Ask the Dust | Vraag het aan het stof ~ John Fante

Blasé was ik op mijn zestiende als lezer al. Het meeste wat me toen onder ogen kwam passeerde zonder iets te doen. Vandaar dat de schaarse uitzonderingen op deze regel mij nog altijd bijstaan.


En daardoor horen de Amerikaanse auteurs J.D. Salinger en John Fante voor mij voor eeuwig bij elkaar. Van Salinger las ik Catcher in the Rye op precies de juiste leeftijd. En van Fante maakte Ask the Dust evenzeer grote indruk, een jaar of wat later.

Beide boeken horen voor mij zó bij een tijdperk in mijn leven dat inmiddels al even achter me ligt, dat ik grote schroom had die boeken te herlezen. Beide romans hebben een nogal jonge man als hoofdpersoon bovendien.

Tegelijk laat de recente aankondiging dat van Salinger postuum nog vijf boeken zullen verschijnen, vanaf 2015, me betrekkelijk koud. Dit komt toch ook weer doordat ik Salinger en Fante zo als gelijken zie. Daar valt volgens mij na hun zo sterke begin als auteur verder weinig van te verwachten.

Een drogreden, ik weet het. Toch, wie begrijpt zichzelf altijd?

Salinger zocht het kluizenaarschap op, en wilde na het begin van de jaren zestig vooral met rust gelaten worden.

Fante ging voor de filmindustrie schrijven, werd dik en kreeg suikerziekte. Zijn boeken deden verder nooit zo veel. Tot een andere cultschrijver, genaamd Charles Bukowski, Ask the Dust ontdekte in een bibliotheek, Fante tot zijn persoonlijke God uitriep om zijn levende taal, en diens werk begon te promoten.

Maar alle boeken die na Ask the Dust uitkwamen, ontberen simpelweg dat beetje extra om ze bijzonder te maken. Geen vonk is er die bij het lezen overspringt.

Wat me indertijd dan weer niets zei was dat H.L. Mencken voor John Fante was wat Fante voor Bukowski zou worden. Terwijl ik in 1990 nota bene een ‘Meulenhoff Literair Moment’ kocht, om eindelijk het boek te hebben, ‘met informatie over de auteur’, waarin brieven zijn opgenomen die Fante aan Mencken schreef.

H.L. Mencken zou pas zo veel later in mijn leven betekenis krijgen. En daarbij speelde geen tel een rol dat hij ooit redacteur was van een invloedrijk literair tijdschrift — American Mercury — waarin John Fante debuteerde.

Ook in Ask the Dust komt Mencken voor, zo bleek me, toen ik toch eens een hoofdstuk probeerde. Althans, in deze roman heet de tijdschriftredacteur J.C. Hackmuth. En deze man is inderdaad ook gewoon als God in het boek. Zelfs al schreef hij telkens briefjes terug van een enkele alinea op de ellenlange epistels van de hoofdpersoon Arturo Bandini.

Maar juist als Bandini niet meer weet waar hij het zoeken moet van geldgebrek is er een deus-ex-machina. Hackmuth meldt hem een brief die Bandini stuurde als kort verhaal te zullen publiceren, door er de kop en de staart af te hakken. Bijgesloten komt een cheque mee voor 175 dollar.

Ask the Dust is een roman over het leven van een would-be schrijver, op een goedkope kamer in Los Angeles. Tijdens de grote crisis van de jaren dertig, moet daar dan tegenwoordig als tijdsaanduiding bij.

Zijn directe omgeving is nogal onverschillig over zijn pogingen iets in de letteren te worden.

Ask the Dust is ook een roman over de liefde van Arturo Bandini — het alter ego van de auteur in veel van diens boeken — voor het Mexicaanse dienstertje Camilla Lopez. Die hem niet echt ziet staan, maar wel gebruikt als haar dit zo uitkomt, omdat zij verliefd is op een barman. Sam. En deze ziet haar op zijn beurt dan weer niet zitten.

Indertijd zal bij mijn grote appreciatie van de roman zeker meegespeeld hebben dat ik dat nogal wat vond, die liefde van Arturo voor de schone Camilla, en de broeierige scènes die het aantrekken en afstoten van die twee beschreven. Toen wist ik ook nog niet wat Vonnegut vond over boeken met liefde als thema.

En het was ook niet zo dat Ask the Dust me nu teleurstelde. De roman heeft iets prettig roezigs — ik zie heel goed waardoor het boek ooit zo veel indruk maakte.

Arturo Bandini is me alleen iets té perfect als mens. Het is alsof Fante, omdat hij over zichzelf schreef, zijn hoofdpersoon niet feilbaar wenste te maken. Zo krijgt Arturo Bandini in de loop van het boek als vanzelfsprekend steeds meer succes als schrijver — wat direct aan zijn inkomen te merken is.

En vanzelfsprekend kon het mislukken van de liefde tussen Arturo en Camilla daarom niet aan hem liggen — de vrouw in het verhaal werd me wat te makkelijk eenzijdig weggezet.

John Fante, Ask the Dust
with a Preface by Charles Bukowski

174 pagina’s
Ecco 2002, oorspronkelijk 1939
 
John Fante, Vraag het aan het stof
208 pagina’s
Meulenhoff, 1990
Vertaling door Mea Flothuis van Ask the Dust, 1939

H.L. Mencken’s Smart Set Criticism ~ William H. Nolte, ed.

Tweeduizend boeken recenseerde H.L. Mencken in vijftien jaar tijd. Al las hij in de periode 1908-1923 zeker het dubbele aantal daarvan, voor het tijdschrift The Smart Set.

Van lang alles niet lukte het hem om het uit te lezen.

En deze statistieken, die Mencken gaf bij zijn afscheid als recensent, waren voor mij nog een onverwachte groet van de oude meester aan mij. Zonder dat ik me verder met hem vergelijken wil. Maar in dat schrijven over duizenden boeken, en in die teleurstelling over minstens zo veel daar nog bij, zie ik wel degelijk iets gemeenschappelijks. Weinigen hebben deze weg afgelopen.

Waarom zou men ook.

Verder bood deze bloemlezing weinig waarin ik mijn ideeën direct met de zijne kon vergelijken.

Beiden lazen we Crome Yellow, van Aldous Huxley. En allebei hadden we ons daarbij niet verveeld. Jammer alleen dat de bloemlezer of een andere uitgeversknecht de romantitel bij hem tot Chrome Yellow verbasterd heeft.

Boekbesprekingen lezen van honderd jaar terug is alleen niet altijd eerlijk. Want als het goed of opmerkelijk was wat Mencken besprak, dan heeft zo’n uitgave de tijd vaak nog wel overleeft; en hoort zo’n boek inmiddels zelfs niet zelden tot de canon. Dan is niet eens heel interessant dat Mencken zo’n boek al meteen loofde — interessanter worden dan de nu wat dom lijkende criticasters elders.

Boeiender waren dan ook de recensies die laten zien dat ze een eeuw oud waren. Mencken was indertijd bijvoorbeeld erg in Theodore Dreiser. En die is een beetje vergeten. Terwijl ik dit jaar toch ook éen pleidooi las van een hedendaagse criticus om Dreiser weer te gaan lezen.

En Mencken kon zo iemand als Nietzsche nog bespreken als een actueel auteur. Want die was op dat moment net negen jaar dood, en zijn gehele werk kwam toen voor het eerst uit in een Amerikaanse vertaling.

Lang niet alle opvattingen van H.L. Mencken kon ik overigens delen. Soms speelt de geschiedenis daarin een rol. Henry Ford — een vriend van Hitler — was een veel actievere antisemiet dan Mencken deed voorkomen in de lovende bespreking van diens autobiografie. Ford zorgde er onder meer voor dat de Protocollen van de wijzen van Sion in omloop kwam in de VS — de samenzweringstheorie die verklaarde dat alle ellende op de wereld bewust door de Joden is gepland.

Verder meende Mencken bijvoorbeeld dat de autobiografie een boeiend genre was, omdat het vrijwel onmogelijk zou zijn voor een mens om saai over zijn of haar eigen leven te schrijven. Eerlijke auteurs hadden ook altijd wel iets te melden waar de lezer wat mee kon. Terwijl oneerlijke auteurs hun publiek dan weer het plezier gaven om te genieten van hun al te onmogelijke opschepperij.

Autobiografieën worden tegenwoordig heel veel makkelijker uitgebracht, zo lijkt me domweg. Nu elk betypt blaadje achteraf nog een publicatie op kan leveren, ongeacht de inhoud, enkel omdat het van een auteur is die daarnaast veel betere boeken heeft uitgebracht.

Lezen van de bloemlezing H.L. Mencken’s Smart Set Criticism was daarmee een wisselend genoegen. Maar toch een inspanning waarvan ik vond dat die nog eens verricht moest worden.

Mencken wordt namelijk nu nog altijd gelezen. Alleen is dat vrijwel altijd middels bundels met geselecteerd en gecoupeerd materiaal. Als zijn teksten daarbij al niet zijn ingekookt tot aforismen.

Zelden had ik deze auteur tot nu toe echt aan het werk gezien; bezig met teksten die niet enkel draaiden om zijn formuleringskracht.

En dan liet dit boek zien dat het weinig zin heeft om op zoek te gaan naar de pure en onverdunde oer-Mencken. Boekenkritieken schrijven was ook voor hem gewoon een klus, waarbij het lang altijd niet mogelijk was om iets briljants of scherps op te merken.

Vertel mij wat.

William H. Nolte, ed., H.L. Mencken’s Smart Set Criticism
349 pagina’s
Regnery Gateway, 1987

Little Book in C Major ~ H.L. Mencken

De Library of America heeft aangekondigd de boeken van H.L. Mencken [1880 – 1956] te zullen heruitgeven. Dat is enerzijds goed nieuws, want die mooi uitgegeven en dikke verzamelbundels zijn al na korte tijd voor vijftien dollar te koop. Maar anderzijds staat er al heel wat van Mencken online, omdat die titels oud genoeg zijn om tot het publieke domein te horen. Het nogal wisselende niveau daarvan relativeert meteen de vreugde over de mogelijke heruitgave.

Onder de teksten online is de aforismenbundel A Little Book in C Major, uit 1916, die ik las in facsimile. Het boek viel me niet mee.

Wel geldt dat de beste uitspraken uit deze bundel in elk geval Mencken’s hele leven standhielden; en ook lang nog daarna door velen zijn aangehaald. Websites maken er nog altijd goede pronk mee. Ook de mijne.

Maar dit boek las eerder als een schetsboek dan een zelfstandige uitgave. Mencken komt telkens op dezelfde onderwerpen terug, en ook de best gelukte uitspraken worden dan slechts wijsneuzige variaties op een thema. Een thema dat gaat vervelen, bovendien.

Weliswaar sprak H.L. Mencken briljant tegen misogyn te zijn:

A misogynist is a man who hates women as much as women hate one another [VI, 41]

Maar er staan te veel soortgelijke uitspraken tegen vrouwen, of het huwelijk in het boek, om dat onderwerp niet tot een vervelend stokpaardje te maken.

Bijvoorbeeld.

scheiding

Men have a much better time of it than woman. For one thing, they marry later. For another thing, they die earlier. [I, 24]

scheiding

Democracy is the theory that the common people know what they want, and deserve to get it good and hard. [II, 1]

scheiding

An idealist is one who, on noticing that a rose smells better than a cabbage, concludes that it is also more nourishing. [II, 3]

scheiding

The truth that survives is simply the lie that is pleasant to believe. [II, 11]

scheiding

Conscience makes cowards of us all. Politeness is even worse. It makes actors of us. [II, 26]

scheiding

A lawyer is one who protects you against robbers by taking away the temptation. [IV, 6]

scheiding

Conscience: the inner voice which warns us that someone may be looking. [IV, 12]

scheiding

A poet is usually a bad critic of his own work. And a critic is often worse. [V, 8]

scheiding

The chief knowledge that a man gets from reading books is the knowledge that very few are worth reading. [V, 10]

scheiding

In the main, there are two sorts of books: those that non one reads and those that no one ought to read. [VII, 5]

scheiding

Theology is an effort to explain the unknowable by putting it into terms of the not worth knowing. [VII, 11]

scheiding

An historian is an unsuccessful novelist. [VII, 21]

H.L. Mencken, Little Book in C Major
[Opus ii.]

102 pagina’s
John Lane Company, mcmxvi

Mencken Chrestomathy ~ H.L. Mencken

Ik lees weleens een boek, en toch heb ik zelden een concreet antwoord klaar als iemand me vraagt waar of ik op het moment in bezig ben. Het handigst is het om in zo’n geval dan maar het boek in mijn tas of jaszak te tonen, en er twee drie woorden over te zeggen. Dat verstoort de conversatie het minst. Terwijl ik daarmee toch lieg, vanwege het grote maar wat diffuse aantal boeken dat mijn aandacht permanent bezighoudt.

Neem nu deze rijke bloemlezing uit het oeuvre van H.L. Mencken [1880 – 1956], die door hemzelf werd samengesteld. Ruw geschat heeft dit boek twee jaar op mijn bureau gelegen, en las ik er slechts af en toe in. Telkens ook nooit zo lang. Hoogstens met éen pagina per keer, of desnoods twee. De meeste opgenomen stukken zijn ook van die lengte.

Toch ben ik er al die tijd mee bezig geweest. Al was het maar om te vast te stellen waarin Mencken inmiddels hopeloos verouderd is, en waarin hij nog wel degelijk zeggingskracht heeft. Waar H.L. Mencken in 1949 tevreden over was, is niet noodzakelijk het meest houdbaar gebleven voor een lezer van nu.

Dit dan weer afgezien van dat hij vaak erg goede zinnen schreef. Ook als Mencken daarmee opinies verwoordde die niet meer actueel zijn, of nu onmogelijk nog geaccepteerd zouden worden. Op mijn andere weblog staat een bescheiden reeks Mencken-citaten, die makkelijk al vijf keer zo lang had kunnen zijn.

H.L. Mencken begon zijn werkzame leven als journalist, ging niet naar de universiteit, en had ook weinig goede woorden over voor wat onderwijsinstellingen doen met iemands kwaliteiten. Hij richtte onder meer een toonaangevend literair blad op: The American Mercury, en onderzocht de Amerikaanse taal op wetenschappelijke wijze. Mencken was elitair, sarcastisch, en een openlijk bewonderaar van de Duitse cultuur en zeden — tot Hitler aan de macht kwam. Tegelijk zag hij heel lang niets in Amerika’s deelname aan de Tweede Wereldoorlog.

In biografieën werd hem later van alles aangewreven. Van racisme tot anti-semitisme. Terwijl Mencken zich toch in zijn krantenstukken openlijk uitsprak tegen de schijnheiligheid bij autoriteiten die het lynchen van zwarten oogluikend toestonden, en hij de georkestreerde isolatie van Joden in Duitsland al vroeg in de jaren dertig verfoeide, ruim voor andere dagbladen die posities innamen.

Als Mencken in deze bloemlezing stelling neemt, is dat vooral tegen de domheden van de tijd waarin hij leefde. Soms toonde hij zich daarbij opvallend misogyn; er komt geen goed wordt over het huwelijk bij hem voor, en daarmee de fnuikende invloed van vrouwen op mannen.

Men have a much better time of it than women. For one thing, they marry later. For another thing, they die earlier. [620]

En het is door dat soort onwrikbare standpunten dat Mencken in het eerste gedeelte van dit boek knorrig ouderwets overkomt.

Beter wordt hij voor een hedendaagse lezer te verteren als het gaat om kwalen die wel tijdloos zijn. Zoals alle georganiseerde religie:

Theology – An effort to explain the unknowable by putting it into terms of the not worth knowing. [624]

Of politiek:

‘In politics,’ he said, ‘man must learn to rise above principle.’ Then he drove it in with another: ‘When the water reaches the upper deck,’ he said, ‘follow the rats.’ [152]

Of dat eeuwige gedram op het belang van de geschiedenis:

It is the misfortune of humanity that its history is chiefly written by third-rate men. The first-rate man seldom has any impulse to record and philosophize; his impulse is to act; life, to him, is an adventure, not a syllogism or an autopsy. Thus the writing of history is left mainly to professors, moralists, theorists, dunderheads. [201]

Van de proeven die hij opnam uit zijn puur journalistieke werk, zijn de in memoriams van tijdgenoten interessant, of Mencken’s ideeën bij de afschaffing van de drooglegging. Al was het bij alle ontwikkelingen van het moment ook aardig om te lezen wat hij in de jaren dertig over de toenmalige crisis schreef.

There is not the slightest reason for believing that capitalism is in collapse, or that anything proposed by the current wizards would be any better. The most that may be said is that the capitalistic system is undergoing changes, some of them painful. But those changes will probably strengthen it as often as they weaken it. [294]

Maar uiteindelijk zijn Mencken’s opinie over cultuur, en literatuur, misschien wel het meest houdbaar gebleken.

Zo voorspelde hij in 1925 al volkomen correct wat de meeste kunstkritieken tot ver in deze eeuw onleesbaar zou maken:

Consider, now, the position of a critic condemned to stretch this experience into material for a column article or for a whole chapter in a book. Obviously, he soon finds it insufficient for this purpose. What, then, is he to do? Tell the truth, and then shut up? This, alas, is not the way of critics. When their objective facts run out they always turn to subjective facts, of which the supply is unlimited. Thus the art critic begins to roll his eyes inward. He begin to poetize and philosophize his experience. He indulges himself in dark hints and innuendoes. Putting words together aimlessly, he presently hit upon a combination that tickles him. He has invented a new cliché. He is a made man. [556]

En bovendien toonde hij zich niet bepaald een liefhebber van wat in zijn tijd voor poëzie doorging. Dit sentiment mij niet geheel vreemd is. Dus las ik met grote instemming zinnen als:

The old-time poet did not bother with theories. When the urge to write was upon him, he simply got himself into a lather, tied a towel around his head, and then tried to reduce his feelings to paper. If he had any skill the result was poetry; if he lacked skill it was nonsense. But even his worst failure still had something natural and excusable about it – it was the failure of a man admittedly somewhat feverish, with purple paint on his nose and wine-leaves in his hair. The failure of the new poet is the far more grotesque failure of a scientist who turns out to be a quack — of a mathematician who divides 20 by 4 and gets 6, of a cook who tries to make an omelette of china doorknobs. [459]

Het is bij passages als deze ook dat ik zie hoe schatplichtig Gerrit Komrij aan Mencken is; wat deze trouwens erkend heeft.

Enfin, A Mencken Chrestomathy is op mijn bureau inmiddels ingewisseld voor een andere verzameling uit diens werk. Dit boek wordt daarmee een naslagwerk, onder handbereik. Omdat weinig me zo opkikkert als een onverdunde dosis H.L. Mencken.

H.L. Mencken, A Mencken Chrestomathy
Edited and Annotated By The Author

629 pagina’s
Vintage Books 1982, oorspronkelijk 1949

Minority Report ~ H.L. Mencken

Kostte de vorige Mencken-bloemlezing me ruim twee jaar om door te nemen. Was Minority Report al binnen twee maanden uit. Dit komt onder meer door het grote verschil in dikte, en doordat er in verhouding veel minder tekst op een pagina stond. En toch ook omdat Minority Report geen boek is om peinzend weg te leggen, na een geslaagde uitspraak van Mencken. Er is niet op de inhoud te kauwen.

Voor deze bloemlezing keek Mencken wat zijn notitieboeken nog aan geslaagde regels bevatten. Dus ontbreken de goed uitgewerkte betogen in het boek, en gaat het meestal van boem, paukenslag.

Daardoor is Minority Report zowel zeer vermakelijk, bij tijden, als ook heel makkelijk in staat om ergernis op te roepen.

Ik weet bijvoorbeeld niet wat anders te doen met een uitspraak als deze, behalve dan denken dat een provocateur als Theo van Gogh zo zijn voorgangers had:

377
If all the farmers in the Dust Bowl were shot tomorrow, and all the share-croppers in the South burned at the stake, every decent American would be better off, and not a soul would miss a meal.

Ondanks dat bovenstaande uitspraak in de crisisjaren geplaatst moet worden, leek het overigens of Mencken voor het merendeel aantekeningen van na de Tweede Wereldoorlog heeft opgenomen in het boek. In die zin vult dit boek de Chrestomathy dus nog aan, omdat vrijwel alle daarin opgenomen werk zo veel ouder is.

Interessant waren ook Mencken’s slotopmerkingen, met zijn ideeën over wat nu goed schrijven is. Omdat hij toegeeft moeite te hebben om zijn vroege werk te lezen, vanwege de aanwezige nadruk op effect daarin; wat de stijl artificieel maakte, en de slimme volzin het doel. Helderheid stond voor hem vanaf zijn dertigste pas voorop, en levendigheid werd daarbij de tweede vereiste.

Het best was deze bundel als Mencken schreef over zaken waar hij verstand van had. Zoals de journalistiek:

94
[…] The essential difficulty here is that journalism, to be intellectually respectable, requires a kind of equipment in its practitioner that is necessarily rare in the world, and especially rare in a country given over to the superficial. He should have the widest conceivable range of knowledge, and he should be the sort of man who is not easily deluded by the specious and the fraudulent. Obviously, there are not enough such man to go round. The best newspaper, if it is lucky, may be able to muster half a dozen at a given moment, but the average newspaper seldom has even one. Thus American journalism (like the journalism of any other country) is predominantly paltry and worthless. Its pretensions are enormous, but its achievements are insignificant.

undefined

24
The art of writing, like the art of love, runs all the way from a kind of routine hard to distinguish from piling bricks to a kind of frenzy closely related to delirium tremens. Nearly all the whole of everyday journalism belongs to the former category: it is, in its customary aspects, no more than the reduction of vivid and recent impressions to banal sequences of time-worn words and phrases. […]

Het meest gaat hij in deze bundel te keer tegen de pretenties van religie:

181
What is the function that a clergyman performs in the world? Answer: he gets his living by assuring idiots that he can save them from an imaginary hell. […]

undefined

252
Metaphysics is a refuge for men who have a strong desire to appear learned and profound but have nothing worth hearing to say. […]

Of de politiek:

326
A government can never be the impersonal thing described in textbooks. It is simply a group of men like any other. In every 100 of the men composing it there are two who are honest and intelligent, ten obvious scoundrels and 88 poor fish.

Mencken was iemand die trouw de grote partijconventies bezocht als er belangrijke verkiezingen waren. Maar hij deed dit zoals een ander de dierentuin bezoekt. Daarom blijft hij eminent leesbaar. Daarom ook kan hij voorspelbaar worden, en daarmee nutteloos bot.

Minority Report
H.L. Mencken’s Notebooks

293 pagina’s
The John Hopkins University Press 1997
oorspronkelijk: 1956

Notes on Democracy ~ H.L. Mencken

In 1926 publiceerde de Amerikaanse brombeer H.L. Mencken een kort traktaat over democratie. Van dat boek werden toen amper 235 exemplaren gedrukt. En hoewel er dat jaar nog een druk verscheen, zou de titel vervolgens vijftig jaar lang in de vergetelheid verdwijnen.

Maar, ik wist van het bestaan. En ik had me ook al lang geleden voorgenomen het te lezen bij een volgende presidentsverkiezing in de VS. Omdat me Mencken’s Coda uit het boek bekend was:

I enjoy democracy immensely. It is incomparably idiotic, and hence incomparably amusing. Does it exalt dunderheads, cowards, trimmers, frauds, cads? Then the pain of seeing them go up is balanced and obliterated by the joy of seeing them come down. Is it inordinately wasteful, extravagant, dishonest? Then so is every other form of government: all alike are enemies to laborious and virtuous men. […]

Dus, terwijl Mencken in Notes on Democracy aangeeft dat het politici enkel te doen is om leuke baantjes en macht — en dat het volk waarover zij regeren gemiddeld nog te dom is om te poepen — concludeert hij tegelijk: daar verander je verder toch niets aan. Dus kun je beter van het onnozele spektakel genieten.

Zo onthecht ben ik evenwel nog niet. Zelfs al is enig cynisme mij niet vreemd.

Mencken’s boek biedt daarentegen een historisch perspectief. Want zo iets een constante is in de Amerikaanse democratie, dan toch wel de optocht aan praatjesmakers die het kiesvolk stroop om de mond smeerden met fraaie beloften; waar nooit wat van kwam.

En een andere permanent gegeven is dat angst heel goed werkt voor politici om hun zin door te drijven:

The whole history of the country has been a history of melodramatic pursuits of horrendous monsters, most of them imaginary: the red-coats, the Hessians, the monocrats, again the red-coats, the Bank, the Catholics, Simon Legree, the Slave Power, Jeff Davis, Mormonism, Wall Street, the rum demon, John Bull, the hell-hounds of plutocracy, the trusts, General Weyler, Pancho Villa, German spies, hyphenates, the Kaiser, Bolshevism. The list might be lengthened indefinitely; a complete chronicle of the Republic could be written in terms of it, and without omitting a single important episode. It was long ago observed that the plain people, under democracy, never vote for anything, but always against something. […]

In het boek werkt Mencken twee vergelijkbare voorbeelden nader uit. Hij kan daarbij zijn boosheid niet verhullen over hoe de Amerikaanse regering zijn land de Grote Oorlog in praatte, door ineens het grote Duitse gevaar te gaan overdrijven. Terwijl de echte strijd toen toch een hele oceaan verderop plaatsvond.

Ook geeft hij aan hoe een kleine fanatieke minderheid, zoals de alcoholbestrijders, de overgrote meerderheid in het land met een drooglegging kan opzadelen; waar vervolgens alleen de illegale drankstokers beter van werden.

Omdat Mencken tegen het alcoholverbod schreef, laadde hij juist weer de verdenking op zich betaald te worden door de bootleggers — want, zo werkt de publieke opinie in de VS. H.L. Mencken begreep deze aantijging niet eens. Als een groep goed aan de drooglegging verdiende, dan waren het de bootleggers wel. Waarom zouden die campagne voeren tegen het opheffen van het alcoholverbod?

En weliswaar helpt zo’n historisch perspectief aardig bij het relativeren. Tegelijk wordt elke krant en ieder opinieweekblad onleesbaar als je als lezer echt in lange termijnen gaat denken — en als je Nederland dan bijvoorbeeld beschouwt als een democratie met nog geeneens een eeuw aan algemeen kiesrecht. Waar de aloude regentenstructuren van daarvoor nog altijd bestaan, zij het in anders gekleurde jasjes.

Notes on Democracy bleek in sommige opzichten behoorlijk in de tijd achtergebleven te zijn. Mencken, hoe vooruitstrevend op sommige gebieden ook tijdens zijn leven, onderscheidt zijn landgenoten unverfroren in mensen die iets kunnen en in klootjesvolk. In deze tijden van politieke correctheid zou geen scribent dat zich meer kunnen veroorloven. Al maakt waarschijnlijk menigeen in gedachten wel zo’n tweedeling.

En op een aardige formulering na, hier en daar, viel er ook weinig aan Mencken’s tekst te genieten. Hij is me vaak net te cynisch, en zeker niet analytisch genoeg, wat me daarmee niet tot verder denken aanzette. Al vond ik zijn beschrijving van politiek idealisme fraai:

[…] there are still idealists, chiefly professional Liberals, who argue that it is the duty of a gentleman to go into politics–that there is a way out of the quagmire in that direction. The remedy, it seems to me, is quite as absurd as all the other sure cures that Liberals advocate. When they argue for it, they simply argue, in words but little changed, that the remedy for prostitution is to fill the bawdyhouses with virgins. My impression is that this last device would accomplish very little: either the virgins would leap out of the windows, or they would cease to be virgins.

H.L. Mencken, Notes on Democracy
208 pagina’s
Dissident Books 2008, oorspronkelijk 1926

Pertinent Players ~ Joseph Epstein

Altijd als ik ‘familiar essays’ heb gelezen van Epstein, denk ik dat zijn literatuurbeschouwingen daarbij niet in de schaduw kunnen staan. Maar komt me dan een bundel met literaire essays onder ogen, dan lijkt het ineens onmogelijk dat zijn meer persoonlijke werk dat niveau zou kunnen halen.

Tegelijk valt me op dat mijn voorliefde voor deze auteur door weinigen gedeeld wordt. Al zijn boeken zijn nog relatief makkelijk te krijgen. En tweedehands exemplaren komen bovendien vaak uit bibliotheken — waarschijnlijk omdat ze daar nooit werden uitgeleend.

Of zoals Philip Larkin ooit schreef in een recensie: eigenlijk is het wonderbaarlijk dat zulke stukken uitgegeven worden. Omdat het meer een zaak van aanbod is, dan dat er vraag naar zal zijn.

In Pertinent Players staan tijdloze essays over auteurs met een blijvende aantrekkingskracht; zoals de titel ook al aangeeft.

Van belang in het boek vond ik onder meer Epstein’s onderzoek naar het antisemitisme van H.L. Mencken. Wat er gewoon niet was, of althans niet op een manier waarop Joseph Epstein zich als Jood geschoffeerd voelde. Maar toch kleeft het etiket ondertussen nog altijd aan Mencken – mede doordat degene die zijn dagboeken redigeerde daar zo publiciteit mee haalde.

Het enige essay in het boek dat niet gewijd is aan éen schrijver gaat over de autobiografie als genre. Waarbij Epstein zich onder meer afvraagt waarom de echt interessante boeken met memoires vrijwel nooit geschreven zijn door professionele schrijvers, of dichters, en toneelauteurs.

Afwijkend van de doorsnee aanpak was verder een essay waarin Epstein uitlegde hoe hij de schrijver Henry James probeerde te verkopen aan een werkgroep universiteitsstudenten. Daarbij viel hem onder meer op dat het meeste interessante werkstuk kwam van een eerstejaars, en niet van de vele laatstejaars die zijn vak er even bij hadden genomen.

Tegelijk zijn ook de essays over de schrijvers waarvan ik het meeste al weet — in dit boek Orwell, Singer, en Svevo — een genot om te lezen. Epstein kiest altijd een invalshoek, of een persoonlijke benadering, die verrast.

En hij heeft de opmerkelijk kwaliteit om schrijvers waarvan ik de naam niet eens kende zo intrigerend te maken dat ik heb per se lezen wil. Helaas gaan juist zulke essays altijd over auteurs van wie vrijwel niets meer nog in de reguliere handel is.

Hoewel. Sydney Smith? Maar daar schreef Epstein dan weer over dat zijn boeken nogal verouderd zijn; terwijl zijn uitspraken juist onbekommerd voortleven.

No furniture so charming as books.

Joseph Epstein, Pertinent Players
Essays on the Literary Life

414 pagina’s
W.W. Norton & Company, 1993

Six Men ~ Alistair Cooke

Wat te denken van dit boek? Alistair Cooke [1908 – 2004] biedt niet alleen zes biografieën van beroemde mannen. Dat zijn ook nog eens zes mannen die hij privé gekend heeft. En dat persoonlijke contact is dan toch de extra waarde aan een bundel als deze. Zelfs al lijkt het ijdel om op dat persoonlijke contact nadruk te leggen. Maar ditmaal is iemand aan het woord die beroemdheden in twee hoedanigheden heeft meegemaakt; als publiek personage, waar ze gauw zichzelf moesten spelen, en ook daarbuiten.

Over beroemde mannen en vrouwen worden zo makkelijk hagiografieën geschreven; of anders wel krijgt de lezer niet meer dan verhalen van horen zeggen voorgezet.

Alistair Cooke was onder meer journalist. Hij sprak tussen 1946 en 2004 wekelijks een Letter from America uit, voor de BBC radio. Geboren in Groot-Brittannië, emigreerde hij in de jaren dertig naar de VS, om daar ook Amerikaan te worden.

Cooke was ook éen van degenen die een biografie over H.L. Mencken heeft uitgebracht. En dat was de voornaamste reden om deze bundel te willen lezen; tezamen met het portret van Bertrand Russell.

Nu was het verhaal over Russell het minste uit dit boek. Dit kwam omdat het contact tussen beide mannen zo laat in Russell’s leven plaatshad — al kwam dit wel op zijn verzoek tot stand.

Het best is dit boek als het Chaplin beschrijft, omdat Cooke echt bevriend met hem leek. En hij bijvoorbeeld ook met Chaplin heeft samengewerkt bij de research van een film, over Napoleon op Sint Helena.

Chaplin was niet erg groot. Hoogstens vijf voet hoog. Russell was dit evenmin. En over Mencken werd dit ook al opgemerkt; waardoor de zes portretten tezamen toch éen merkwaardige constante leken te hebben; Cooke was telkens langer dan de ander.

In de goede Britse traditie dat in memoriams ook de wratten van de overledenen laten zien, zijn dit verder niet altijd vleiende portretten. Zo zegt Cooke onder meer van Edward VIII dat het niet zo’n ramp was dat die geen koning meer was toen Groot-Brittannië in de Tweede Wereldoorlog betrokken raakte.

Mooi aan het portret van Mencken is dat Cooke hem nog meemaakte als verslaggever, bij een politieke conventie voor de presidentsverkiezingen. Tegelijk toont het ook hoe onmogelijk H.L. Mencken zich eind jaren dertig had gemaakt, door zijn haat tegen F.D. Roosevelt en de New Deal, of zijn keuze Hitler niet zo zeer als gevaar voor de mensheid te beschrijven, maar eerder diens onhandigheid als staatsman te benadrukken.

Aan Mencken zijn ook de roerendste regels gewijd in dit boek. Omdat Cooke hem nog eens opzocht in 1955; zeven jaar nadat Mencken een desastreuze hersenbloeding had gehad, die verder werken onmogelijk maakte. Ze spreken dan over een bekende, en vragen zich af wanneer die overleden is. Was dat in 1948? Ja, 1948 klopt wel, zo zei Mencken. Dat was hetzelfde jaar als ik overleden ben.

Alistair Cooke, Six Men
208 pagina’s
Arcade Publishing 1995, oorspronkelijk 1977

Six men bevat portretten van:

  • Charles Chaplin
  • Edward VIII
  • H.L. Mencken
  • Humphrey Bogart
  • Adlai Stevenson
  • Bertrand Russell

 


Vintage Mencken ~ Alistair Cooke (ed.)

Na twee bundels waarvoor H.L. Mencken [1880 – 1956] zelf een keuze uit zijn werk maakte, las ik nu een bloemlezing die een buitenstaander had samengesteld. En zo’n boek is toch anders. Omdat het zo’n samensteller niet alleen gaat om een representatieve weergave uit dat oeuvre, maar hij ook iets wil verduidelijken over de maker.

Alistair Cooke wilde bovendien geen stukken opnemen die al in A Mencken Chrestomathy hadden gestaan — wat hem toch niet helemaal gelukt is.

Over de samenstelling van deze bundel heb ik ook weinig te melden. Voor mij is Mencken het interessantst gebleven als aforist, en als literatuurbeschouwer. Dus staat er altijd te weinig van dat materiaal in; maar dit zou voor elke bloemlezing opgaan.

Interessant aan deze bloemlezing waren de autobiografische stukken, over Mencken’s jeugd. Al was het maar door het tekende detail; zo las ik eindelijk eens iemand over de geuren en kleuren van zijn jeugd; en de overlast van de vele insecten. Volgens sommige liefhebbers van Mencken, zoals Joseph Epstein, zijn de autobiografieën ook verreweg de interessantst blijvende boeken. Een gegeven waardoor ik nu dus drie titels heb opgeschreven op de lijst nog te lezen.

Maar vervolgens waren het toch de artikelen over cultuur, en literatuur, waar ik aantekeningen aan wijdde.

The special quality which makes an artist of him might almost be defined, indeed, as an extraordinary capacity for irritation, a pathological sensitiveness to environmental pricks and stings. He differs from the rest of us mainly because he reacts sharply and in uncommon manner to phenomena which leave the rest of us unmoved, or, at most, merely annoy us vaguely. He is, in brief, a more delicate fellow than we are, and hence less fitted to prosper and enjoy himself under the conditions of life which he and we must face alike. Therefore, he takes to artistic endeavour, which is at once a criticism of life and an attempt to escape from life. [146]

scheiding

The impulse to create beauty, indeed, is rather rare in literary men, and almost completely absent from the younger ones. If it shows itself at all, it comes as a sort of afterthought. Far ahead of it comes the yearning to make money. And after the yearning to make money comes the yearning to make a noise. [169]

scheiding

The chief value of money lies in the fact that one lives in a world in which it is overrated. [231]

Alistair Cooke ed., The Vintage Mencken
241 pagina’s
Vintage, 1990