijn zelfgeschreven boeken op dit moment wel uit bij De Bezige. Vanzelf dat daar wat gemopperd is dat een concurrent toch wel erg leuke omzetjes maakt met al die gedichies.

Is de dood ook een leuk themaatje voor een boekje, want nogal vaak bezongen?

Makkelijke handel. Toch.

Neemt niet weg dat Komrij altijd een goede hand van kiezen heeft, en dat vormvaste verzen uit de negentiende eeuw vaak genoeg worden afgewisseld met later werk om een luchtige bundel op te leveren. Ondanks het thema.

Maar de dood in taal blijft een abstractie, hoe fraai de woorden ook gerangschikt staan. Emotie gaat pas woelen als er iets beschreven staat dat het eigen leven raakt.

Het zegt vast niet veel goeds over mij dat een cabarettekst van Jeroen van Merwijk het best is bijgebleven, uit wat ik in de loop van gisteren en vandaag allemaal las.

Veel is het niet

Je wordt geboren, je staat op
Leert lopen, groeit als kool
Je propt je vol met zoute drop
Dan vijftien jaar naar school
Veel is het niet

Dan naar de universiteit
Daarna een dikke baan
Je krijgt een vrouw, die raak je kwijt
Ze bieden je iets dikkers aan
Veel is het niet

Je komt steeds hogerop
Ze weten wie je bent
Je krijgt een dikke kop
Dan word je impotent
Veel is het niet

Dan word je ziek met een dieet
Je krijgt een afscheidsfeest
Dan ga je dood
En iedereen vergeet dat jij er bent geweest
Veel is het niet

Jeroen van Merwijk

Gerrit Komrij, Lang leve de dood
Een bloemlezing in honderd en enige gedichten
206 pagina’s
Uitgeverij de Bezige Bij © 2003


Lood en hagel ~ Gerrit Komrij

Bij de dood van de schrijver J. Bernlef viel op dat mijn beeld van hem voornamelijk bepaald was door de spottende woorden van Gerrit Komrij. Weliswaar had ik ook zelf een paar boeken van Bernlef geprobeerd. Maar daar was me allereerst van bijgebleven dan dat ze zwaar teleurstelden. En dus dat Komrij gelijk had.

Het was daarom dat ik Lood en hagel nog eens opensloeg. Want dit is niet mijn favoriete verzameling van Komrij. Elk opgenomen stuk bestaat uit een beschimping van iemand. Netjes uit de eerdere bundels gelift, en hier in bloemlezing gepresenteerd.

Wie wil weten wat Komrij zoal schreef tegen auteurs als Mulisch, Claus, of Bernlef wordt heel aardig met dit boek bediend.

Het werkt daarmee goed als naslagwerkje. En meer niet.

Als verzameling is het uiteindelijk een treurig eendimensionaal boek, omdat er slechts leukigheden in staan, en die op den duur volkomen doodslaan. Bovendien, dat vijfentwintig jaar na dato nog eens TV-recensies uit Horen, zien en zwijgen uit hun context gerecycleerd werden, enkel omdat daar iemand zo leuk in wordt afgekraakt, vind ik armoedig. En er werd heel wat onverkort overgenomen uit Horen, zien en zwijgen in deze bundel.

Overigens begreep ik indertijd niet waarom dit boek er überhaupt moest komen. Tot Komrij later het webloggen en nog later Facebook ontdekte, en die media gebruikte om over anderen kwaad te spreken. En dat dan op een aanzienlijk lomper manier als in de stukken waar wel een redacteur op had toegezien.

In deze bundel lijkt Komrij juist helemaal niet trots te zijn geweest op zijn vermogen om zo af en toe iemand helemaal weg te zetten met wat gerichte zinnen. Zijn woorden werden namelijk altijd verkeerd begrepen. Hij klaagde bijvoorbeeld telkens de vraag te krijgen wanneer hij nu eens W.F. Hermans ging pakken, of wie er dan ook status had.

En het is mede om deze passages dat het lezen van Lood en hagel toch nog enig nut had.

De bundel toonde aan dat een boek als schepping niet werkt als er balans bestaat tussen de voorkeuren en de afkeuren die het brengt.

Maar ook heb ik me afgevraagd wat het nut is van de recensie ad hominem. Behalve dan dat zulke stukken gevroten worden; of dus zelfs decennia lang het beeld over iemand anders kunnen bepalen — zoals mij met Bernlef overkwam.

Op boeklog is het ook nodig om telkens te oordelen, en toch spreek ik me slechts uit over boeken.

Over de auteur van die boeken gaat het zelden of nooit — laat staan dat daarbij een oordeel volgt over de schrijver als persoon.

Toegegeven, dit komt vast door boeken als Céline’s roman Voyage au bout de la nuit, die ik meesterlijk vind. Terwijl deze schrijver verder bijvoorbeeld ook antisemitische pamfletten schreef. Dat wil ik absoluut niet vergoelijken. En toch blijft die roman goed.

Omgekeerd heeft God dan weer enkele heel vervelende boeken gedicteerd. Elke auteur heeft missers, zonder daar meteen zelf slecht van te worden.

Ik besef heel goed aldus een standpunt in te nemen dat wankel is. Omdat niet alleen het publiek maar zelfs ook vele schrijvers een kritische bespreking allereerst begrijpen als een veroordeling van de auteur als mens. Ook als er in de recensie geen enkele uitspraak ad hominem voorkomt.

En dit misverstand is zo onuitroeibaar dat ik ook kan begrijpen dat zelfs critici weleens alle objectiviteit loslaten, en op de schrijver zelf gaan inhakken.

Punt is nu eenmaal dat zulke stukken ook heel aardig kunnen zijn om te schrijven.

Maar zelfs toen er absoluut reden was om mensen op hun aard en onkunde aan te vallen. In 2008. Toen de Friese schrijversvakbond het bestond om bij de provincie een beroepsverbod te eisen voor mij als beoordelaar van literaire teksten — leve het vrije woord — zelfs toen heb ik deze mensen in een publieke reactie enkel dom genoemd.

Het ad hominem zit niet in mij. Misschien dat ik daarom genieten kan van een goed geformuleerde aanval hier en daar door een ander. En Komrij was heel goed daarin. Behalve dan dat zo’n verzameling als deze met enkel directe aanvallen behoorlijk saai uiteindelijk wordt. Alle opwinding over iemands gebrek aan kwaliteiten lijkt later ook rijkelijk overdreven. Satire moet wel tandjes hebben en even doorbijten.

Gerrit Komrij, Lood en Hagel
[Schimpscheuten en handtastelijkheden–een keuze]

241 pagina’s
De Arbeiderspers, 1998

Loopjongen ~ Gerrit Komrij

Romans met een complete draai aan het einde van het verhaal, waardoor alles nog even helemaal anders wordt, kom ik zelden meer tegen. Terwijl die schrijftruc toch iets aantrekkelijks heeft. Want, een schrijver kan zijn of haar lezer daarmee domweg dwingen het hele boek nog eens te lezen. Alleen dan met nieuwe ogen. Stonden er zo veel aanwijzingen in de tekst, waren die blijkbaar allemaal gemist.

Toegegeven, een beetje ontknoping heeft menig boek natuurlijk wel.

De loopjongen van Gerrit Komrij heeft zo’n allesbepalende tournure aan het eind. Waarmee alles anders wordt. En waarover ik het niet hebben zal, mede omdat die wisseltruc vraagt de hoofdpersoon van deze novelle nogmaals te beoordelen. Met nieuwe kennis daarbij.

Ik had mijn oordeel over deze man inmiddels ook al klaar. En over diens wederwaardigheden zal ik nooit meer opnieuw willen lezen.

In De loopjongen schetst Komrij fragmenten uit het leven van een leeftijdsgenoot, die opgroeide direct na de oorlog — als kind van een vrouwelijke dominee. Na diens Gymnasiumtijd verhuisde hij naar de grote stad om er te gaan studeren. Aldaar werd hij politiek actief, en zelfs kaderlid van een communistisch angehauchte partij. En waar hij thuis niet in God geloven kon, kreeg de goede strijd van zijn latere overtuiging hem wel volkomen in de greep. Daartoe had hij het er zelfs voor over om ver weg, in de jungle, te gaan vechten.

Er zitten sprongen tussen de delen van dit verhaal. Tijdssprongen. En die zouden het dus aannemelijk moeten maken dat de hoofdpersoon mettertijd steeds verder radicaliseerde.

Ik geloofde daar alleen niet in. Het lukte de schrijver namelijk wel om de jeugd van zijn personage, Arend, vol met tekenende details te vullen — in die zin vind ik deze roman zelfs beter geslaagd dan Komrij’s persoonlijke jeugdherinneringen in Verwoest Arcadië. Alleen hield het daarmee op. Die latere periode in het leven van deze man bleef iets onwaarachtigs houden. Dat er iets veranderen moest in het Nederland van de jaren zestig à la. Maar hoe zo geweld daarbij dan?

Komrij heeft ooit eerder in een lezing het verraad gelaakt van zijn leeftijdsgenoten, de generatie van ’68.

Een unieke combinatie van sociale achtergrond en opkomende welvaart kan hebben gezorgd voor de merkwaardige mengeling van fanatisme en gemakzucht die eigen bleek aan mijn leeftijdgenoten. Jongens en meisjes uit opwaarts strevende gezinnen die nu veel gemakkelijker konden krijgen waar eerdere generaties voor hadden moeten zwoegen, in een verstarde maatschappij waarin autoriteit het mikpunt was maar toch nog zeer in trek – zoiets moest wel eindigen in een feestbanket voor profiteurs, overlopers, hypocrieten, maniakken en dictatortjes.

Deze novelle is waarschijnlijk te zien als de uitwerking van die kritiek met andere middelen. En daarmee moest de hoofdpersoon wel een klootzak worden uiteindelijk — hoe menselijk hij ook mocht hebben geleken in zijn jeugd.

Vraag is daarmee waarom het Komrij zo slecht geslaagd is om deze man sympathiek te laten blijven voor mij als lezer. Want daarmee valt of staat de waardering van het boek. Goede romanciers lukt het namelijk wel, om de lezer mee te laten leven met soms toch volstrekt abjecte personages.

Gerrit Komrij, De loopjongen
160 pagina’s
De Bezige Bij, 2012

Meer gouden woorden ~ Gerrit Komrij

Toen ik met dit boeklog begon anderhalf jaar geleden was dat om op een paar vragen antwoord te krijgen. Wat lees ik zoal voor de lol? En waarom dan wel?

Heel veel lijn heb ik nog niet kunnen ontdekken inmiddels. Wel valt me op veel boeken te lezen die eigenlijk geen boeken zijn, maar bundels met stukjes die al eens ergens anders zijn gepubliceerd.

Ook dit boek is weer zo’n bundel, in dit geval met columns die Gerrit Komrij wekelijks schreef voor de achterpagina van NRC-Handelsblad. Een eerdere verzameling kwam hier ook al langs.

Aan deze columns valt op dat Komrij zijn inspiratie tegenwoordig vooral uit de Nederlandse politiek haalt. Volgens eigen zeggen omdat wij éen der treurigste episoden uit de politieke geschiedenis meemaken.

Niet eerder oordeelde hij ook zo onverbloemd hard en meedogenloos, lijkt me. En Komrij slijpt en wet het Nederlands zorgvuldig om er zo diep mogelijke kerven mee te kunnen slaan.

In een krant is dat zeer prettig om te lezen. Daar lucht het op als iemand zich niets aantrekt van de journalistieke pose objectief te zullen zijn.

Maar in zo’n dulle omgeving is het niet moeilijk om de aandacht te krijgen. Bij bundeling winnen Komrij’s columns ditmaal niet. Te vaak roert hij de luide trom van het overstatement, en uiteindelijk slaan zijn roffels daarom dood.

Voor lezing is daarom maat gevraagd. Misschien is éen column in de week een optie?

Gerrit Komrij, Meer gouden woorden
157 pagina’s
Uitgeverij De Bezige Bij © 2006


Met het bloed dat drukinkt heet ~ Gerrit Komrij

Gerrit Komrij schreef een tijd de wekelijkse rubriek ‘Gouden woorden’ op de achterpagina van NRC-Handelsblad. En ik begreep nooit zo goed waarom hij zich daarin zo druk maakte over de veelal politieke waan van de dag. Mij was bekend wat hij in dit boek geschreven had.

als een politicus veel namen van schrijvers noemt maakt hij nog enige kans om voort te leven, als een schrijver veel namen van politici noemt maakt hij alle kans snel te verouderen.

[148]

Maar juist door Met het bloed dat drukinkt heet te herlezen, begrijp ik die latere columnreeks wat beter. Wie eenmaal het naïeve idee kwijt is dat er iets nuttigs gebeurt in Den Haag, ergert zich makkelijk aan de eeuwige aandacht in media en huiskamer voor alle gebeuzel daar. En als het al decennia geen effect heeft om die afkeer in algemene bewoordingen op te schrijven, dan helpt het tenminste iets om dan maar gewoon lol te maken over de onbenulligheden in de politiek.

Ik lees en herlees Komrij bij wijze van hartversterking; als tonicum aan het einde van de dag, genietend onderuit gezakt. Ik weet wat er komen gaat, en dat is me goed. Wel gaat mij er daarbij inmiddels veel minder dan vroeger om Komrij’s gelijk, het gaat me nu vooral om zijn bewoordingen.

Dit is een bundel met mengelwerk, daterend uit de late jaren tachtig, vroege jaren negentig. Variërend van essays die van mij ook columns mogen heten, tot een afdeling Opperlandia, een hoofdstukje aforismen zelfs, en een verzameling krantenknipsels.

Het meest boeide me Komrij’s beschouwingen over de geringe kwaliteit van wat er in Nederland voor literatuur door gaat. Hem las ik altijd al. Hij is dus absoluut mede verantwoordelijk voor het besef dat je als lezer mag wantrouwen wat schrijvers je voorzetten aan slecht gelukt werk.

En die relativering is zo zeldzaam in Nederland. In veel kringen is het nog altijd verboden om zelfs maar enigszins badinerend te zijn over wat er zoal verschijnt. Maar het zal vaste lezers van boeklog misschien duidelijk zijn; ik schrijf hier niet anders dan over mijn verwondering dat het me vaak zo slecht lukt te blijven geloven wat er in fictie staat.

Een zin, een metafoor, een gedachte behelsde vaak meer dan dat hele bouwwerk van verzonnen werelden die men als spiegel van de werkelijkheid aan de man wilde brengen en roman noemde. Eerst zoog men het uit de duim en daarna verkwanselde men het voor echt.

[260]

Gerrit Komrij, Met het bloed dat drukinkt heet
286 pagina’s
De Arbeiderspers, 1991

Mijn leven als genie ~ Salvador Dali

In de brugklas, tijdens de tekenles, zag ik voor het eerst een werk van Dali in reproductie. Dat schilderij met de weke horloges. Maar of het indruk maakte weet ik niet meer.

Zeker is wel dat zo ik interesse heb gehad voor het surrealisme, en de beoefenaren daarvan, die beperkt bleef tot een moment in mijn puberteit. Misschien omdat het surrealisme iets heel begrijpelijks heeft; de werkelijkheid moet wel in het kunstwerk aanwezig blijven, om daar een twist aan mee te kunnen geven.

Maar ik vond de surrealisten vakmatig nooit heel erg goede kunstenaars. Eenmaal gezien boden hun werken daarna niets meer. Dus interesseerden ze me nauwelijks toen ik al die jaren op pad was om kunst te kijken.

Verder leek Dali me beter in zelfpromotie dan in welke ander onderdeel van de beeldende kunst ook. Dat nam me al evenmin voor hem in. En zo beperkt een mens zich steeds meer, door de vooroordelen te laten aankorsten tot er helemaal geen beweging meer mogelijk is. Daarop blijft er weinig anders over dan zo af en toe iets radicaals te doen.

Dus las ik eindelijk eens dit deeltje privé-domein, met een selectie uit Journal d’un génie en La vie secrète de Salvador Dali.

En dat viel nauwelijks onbevangen te lezen; al was ik me nog zo van mijn vooroordelen bewust. Omdat er bij elke regel, zelfs uit het dagboek, meewoog dat die op effect geschreven kon zijn.

Goed, regels als hieronder hebben iets:

Toen ik zes jaar was wilde ik keukenmeid worden. Toen ik zeven was, Napoleon. Sedertdien hebben mijn ambities, evenals mijn grootheidswaanzin, steeds grotere vormen aangenomen. [20]

Maar het permanente overstatement in dit boek, en de talloze poses, werden voor mij te zelden gecompenseerd door de relativering van de humor.

Nochtans schijnen sommige mensen dit een heel leuk boek te vinden.

Ik kon mijn onderhuidse weerzin tegenover de man blijkbaar niet kwijtraken.

Salvador Dali, Mijn leven als genie
274 pagina’s
De Arbeiderspers, 1968
privé-domein z.n.
Uit het Frans vertaald en ingeleid door Gerrit Komrij

Morgen heten we allemaal Ali ~ Gerrit Komrij

Gerrit Komrij geeft weleens een lezing. En de tekst daarvan wordt dan apart uitgegeven, of komt samengevat in de krant te staan. En ik ben liefhebber van Komrij genoeg om dit allemaal te verzamelen.

Gerrit Komrij geeft ook weleens een bundel uit, met elders al eens geopenbaard werk. Zo’n verzamelbundel is dit boek. Dat vernoemd werd naar een regel uit de essaybundel Dit helse moeras. Daarin eindigde het essay ‘La ilaha illah allah’ al in 1983 met de woorden: ‘Op een ochtend zullen we wakker worden en allemaal Ali heten.’

Dit samen maakte het raar om deze bundel aan te schaffen. Die is namelijk meer een diepte-investering dan iets anders. Pas over tien, twaalf jaar zullen de details zijn opgelost van al de losse publicaties en lezingen die ik al kende. Dan eerst zal Morgen heten we allemaal Ali lezen als een nieuw boek.

Deze keer was er eigenlijk niet zo veel mee aan te vangen. Zelfs al zouden alle teksten volgens Komrij herzien zijn. De nog zo frisse kennis over de eerste kennismaking stond onbevangen lezen in de weg. Of het nu om de Ruigoord-lezing ging waarin Komrij zijn generatie verketterde, die Albert Verwey-lezing over poëzie, de Mosse-lezing over cliché-homo’s, of de SLAA-lezing over populisme. Was er ook die tekst over Wagner nog die ik al in een aparte uitgave had.

Wat bracht dit boek dan verder? Er is een hoofdstuk met Tweets, die Komrij publiceerde op zijn Twitter-account; waarbij ik me altijd heb afgevraagd of die wel allemaal van hem waren. Er werden wat stukken opgenomen die ‘naast het essay hadden gelegen’ — de auteur doet namelijk in éen stuk moeite om aan te tonen dat zo’n genre-aanduiding onzin is.

Als ik me kwaad maakte over iets, redelijk of onredelijk — als ik in een vervloekte bui van goedhartigheid het kruis op mijn rug nam en mijn lotgenoten iets probeerde uit te leggen, geduldig of ongeduldig — dan hoorde ik plotseling beweren dat ik een essay had geschreven. Ik was me van geen kwaad bewust. In een geprikkelde bui, maar geheel naar waarheid, riep ik een keer uit dat ik ‘nooit van mijn leven’ een essay had geschreven. [160-161]

Interessantste gedeelte van dit boek voor mij, was het enige dat ik wel onbevangen lezen kon — het laatste boekgedeelte, dat het kopje ‘Verdwenen regenwoud’ draagt. En dit gaat toevallig over lezen. Waarbij Komrij opmerkt dat boeken hem weliswaar veel hebben gegeven, maar dat door het lezen toch ook wel wat verloren is gegaan.

Je gaat beseffen dat het merendeel van de boeken helemaal niet de moeite waard is. [261]

Lezen doet zelfs nog meer. Ik heb er ook kennis over de boekhandel door opgedaan. En weet nu hoe weinig de schrijvers aan hun boeken verdienen, relatief gesproken. Dus kan ik het Komrij niet kwalijk nemen zo’n boek als dit te publiceren. Ook al omdat er gedienstig al dat losse werk in werd samen gebracht.

Er zijn alleen niet zo veel auteurs waar ik nog iets van verwacht. Als een boek van Komrij teleurstelt, is dat ook omdat mijn verwachtingen over hem altijd zo vreselijk hoog zijn.

Mijn eerste indruk over dit boek was toch dat ik gestraft werd het werk van de man zo te appreciëren.

Gerrit Komrij, Morgen heten we allemaal Ali
Vrolijke bespiegelingen over de tijdgeest

303 pagina’s
De Bezige Bij, 2010

Nederlandse kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten ~ Gerrit Komrij

Eén bloemlezing kende ik slechts waarin kinderversjes domweg tussen het werk staan van dichters met heel wat meer pretentie. En wat mij betreft, is het vreemd dat er niet meer zijn. De taal die ik me eigen heb gemaakt, stamt nu eenmaal uit heel verschillende bronnen. In ritme en klank, in vocabulaire en cliché.

Het lichte bestaat voor mij niet zonder het zware, het profane niet zonder het heilige.

Misschien begon de betovering van taal ook bij mij ooit met de magie van het rijm: ‘Dag meneertje, koekepeertje’ — waar Willem Wilmink zo vaak naar verwees.

En de bloemlezers die vanuit eenzelfde principe denken — die zien dat in taal alle uitingen met elkaar kunnen samenhangen — zijn voor mij intelligenter en boeiender dan de bloemlezers die naar eigen voorkeur een museumpje aanleggen met enkel prachtexemplaren; zelfs al is een groot deel daarvan al fossiel voor ieder ander mens.

Ook Gerrit Komrij — een verder zeer te waarderen keurmeester — bracht de Nederlandse kindergedichten onder in een eigen reservaat; dat betrekkelijk los staat van zijn andere poëziebloemlezingen.

Maar gelukkig heeft hij daarbij wel begrepen dat er gedichten zijn die vóor kinderen geschreven zijn, en versjes die kinderen uit zichzelf hebben gebruikt.

De grote dichter Anonymus, met zijn eeuwige leven, is rijk vertegenwoordigd in de bundel. Touwspringversjes en aftelrijmpjes prijken er gewoon naast veel pretentieuzer dichtwerk met een pedagogische strekking, of het hedendaagse amusement uit de kinderboekjes.

Er nog van afgezien dat de uitgave meer dan duizend pagina’s telt, is deze bloemlezing alleen al onmetelijk rijk omdat die toont hoe oud sommige delen van mijn taaleigen zijn. Dat veel Sinterklaasliedjes uit de negentiende eeuw stammen, was me nog net wel bekend. Maar zo veel meer versjes die ik als kind leerde — al was het maar omdat ze bij een spel hoorden — zijn bijna tweehonderd jaar oud.

Zo’n ouderdom is bijzonder in het Nederlands. Wij hebben hier geen Shakespeare van wie we in elk geval wat citaten horen te kennen. En nu de Statenvertaling nog amper gebruikt wordt in de kerken, lijkt het me somber gesteld met de universele fundamenten onder de taal.

Ondertussen bevat de bloemlezing ook poëzie die nergens anders zal zijn gepubliceerd. Gedichten die kinderen door de eeuwen heen zelf schreven – die daarbij al gauw de mode tonen van een tijd. En soms vertedering oproepen. Maar die niet het meest interessante deel van deze uitgave waren.

Gerrit Komrij, De Nederlandse kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten
1040 pagina’s
Prometheus 2012, oorspronkelijk 2007

Nederlandse poëzie ~ Gerrit Komrij

Nee, ik zal niet beweren alle poëzie op deze 2280 pagina’s even aandachtig gelezen te hebben. Wel heb ik eerdere drukken van deze bloemlezing in bezit, zodat een groot deel van de inhoud me alwel bekend was. Alleen komt er zo iedere negen jaar een bijgewerkte versie op de markt, dus ging het me nu vooral om wat er bijgekomen was.

De druk die ik zelf bezit was nog in éen band.

En te zeggen is, aan gedichten kwam er veel bij, maar aan de andere kant viel het ook wel weer wat tegen. Alle dichters die sinds 1964 geboren zijn worden er in zo’n honderd pagina’s doorheen gejaagd. Mijn generatie is niet heel erg aanwezig, om over de huidige twintigers maar te zwijgen.

Maar goed, hoe lees ik zo’n bloemlezing als deze dan?

Ik zie het toch vooral als bladerboeken, om zo af en toe even willekeurig ergens open te slaan. Alles in de hoop regels te lezen die nooit eerder zo, in de stemming van het moment gezien werden, en daarmee opeens lading krijgen. Lezen is het, als zoektocht naar wat taal nog vermag.

En ik geloof ook wel dat Komrij op regels geselecteerd heeft. Zonder dat ik nu verder uitgesproken ideeën heb over waarom wat in deze bloemlezing terecht kwam. Hoogstens dat ik zie dat er opvallend veel gedichten zijn die van afstand gaan over wat poëzie al dan niet is.

Enfin. Prettig is dat ik nu weer een paar nieuwe namen heb, al hoop ik dat Komrij niet de enige regels uit hun oeuvre heeft geplukt die de moeite waard zijn. Dat kan hij namelijk goed.

Gerrit Komrij, Nederlandse poëzie
van de 19de t/m de 21ste eeuw
in 2000 en enige gedichten

2280 pagina’s
Uitgeverij Bert Bakker, 2004 15e druk

Niet te geloven ~ Gerrit Komrij

De Boekenweek in 1997 had als thema ‘Mijn God’. De Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek had namelijk een opleving bemerkt van religieus gevoel, en zag mogelijkheden daar nog leuk iets commercieels mee te doen. Als schaamlap werd Gerrit Komrij aangezocht om het Boekenweekessay te schrijven. Was tenminste van te voren al zeker dat zo’n loodzwaar thema — in de Nederlandse beleving — nog enigszins gerelativeerd zou worden.

Ik herlas dit essay om de simpele reden dat ik eraan herinnerd werd door Schopenhauer’s tweegesprek tussen de ‘man van het volk’ en de ‘vriend van de waarheid’; zoals opgenomen in Het nut van vrome leugens.

Maar de overeenkomst tussen beide gesprekken beperkte zich vooral tot de vorm. Die natuurlijk ook vrij klassiek is. Teken op wat een onwetende aan gedachten uitwisselt met een wetende, en ook de lezer leert meer.

De tijden zijn alleen verandert sinds Schopenhauer. De macht van de christelijke kerken is hier nogal afgenomen. En in plaats van een herkenbaar geloof, belijden velen inmiddels een amorf ietsisme.

Komrij was zo slim daarom nog een derde stem in te brengen. Naast een religieus iemand en een tegenstander van geloof doet er ook nog een halfzacht ei mee aan het gesprek. Dit is de twijfelende auteur Grijphart — die zich vooral voelt aangetrokken tot het mysterie van het geloof, maar verder niet meteen iets heeft met de religieuze traditie.

En goed, dan heeft Komrij getracht om elke deelnemer aan het gesprek even goede teksten te geven. Maar zijn sympathie ligt duidelijk bij ongelovige Boksvoet — wat nog een oude naam voor de duivel schijnt te zijn — terwijl zijn afkeer het grootst is voor alle halfhartige praat.

Gerrit Komrij, Niet te geloven
Een prieelgesprek
64 pagina’s
Stichting CPNB, 2007

Nu ben ik boos, ik omhels je ~ Hafid Bouazza & Gerrit Komrij

Twee Nederlandse schrijvers begonnen in mei 2008 een publieke briefwisseling in NRC Handelsblad. En in augustus al hielden ze weer met deze wekelijkse correspondentie op. De exercitie leverde vervolgens nog een boekje op: Nu ben ik boos, ik omhels je; dat inmiddels kansloos verramsjt wordt.

Alleen. Zowel het begin als het einde van de correspondentie zijn voor mij omgeven door raadsels. Wat waren deze twee mannen van elkaar?

Nu ja, dat de ene schrijverd de andere vooruit helpt met een gezamenlijk brievenprojectje in een krant komt wel vaker voor. Michael Zeeman bezorgde zo Hans Maarten van den Brink nog eens wat inkomen tijdens diens scheiding.

Maar dat Bouazza zich in zijn laatste brief plots nogal geïrriteerd toont, en meldt met de correspondentie op te houden, kwam toch onverwacht — want volgt niet uit de brieven. Ondanks dat beide auteurs daarin duidelijk verschillende meningen verkondigen over wat literatuur ís, of zijn moet. En zelfs al heeft Komrij gelijk in zijn laatste woord daarop dat het allemaal wat minder navelstaarderig had gemogen van hem; en hij juist zo benieuwd was naar Bouazza’s ideeën over de wereld.

Bouazza zal alleen te vaak op zijn afkomst worden aangesproken om daar spontaan een gespreksthema in te willen zien.

Indertijd las ik de brieven al in de krant, op het moment van verschijnen, zonder er toen veel mee aan te kunnen vangen. Elke omgeving creëert zijn eigen klimaat. En heel goed paste de correspondentie toen niet binnen de context van een dagblad.

Bovendien las ik indertijd vrijwel alleen de brieven van Komrij’s kant. Omdat me nu eenmaal alles interesseert wat hij schreef.

Het is ook niet dat Hafid Bouazza niet schrijven kunnen zou. Het probleem zit dieper. Ik geloof hem namelijk niet direct. Bouazza lijkt me iemand die het woord vooral gebruikt om te verhullen dat hij eigenlijk nauwelijks iets te zeggen heeft. Ik vind hem allereerst een krullendraaier. De verpakking is fraai, met linten, alleen is de doos me bij het openmaken een keer te vaak leeg gebleken.

Dat is vanzelfsprekend een vooroordeel van mijn kant. En er zijn veel ergerlijker voorbeelden actief van auteurs met precies hetzelfde euvel. Niet zelden hebben deze zelfs een immens publiek. En dat maakt mij allemaal niet uit. Zolang ik maar niet enkel deze mensen hoef te lezen.

De integrale correspondentie van Bouazza en Komrij maakte bij hernieuwde kennismaking opnieuw weinig indruk. Hafid Bouazza verraste me weliswaar een paar keer — alleen was dit steeds door een formulering, nooit door een inzicht. En de beste inzichten van Gerrit Komrij bestonden toch ook uit ideeën die hij ergens anders al eens verwoord heeft.

Veilig was het allemaal daarom. Vertrouwd. Wat het tegenovergestelde is van opzienbarend.

Desalniettemin tekende ik aan:

scheiding

Veel programmamakers en organisatoren staan te popelen om simpele dingen. Je hoort een schrijfster of schrijver beweren dat mannen een mes in hun broek klaar houden of dat Mohammed louter odeklonje strooit en verdomd, de volgende dag zie je de schrijfster of schrijver langs alle talkshows trekken. Je kunt daar de klok op gelijk zetten.
      De bestseller van het jaar wordt ooit nog eens — en sneller dan we denken — geschreven door iemand die in zijn blote kont komt vertellen dat twee plus twee vier is.

Komrij [58]
scheiding

De schrijvers om wie ik enigszins geef, zeg maar Börne, Tucholsky, Heine. Multatuli, waren, als je het goed bekijkt, aan één stuk door in de weer met routebeschrijvingen voor de legioenen sukkels om hun voeten. De thema’s waarover ze het hadden, de mensen die ze achtervolgden en aanklaagden, de routes die in hun hoofd stonden getekend, ze zeggen ons volstrekt niets meer. Fini, begraven, gewist. Dat heeft het vuur van hun proza nauwelijks gedoofd. Het is de drift die telt, niet de doelwitten van de drift.

Komrij [66]
Hafid Bouazza & Gerrit Komrij
Nu ben ik boos, ik omhels je
Brieven

122 pagina’s
Prometheus, 2009

Onherstelbaar verbeterd ~ Gerrit Komrij

Waarom leest iemand poëzie? Dat is een vraag die ieder maar voor zich moet beantwoorden; ik weet op zijn best nog net wat ik in poëzie hoop aan te treffen, en daar zo zelden in vind. Mij gaat het in gedichten om de samenballing van taal in een paar woorden. Ik zoek naar kracht.

Vandaar dat ik meen dat iedereen in zijn jeugd een groot tal gedichten uit zijn hoofd zou moeten leren. Zelfs al komt het begrip voor de tekst misschien pas met de jaren, ondertussen is er wel iets geleerd over woorden, en klank, en ritme.

Maar, onze cultuur is er niet naar om anderen op te dringen iets uit hun hoofd te leren. Al generaties voor Google bestond, was uitgangspunt in het onderwijs dat het antwoord op de meeste vragen toch wel op te zoeken was.

En mede daardoor is dit prachtige boekje van Komrij te dun.

Om gedichten te kunnen parodiëren, is het wel nodig dat iedereen het origineel kent. En dit schort er nogal aan hier. Lullige leuzen uit de reclame volop die elk onthouden heeft. Rijmelarij genoeg in het collectieve geheugen, van al de zangers die met permanent gepijnigde blik hun clichés uitpersen. Poëzie is daar alleen nauwelijks bij.

Komrij schreef de parodieën op het schaarse tal overbekende gedichten in de jaren tachtig en negentig. Op mij hebben de variaties meer indruk gemaakt dan de originelen. De oerversies zijn daardoor nooit meer onbevangen te lezen. Alleen valt me ook op dat niet alle onherstelbaar verbeterde gedichten in deze derde en herziene bundel zijn opgenomen. Ik miste een reeks verbeterde beginzinnen, die op mij zo’n grote indruk maakte dat ik ze na eerste lezing voor altijd onthouden heb.

Adriaan Roland Holst schreef in het gedicht ‘Zwerversliefde’:

Laten wij zacht zijn voor elkander, kind
want o, de maatloze verlatenheden,
die over onze moegezworven leden
onder de sterren waaie’ in de oude wind.

Komrij maakte daar van:

Laten wij zacht zijn voor elkander, kind
tot ik de pot met vaseline vind,

En zo zijn er meer geweest. Veel meer. Die dus niet in deze bundel staan, en waar ik graag van weten zou wat wel de vindplaats is.

Gerrit Komrij, Onherstelbaar verbeterd
47 pagina’s
Uitgeverij C.J. Aarts 1994, oorspronkelijk 1981

Over de noodzaak van tuinieren ~ Gerrit Komrij

Er is éen betoog in het immense oeuvre van Gerrit Komrij waar ik werkelijk nooit iets van begrepen heb. Al kan dit komen omdat het me waarschijnlijk tot nu toe nimmer lukte om die tekst uit te lezen zonder niet voortdurend in gedachten af te dwalen. Uit verveling.

Komrij hield in 1990 de Huizinga-lezing te Leiden. Waar enige prestige aan kleeft.

Volgens hemzelf sprak hij daarbij over het probleem voor de kunstenaar van een wereld zonder God. Want daardoor ontbrak er samenhang. Zonder Schepper kan daarom geen dichter scheppen — en de schrijver, schilder, en de beeldhouwer al evenmin.

En waarschijnlijk gaat het bij dit ene uitgangspunt al mis voor mij. Bijvoorbeeld omdat ik toevallig iets weet over de negentiende wetenschapsgeschiedenis, en daarover op zijn minst te zeggen is dat het met onderzoek pas wat werd toen God als vanzelfsprekende verklaring eindelijk verdwijnen zou.

Volhouden dat de wetenschap sinds die tijd niets bereikt heeft, doen tegenwoordig alleen griezelige politici nog, en andere fanatici met een ontembare bedilzucht.

Wisten die wetenschappers zelfs weleens iets van ordening aan te brengen, in hoe de wereld bekeken worden kan. Bijvoorbeeld door nuttige beperkingen aan te brengen in wat ze gingen onderzoeken.

Cynisch gedacht alleen kan het best zijn dat Komrij, voor de keuze geplaatst om iets te vertellen dat enige binding had met het werk van de historicus Johan Huizinga, hoe vaag ook, het eerste gepakt heeft dat hij daarbij tegen kwam — ondanks dat hij dit overigens stellig ontkende.

Huizinga heeft zijn collega-geschiedkundigen namelijk nog eens aangespoord om toch eens andere onderwerpen te kiezen als doorgaans gebeurde. En eens te schrijver over:

de tuin als cultuurvorm, of van den weg, de Markt en de Herberg, het Paard, den Hond en den Valk; van den Hoed of van het Boek in hun cultuurfunctie.

Komrij gebruikte de metafoor van de tuin onder meer om aan te geven waar hij in zijn eigen werk naar zocht, want blijkbaar al tijden onbewust naar op zoek was geweest.

Alleen wordt het dan vaag:

Op het terrein van de symboliek en de allegorie glijdt men licht uit; er vindt in de loop der eeuwen een verraderlijke osmose plaats tussen mythen en metaforen; de grens tussen een noodzakelijke veelduidigheid en een zich prostituerende toepasbaarheid is niet altijd goed te trekken; het is het oude probleem in de godsdienst- en cultuurgeschiedenis van het syncretisme en de synthese; symbolen werden onvermijdelijk — al blijft vaak onduidelijk waar en wanneer precies — sjablonen, zoals topoi cliches werden, met alle krachteloze ornamentiek vandien; en men beseft voortdurend dat men zich niet mag laten verleiden om, in een hoera-stemming, tot de conclusie te komen ‘dat alles met alles samenhangt’.

Nut heeft deze lezing voor mij dan ook hoogstens om te verduidelijken dat ‘de tuin’ eeuwenlang, in tal van culturen, gebruikt is als metafoor om de wereld mee te kunnen duiden. Alleen is die metafoor nog vrij plotseling geheel in onbruik geraakt.

Maar ook als ik er langer over nadenk, begrijp ik Komrij’s verlangen niet goed. De man werkte toch vooral in taal? En brengt taal al niet direct enorme restricties aan? Want is alles wel in woorden te vangen, of over te brengen?

Gerrit Komrij, Over de noodzaak van tuinieren
Huizinga-lezing 1990

84 pagina’s
Bert Bakker, 1991

Paleizen van het geheugen ~ Gerrit Komrij & Willem van Malsen

paleizen van het geheugen omslag

Ik moet dit boekje eerder gelezen hebben. Of misschien was het meer nog bekijken, omdat meer dan de helft van de pagina’s zijn gevuld met inkttekeningetjes van Willem van Malsen. Want, het stond op mijn lijstje van boeken die onmiddellijk moeten worden aangeschaft, mocht ik ze ooit eens ergens tegenkomen.

Dus was ik blij dit boekje te kunnen kopen. En is nu de vraag waarom toch ook alweer.

Komrij wijdt drie beschouwinkjes aan ‘de dingen’, en wat die voor ons betekenen. Hij blijft daarin wat in geïsoleerde associaties steken, waardoor het allemaal wat moeilijk leest.

Een opmerking aan het eind vond ik wel treffend. Over het verschil in betekenis die de dingen voor een kind hebben, en voor een volwassene ging het. Maar over de oorzaken daarachter — dat een kind niet alleen tijd heeft zich in iets te verdiepen, maar ook zo veel minder heeft om de uren mee te vullen — dan weer helemaal niets.

Ik ben waarschijnlijk te dom voor luxe boekjes als deze.

Gerrit Komrij & Willem van Malsen, De paleizen van het geheugen
80 pagina’s
Uitgeverij De Harmonie, 1983

Papieren tijgers ~ Gerrit Komrij

Begin dertig was Gerrit Komrij, toen hij de stukken schreef die in deze bundel mengelwerk zijn opgenomen. Half zijn leeftijd was ik toen het boek voor de eerste keer las. En daarmee ontdekte ik toen meer dan alleen een schrijver. Duidelijk werd ineens dat literatuur niet alleen bestond uit pseudo-gewichtig imponeergebasel. Maar dat een schrijver diens meningen ook helder uitdrukken kon, in prachtige volzinnen, vol spot nog daarbij.

Alleen die ontdekking al maakte dit tot een boek dat een leven tekende.

Geheel neutraal nam ik Papieren tijgers dus niet meer ter hand bij deze herlezing. Als het tegenviel zou dat tegelijk een afscheid zijn aan wat ooit betekenis had.

Tegelijk kon ik weten dat het boek genoeg bevat dat later nog eens herdrukt is, in andere bundels. Het stuk bijvoorbeeld waarin de hypothetische vraag gesteld wordt of Harry Mulisch een groot schrijver is, anders dan in eigen ogen. De kaboutervete met Dirk Ayelt Kooiman kreeg een nieuwe aflevering, waarin Komrij nog weer prijzender was over het werk van de man, en de kongsie aan Kooiman-liefhebbers.

Kakafonie werd aangekondigd, terwijl het pas dertig jaar later zou verschenen.

En Gerrit Komrij schreef al polemieken tegen Scientology voordat de sekte breder bekend werd.

Verder toonde Komrij zich in zijn literaire stukken een paar keer onder de indruk van een boek. Voor de verandering. Opmerkelijk genoeg. Het debuut van Hotz werd geprezen als iets. En van Bob den Uyl’s verhalenbundel Gods wegen zijn duister en zelden aangenaam vond Komrij zo waar dat daarin een schrijver aan het werk was geweest.

Ik weet niet meer of Den Uyl toen al tot mijn favorieten behoorde, of dat deze woorden mij aanzetten me eens in die boeken te verdiepen. Zeker is dat ik alles al van hem heb gelezen op de middelbare school, net als van Hotz.

Dit is trouwens éen reden waarom ik het soms zo jammer vind pas zo laat met boeklog te zijn begonnen. Het grote lezen gebeurde al lang geleden. De ware ontdekkingen zijn al een tijd terug gedaan. Alles waar ik nu nog over schrijf is op zijn best aardig, of goed geschreven, of inzichtvol, maar zal me nooit meer schokken tot in mijn kern.

Dus rest me ook weinig dan zo af en toe een boek uit de kast te trekken dat ooit iets aanstak in mij, om het over dat aspect van het lezen te hebben.

Gerrit Komrij, Papieren tijgers
233 pagina’s
De Arbeiderspers, 1978

Perplexicon ~ Tysger Boelens & Gerrit Komrij (red.)

Dit is typisch een boek dat ik in andere media lovend besproken zou hebben, maar waarover ik op dit meer persoonlijk geöriënteerde leeslog bedenkingen moet uiten. Sommige boeken hebben gewoon de pech te laat tijdens mijn leven te verschijnen. Voorzichtig geschat heb ik 70% van de inhoud uit deze bloemlezing aan nonsensproza en -poëzie zo al hier in de boekenkasten staan. De rest verraste evenmin.

Dus kan ik de samenstellers onmogelijk verwijten geen smaak te hebben gehad.

Tegelijkertijd wijst die enorme overlap misschien ook op enige gemakzucht hunnerzijds. Ik houd van humoristisch proza, en soms ook van absurd taalgebruik of nonsens, maar tegelijkertijd heb ik me er nooit in willen specialiseren.

Mooi is het wel om nu eens wat Nederlandse vertalingen te hebben, van zo uiteenlopende klassiekers als James Thurber’s verhaal ‘Walter Mitty’, Monty Python’s ‘Dead Parrot Sketch’, of Lewis Carroll’s gedicht ‘Jabberwocky’. Net als Hans Teeuwen’s bijbelverhaal uit het programma Hard & zielig in geen huishouden ontbreken mag. Onder nog veel meer.

En dan?

Uiteindelijk is dit boek nu voor mij vooral memorabel door de prachtige vormgeving van Piet Schreuders.

Goed, ik kan me heel wel voorstellen wat een genot het moet zijn om kinderen door een boek als dit kennis te laten maken met nonsensliteratuur. Omdat iedereen van de wetenschap kan profiteren dat taal ook iets is om eens op vakantie te sturen.

Maar het blijft raar, om tijdens het lezen van een boek vooral te kijken of de samenstellers niets gemist hebben, in plaats van blij door hun keuzes verrast te worden.

meer Boelens op boeklog

Tysger Boelens & Gerrit Komrij (red.), Perplexicon
Het abc van de nonsens

344 pagina’s
Nijgh & Van Ditmar, 2007

Poëzie is geluk ~ Gerrit Komrij

Twee openbare lezingen gaf Gerrit Komrij, toen hij in 1999 gastschrijver was aan de Leidse universiteit. De eerste kreeg als titel ‘Hoe lees je poëzie?’ en de tweede ‘Hoe schrijf je poëzie?’. Beide zijn verzameld in dit boek.

‘Hoe schrijf je poëzie?’ leverde een publieke les op, zoals ook Vestdijk ooit gaf, volgens De glanzende kiemcel. Komrij nam éen idee, en liet vervolgens de stappen zien om van die inval tot een sonnet te komen.

Niet geheel toevallig gaat dit gedicht, met de titel ‘Hogedruk’, over het schrijven van poëzie — en hoe het onmogelijk is te voorspellen of een korte sprint danwel een marathon het beste resultaat zal leveren; maar dit er niet toe doet. Informatief was wat Komrij terloops over het ambacht vertelde.

De versvoeten moeten worden geteld. Alles bestaat uit vijf voeten hier, dus bij elke regel gaan voor een routinecheck duim, wijsvinger, middenvinger, ringvinger en pink omhoog. De ringvinger stokt bij de vierde regel — [41]

‘Hoe lees je poëzie?’ bracht meer van het van Komrij bekende verbale vuurwerk. En ook behandelt hij de kwestie of er eigenlijk wel iets te zeggen is over wat poëzie ís. Dichters kunnen dat in elk geval niet. Terwijl literatuurwetenschappers ondertussen bibliotheken volschrijven met hun interpretaties; en er dus evenmin het laatste woord over te zeggen hebben.

Wat wel helpen wil, is om veel poëzie te blijven lezen.

Eén van de grote onbegrijpelijkheden voor Komrij is dat zo veel mensen nooit verder komen dan het werk van Nel Benschop, of Toon Hermans. Wat niet meer dan een leuk beginpunt is om van gedichten te leren houden, blijkt voor de meesten het eindpunt.

Terwijl poëzie toch zo veel kan brengen. Al is een nadeel ook dat wie veel dichters leest, telkens hogere eisen gaat stellen aan de volgende. Maar het raadsel zal tegelijk blijven.

Er is in poëzie — net als in muziek — iets wat niet onder woorden kan worden gebracht, en juist omdat poëzie iets van woorden is komt ons dat op het eerste gezicht bevreemdend voor, lijken we het eigenlijk niet te willen accepteren. Alsof ze iets niet kwijt wil wat ze ons wél zou kunnen geven.

Tot we ontdekken dat haar geheime reserves haar kracht zijn.

Er zijn gedichten die je meteen vergeet en er zijn gedichten die je steeds opnieuw kunt lezen. Zulke gedichten beroeren je iedere keer opnieuw weer even sterk, en iedere keer blijkt er iets over te zijn wat ze niet hebben prijsgegeven. Om dat ‘over’ gaat het in de poëzie. [21]

De voornaamste indruk die ik aan de lezingen overhield was: beter dan dit kan de poëzie toch nauwelijks verdedigd worden. Zelfs al heeft Komrij zichzelf zorgvuldig uit zijn betogen weggelaten — het lijkt of hij elk woord persoonlijk meende.

Gerrit Komrij, Poëzie is geluk
46 pagina’s
Bert Bakker, 2000

Scherp van de snede ~ Pierre Vinken & Hans van den Bergh [sam.]

Beide samenstellers van deze bloemlezing zijn eind 2011 kort na elkaar overleden. En dat is jammer. Alleen al omdat ik best een polemiek met ze had willen aangaan over de samenstelling van de bundel Het scherp van de snede.

Doel van dit boek is nog het meest krachtig omschreven in de ondertitel. ‘De Nederlandse literatuur’ te tonen ‘in 100 en enige polemieken’. Alleen leggen de samenstellers dat dan wel erg eng uit. Niet enkel de teksten behoorden literatuur te zijn, ze mosten ook nog eens gaan over literatuur alleen.

Daarbij stamt het grootste deel van de opgenomen polemieken uit de twintigste eeuw — vanaf pagina 299 is zelfs de periode voor 1945 al voorbij. En daarmee zit er nog een rare onbalans in het boek.

Het lijkt of de samenstellers vooral belangrijk vonden wat zich tijdens hun bewuste leven heeft afgespeeld. Met een voorkeur voor wat het studentenblad Propria Cures door de decennia heen zoal heeft opgeleverd.

Zoals in elke bloemlezing is hun keuze een persoonlijke keuze. Alleen vind ik de beperking om in de laatste 500 bladzijden van het boek vooral schrijvers op andere schrijvers te zien schelden wat vreemd. Want hoeveel van die woordenwisselingen waren er nu werkelijk principieel. En hoeveel waren misschien nog net opwindend op dat moment?

Nut van het boek is wel dat een aantal befaamde teksten handig in éen band verzameld werd. Hermans die Weinreb als oplichter ontmaskerde. Mulisch’ ‘Ironische van de ironie’. Karel van het Reve’s ‘Raadsel der onleesbaarheid’. Brouwers litanie tegen de ‘jongetjesliteratuur’. Zwagerman’s ontmaskering van de criticus Arjan Peters’ gespleten tong. Piet Grijs tegen Renate Rubinstein, en omgekeerd. Het zijn inmiddels allemaal klassieke voorbeelden in het genre geworden.

Al zij opgemerkt dat de lange teksten steeds sterk zijn ingekort tot reeksen lange fragmenten. Zelfs als naslagwerk is het boek dus niet volledig.

En juist doordat bovenstaande voorbeelden al zo bekend zijn, viel me van de bloemlezing tegen dat er niet minstens even krachtige maar aanzienlijk minder beroemde voorbeelden naast zijn gezet.

Om slechts enkele voorbeelden van mogelijke polemiek te geven die op boeklog langskwamen. Joris Luyendijk heeft zowel de parlementaire pers in Nederland vrij grondig ontmaskerd, als de correspondenten in dictatoriaal regeerde landen. Daar is genoeg protest tegen gepubliceerd van journalisten die zich ten onrechte bekritiseerd voelden.

Zou daar echt geen materiaal tussen zitten met een zekere literaire kwaliteit?

De rechterlijke macht hier weet niets, en kan alleen in juridische sjablonen denken, volgens deskundigen uit andere wetenschappen.

En democratie bestaat niet in Nederland, aldus de politicologen. Al schijnt dat tegenwoordig beter te zijn, omdat er nu eindelijk parlementariërs zijn die uit de EU willen — of andere denkbeelden vertegenwoordigen die tot 2002 volstrekt taboe waren.

Me dunkt, onderwerpen volop en schrijvers genoeg die iets publiceerden dat de status quo aanviel. En dit ook met kwaliteit deden.

Polemieken van auteurs onderling zijn zo bezien wat klein in belang. Hoe pittig de formuleringen ook uitpakten. Hoe veel reuring de woorden misschien ook gegeven hebben in sommige kringetjes, op een gegeven moment.

Kortom, het ontbrak mij wat aan blije verrassing in het boek. Aan een volkomen andere kijk op zaken.

De opgenomen historische teksten zijn zo bezien misschien nog wel het interessantst. Of het losse feit dat Jan Eijkelboom voor hij als dichter debuteerde zich nog duchtig geweerd heeft als criticus.

En misschien is de grootste makke gewoon wel dat de opgenomen teksten elkaar te weinig versterkten. Weliswaar komen een enkele keer de twee strijdende partijen beide aan het woord; maar dat maakt de polemiek meestal juist onbenulliger. Dit is meer een boek om even iets in na te slaan, dan om te gaan lezen.

Enfin. Door de jaren heen is er ook heel wat geschreven tegen bloemlezingen, en de problemen die er aan de samenstelling van zo’n bundel kleven. Het ware wellicht aardig geweest als de samenstellers tenminste éen zo’n stuk hadden opgenomen.

Het scherp van de snede
De Nederlandse literatuur in 100 en enige polemieken

Samengesteld door Pierre Vinken & Hans van den Bergh
846 pagina’s
Prometheus, 2010.

Tussen hemel en aarde ~ Gerrit Komrij

Eerst een kalender uitgeven, en een jaar later dezelfde tekst — iets anders gerangschikt — opnieuw uitbrengen als boek. Dat is je fans twee keer laten betalen voor hetzelfde deuntje.

En toch had Komrij — of waren het zijn nabestaanden, die plots hun kip met gouden eieren misten — in éen opzicht gelijk. Hij heeft op die poëziekalender weleens iets heeft opgemerkt dat de moeite van het bewaren waard was.

Tekstjes die anders na het verstrijken van de kalenderdag waren afgescheurd, en weggegooid.

Wat mij dan weer vooral beviel aan Tussen hemel en aarde is de toon. Het parlando. Niet dat deze manier van schrijven helemaal nieuw is. Renate Rubinstein deed niet anders. En Gerrit Komrij waaierde indertijd ook alle kanten uit in de besprekingen van poëzie op de achterkant van NRC Handelsblad.

En toch meen ik dat weblogs, of desnoods Facebook-berichten, mede verantwoordelijk zijn voor die veel vaker zichtbare ontspanning bij auteurs. Er mag eens iets persoonlijks worden ingebracht, en dat stoort dan ook niet. Al schrijft Komrij behoorlijk wat strakker in zijn meeste werk.

Tussen hemel en aarde is opgezet volgens thematische hoofdstukken, van verschillende lengte, die niet allemaal even boeiend uitpakten.

Het meest genoot ik toch weer van een vileine uithaal hier en daar.

Interessant was ook de geschiedenis rond het persoonlijke materiaal van de Zuid-Afrikaanse dichteres Ingrid Jonker. Dat door Komrij werd geregeld voor Henk van Woerden — omdat deze wel een biografie had willen schrijven over Jonker, maar toen niet bij dat materiaal had gemogen.

Alleen stierf Van Woerden plots toen Komrij een vage neef had uitgekocht.

Anders dan in zijn overige bloemlezingen nam Komrij in Tussen hemel en aarde meer dan éen gedicht van zichzelf op — telkens met als doel daar wat meer over te schrijven. Anekdotisch vooral.

Tegelijk gaat het ook daar niet om. Poëzie moet gelezen worden om de poëzie.

Vergeet de uitleg. Vergeet het gekakel. Vergeet de ziekenhuislucht. [363]

Maar opvallend was juist dat ik de gebloemleesde poëzie in deze boekuitgave hoogstens met een half oog bekeek, of zelfs na de eerste regels al oversloeg. Met een kalender is dat anders, omdat een kalenderblaadje zo duidelijk twee kanten heeft; en daarmee de inhoud als vanzelfsprekend scheidt. In de boekuitgave wordt alles een sliert.

Tussen hemel en aarde kwam dan wel weer met een conclusie. Die, in de wetenschap dat Komrij er inmiddels niet meer is, zijn laatste woorden zullen zijn over het onderwerp.

scheiding

Het wonder van de poëzie is juist dat er zo veel soorten poëzie mogelijk zijn. Dat alle theorieën op één hoop elkaar als het ware weer opheffen. Een synthese is er niet. Fuck de poëtica’s. Fuck de programma’s. Ik heb gelukkig ook niks met compromissen en brave gulden middenwegen. Dat hoeft ook niet. Elke dichter kan boven dit alles zweven, en toch uitstekend voor zijn particuliere hoekje zorgen. Als poëzie niet overtuigt ligt het niet aan de poëzie, maar aan de dichter, de toepasser. Er roeren zich nu eenmaal veel ontoereikende talenten of talenten die te lui zijn om het onderste uit de kan te halen. Maar zelfs het feit dat achtennegentig procent van de poëzie volstrekte flauwekul is kan me niet van het idee afbrengen dat poëzie valt onder de menselijke topprestaties. [362]

Gerrit Komrij, Tussen hemel en aarde
Vignetten, voetnoten en verzuchtingen over poëzie

383 pagina’s
Van Gennep, 2013

Twee Punt Nul ~ Gerrit Komrij

Een papieren krant heeft Gerrit Komrij ooit eens elke week de ruimte gegeven om uit te leggen waarin de oude massamedia systematisch tekortschoten vergeleken met internet. Dat was een sympathieke, zij het wat schizofrene geste.

En die columns uit NRC-Handelsblad werden postuum nog eens gebundeld in de uitgave Twee Punt Nul.

Ik wilde tot nu toe niet aan dit boek. Mij waren al die teksten al onder ogen gekomen op het eerste moment van publicatie. En weinig veroudert doorgaans sneller dan een beschouwing over internet; vijf jaar aan ontwikkelingen gelijkt daar al gauw een eeuw aan standaardtijd. Bovendien meende Komrij’s hoofdredacteur Peter Vandermeersch dat ook zijn inbreng was gewenst — elke column in dit boek gaat vergezeld van een kort commentaar door deze man; zonder dat die daarbij ooit iets toevoegt.

En van de weeromstuit viel deze bundel me bijna mee. Tot ik er over na ging denken.

Komrij kon het namelijk wel aardig zeggen op zijn tijd. En dat stemde me vrolijk. Bovendien ging zijn voornaamste belangstelling uit naar hoe gedragingen beïnvloed worden door het gebruik van internet. En aan zulk gedrag verandert zo veel minder gauw iets dan aan de benutte technologie.

Was hij alleen wel een vrijwel kritiekloos bewonderaar van de firma Facebook — wat voor mij helaas zo ongeveer gelijkstaat aan duivelsaanbidding; in dien verstande dat deze satan werkelijk bestaat; en groot is en veel te machtig. Is dit nog niet eens omdat sommigen van ons zo verslaafd aan Facebook wisten te raken.

Gerrit Komrij had met zijn account op dit sociale netwerk namelijk eindelijk een prettige huiskamer verworven online. Mede omdat zo veel andere auteurs ook ‘op’ Facebook zaten. Waardoor ze aldaar fijn konden ruziën en roddelen met elkaar. Al merkte menigeen in dit circuitje wel op dat er veel tijd ging zitten in dat schaduwleven online.

Komrij had de spot met zulke bedenkingen. En hij meende verder dat Twitter bijvoorbeeld vergeleken met Facebook niets voorstelde. Kleuterwerk was.

Signaleerde hij tegelijk toch ook hoe zeer het sociale netwerk Twitter een machtinstrument kan zijn, in de handen van populistisch politicus bijvoorbeeld. Die simpelweg de publieke opinie regeren kan, door af en toe een tekstje de wereld in te sturen:

Schijndemocratie in een lachspiegel. Een zekere heer Wilders schijnt iedere ochtend te twitteren, waarna die tweet door journalisten met witte handschoenen aan in ontvangst wordt genomen. Triomf van de communicatie. Dezelfde heer Wilders weigert alle publieke debatten en interviews. Ik laat het imperialistische aspect van zijn getwitter even buiten beschouwing (de zelfvergoddelijking, de vanzelfsprekend geachte onschendbaarheid) en beperk me tot het communicatieve aspect. Dit is niet de communicatie zoals de dromers die bedoelden: dit is flessenpost van iemand met smetvrees.

Opvallend dus hoe een niet per se deskundige columnist eind 2011 al een verschijnsel belachelijk kon maken waarvan schijnbaar nog altijd geen politiek journalist de fundamentele betekenis begrijpt. Want zelfs zonder ‘de heer Wilders’ te volgen online, worden mij toch vrijwel zijn oneliners en fotomontages opgedrongen; door de bereidwillige anderen. Die daarbij denken dat smetvlekken verdwijnen als zij er hard in gaan wrijven en daarbij nog eens flink foei zeggen.

Twee Punt Nul is verder lezenswaardig door Komrij’s herinneringen aan de computers in zijn leven, en om zijn gedachten over de ontwikkeling van de verkoop van boeken online. Al zal deze uitgave dus wel spoedig meer een tijdsdocument over de jaren 2011-2012 zijn geworden dan iets anders.

En ook, zo af en toe, plaatste hij domweg zinnige opmerkingen, omdat die niet eens alleen gelden voor het gebruik van internet, of het leven online:

De epidemie van het ‘letterlijk nemen’ zal nog een keer leiden tot moord en doodslag. Soms kunnen zulke pientere types iets maar beter niet letterlijk nemen, denk aan de Koran en de Bijbel. Om ‘een klaagzang bij de dood van de encyclopedieverkoper’ simpelweg te lezen als ‘een klaagzang bij de dood van de encyclopedieverkoper, maar niet heus’ – dat lijkt voor sommigen een hondsmoeilijke opgave te zijn geworden. Schrijvers moeten er zo langzamerhand de toon en de nuance en de context en de achterliggende bedoeling en het liefst ook nog de betekenis bij uitleggen. Voor veel internetlezers lijkt een cursus ironie inmiddels een dringende vereiste. Wie leert de nieuwkomers onder de lezers lezen?

Is het er met de verzamelde leesvaardigheid online sindsdien niet beter op geworden. Ook al omdat zo velen gezellig in eigen kring elkaar op Facebook in hun nogal particuliere waarheden vinden.

Gerrit Komrij, Twee Punt Nul
192 pagina’s
De Bezige Bij, 2013

Verwoest Arcadië ~ Gerrit Komrij

Een tegenvallend boek blijft meestal voor eeuwig dat: een ooit tegenvallend boek. Terugkeer naar het rampgebied lijkt immers weinig zin te hebben.

Hoogstens bij de heel groten onder de schrijvers kan het gaan schrijnen een boek de eerste keer niet te hebben kunnen waarderen. Bij heel grote auteurs, of heel geliefde auteurs.

En Komrij schreef ooit een boek dat voor mijn leesgeschiedenis bepalend is geweest. Zijn beschouwende werk uit die periode bevestigde die goede reputatie allereerst. Vandaar dat mijn teleurstelling over diens autobiografische schetsen in Verwoest Arcadië immens was indertijd.

Had ik niet eens meegekregen dat het de eerste oorspronkelijk Nederlandstalige uitgave was in de toen zo prestigieuze reeks privé-domein.

Vele decennia later, en duizenden teleurstellende boeken verder, was mijn oordeel bij het herlezen overigens niet veel milder. Er kleeft iets heel vervelends onafs aan Verwoest Arcadië, omdat Komrij veel van wat hem menselijk had kunnen maken bijna abstract blijvend vanaf de buitenkant beschreef.

Goede schrijvers weten dat ze heel veel informatie bij de lezer kunnen weghouden; dan vult die de leemten zelf wel in, uit eigen ervaring; waardoor menig boek veel meer lijkt te bieden dan er staat.

Gerrit Komrij, dan weer, houdt zo veel weg dat de beschreven ervaringen leeg worden, en daarmee vervelend.

Verwoest Arcadië draait om het leven van een op Gerrit Komrij gelijkende jongeling. Die, na een onbegrepen jeugd ver weg in de provincie, naar Amsterdam verhuisde om te studeren. En meer nog: om daar de herenliefde te leren kennen.

En dan hoef ik echt geen sappige details te lezen over wat deze jongeman met zijn eerste vriendjes in de Grootstad beleefde. Maar toch, éen tekenende bijzonderheid hier of daar. Een eerste kus die onhandig eindigde in botsende gebitten. Iets dat de onhandigheid aangaf van een eerste keer; terwijl er juist dan ook zo veel drift is en er zo veel zou moeten. Komrij evenwel houdt werkelijk alle informatie weg, en daardoor krijgt diens schrijven iets leegs.

Enfin, mij is het motto bekend van Gerrit Komrij — de gelukkige schizo — dat de lezer hem niet kennen leren zal uit zijn woorden:

[…]

Eer plant men bomen op de weg,
Eer zal men kakken in zijn hoed,
Dan dat ik u mijn ziel blootleg
En zeg wat ik thans lijden moet.

De zwijgzaamheid

Wellicht heeft het tegen de auteur gewerkt dat Verwoest Arcadië aanvankelijk als feuilleton verscheen in het weekblad Vrij Nederland. Wat er bijzonder was aan diens jeugd, of zijn kennismaking met Amsterdam, heeft Komrij bovendien later meermaals in interviews verteld.

Bij herlezing nu vielen me daardoor slechts enkele zaken op. De hoofdpersoon heet Jacob, niet Gerrit, wat kan zijn omdat hij ook andermans jeugdherinneringen gebruikt heeft in het boek. Er zijn me te veel passages aan die jeugd gewijd — maar dat is een standaardbezwaar of vooroordeel van mij tegen nogal wat meer boeken, omdat iedereen een kindertijd heeft doorgemaakt en zo veel daarin voor iedereen vastligt.

En, de enige opvallende beschrijvingen, de enkele keer dat Komrij opvallend genoeg wel de tekenende details wist te vinden, was als hij over een boek schreef dat hem ooit verder hielp. Enkel als biografie van een jong lezer lijken deze herinneringen dus iets extra’s te geven.

Gerrit Komrij, Verwoest Arcadië
259 pagina’s
De Arbeiderspers, 1980
privé-domein nr. 59

Vreemd Pakhuis ~ Gerrit Komrij

Deze verzameling opstellen viel me niet mee bij eerste lezing, dus helemaal onbevangen stond ik er niet tegenover bij deze tweede poging jaren later.

Maar misschien dat ik er te veel van verwacht had indertijd. Het was voor het eerst in tijden dat er weer eens een bundel met beschouwingen over algemene onderwerpen van Komrij verscheen. In de boeken Pek en zwavel en Lood en hagel was vooral oud werk herdrukt. Toegegeven, daarnaast verschenen ondertussen ook poëziebeschouwingen en wat verhalende prozaboeken van zijn hand. Maar ik kan Komrij’s romans of verhalenbundels niet zonder problemen uitlezen. Die zijn zo veel minder geslaagd dan zijn beschouwend werk. Zijn kracht ligt er niet.

Vreemd pakhuis verscheen ook bij een andere uitgever dan voorheen. En in die zin moet ik opmerken dat ik het papier van deze uitgave wel erg snel vind vergelen, en er mij ook te veel lettertekens per regel worden gebruikt.

Dat helpt allemaal niet mee.

Dus ja, mijn oordeel van die eerste lezing blijft staan. Het is niet zijn beste bundel, al betekent dat wel dat dit boek nog altijd heel wat meer fraaie verwoordingen en scherpe waarnemingen bevat dan bijna alles wat er verder verschijnt. Het is alleen net of ik die beschouwingen over bijvoorbeeld poëzie of die over poep elders al eens puntiger en beter bij hem heb gelezen.

Gelukkig maakte het recente boek Demonen veel meer indruk. Misschien had ik dat beter kunnen gaan herlezen.

Gerrit Komrij, Vreemd pakhuis
Verspreide stukken

274 pagina’s
Uitgeverij De Bezige Bij, 2001