Alles wordt niets ii ~ Bert Keizer

► door: A.IJ. van den Berg

Merkwaardig hoe het geheugen werkt. Ik las de bundel Alles wordt niets eerder in oktober 2006, zoals toen op boeklog werd aangetekend. Ruim acht jaar later, en zeker 2.500 boeken verder, viel mij op dat in Bert Keizer’s meeste recente bundel, Tumult bij de uitgang, columns en essays stonden die ik al kende.

De meest logische verklaring daarvoor leek me dat ik die dan ondertussen wel ergens online zou hebben gelezen.

Alleen bleek me toen bij herlezing van Alles wordt niets dat daarin voor een deel gewoon dezelfde teksten staan als in dat latere boek. Beide uitgaven hebben dan ook beschouwingen over de dood als onderliggend thema; zoals al uit de titels blijkt.

Keizer veranderde ondertussen alleen van uitgever.

En wellicht heeft deze gedacht straffeloos een themabundel uit diens werk uit te kunnen geven, zonder daarbij aan te geven dat de inhoud deels gerecycled is. Hoeveel kopers had Alles wordt niets nu eenmaal gehad? Essaybundels trekken per definitie geen lezers in Nederland. En was dat eerdere boek niet kansloos verrasmjt?

Herlezing nu leverde dus een gemengde ervaring op — terwijl ik Bert Keizer toch meer dan eens een geliefd schrijver heb genoemd; zo het ooit mogelijk is om straffeloos auteurs te omarmen.

Er speelden twee zaken. Niet alleen herlas ik een boek, waarvan ik delen zelfs vorige maand nog gelezen had. Ook woog het eeuwige bezwaar mee dat een schrijver zich zo veel minder ontwikkelen kan dan een lezer.

Bert Keizer’s kritische opvattingen over de gezondheidszorg hebben mijn blik gescherpt, lang terug inmiddels al. Kwam daar vervolgens nog wat praktijkervaring bij die enkel bevestigde wat Keizer zoal gelaakt heeft. Dus is zo’n verzameling van columns en essays vervolgens nooit meer onbevangen te herlezen. Delen van de kennis die er in staat, is ondertussen volkomen eigen geworden. Dus lijkt de auteur ook opvallend vaak niet meer te brengen dan variaties op hetzelfde.

Tegelijk, wie moest hij anders herhalen? Zijn werkkring veranderde niet. Hij bleef allereerst die verpleeghuisarts.

Blijft bovendien staan dat de o zo fundamentele kritiek van Keizer nog alle dagen genegeerd wordt; wat dus enkel bewijst dat de woorden van een wijs man geen enkele waarde hebben.

Ook morgen zullen de media weer op een totaal vertekende manier de resultaten van medisch onderzoek presenteren – daarbij kritiekloos de hype van éen of andere PR-kloot of -kut omarmend.

Zo stormde collega Cools uit Nijmegen op 23 maart 2000 de publiciteit in. Met als gevolg deze kop op de voorpagina van Trouw: ‘Nieuw middel stopt Parkinson vrijwel geheel.’ Let op het woordje ‘vrijwel’.

Cools heeft achteraf nog wel tegengeprutteld dat het zo niet bedoeld was. U denkt wat ik denk: hou dan je mond. Maar onlangs zag ik weer zo’n grapjas in de weer, dit keer voor een wat kleiner zaaltje, maar toch. Collega Scheltens beweert in Synaps, het AZVU-magazine: ‘Ik voorzie dat binnen afzienbare tijd de ziekte van Alzheimer in ieder geval in een vroeg stadium tot staan kan worden gebracht, misschien zelfs worden genezen.’ Jongens, hou hier toch in godsnaam mee op. Het kost ons uren om uit te leggen aan wanhopige familieleden dat ‘binnen afzienbare tijd’ voos gezwets is. Áls je de wonderpil hebt tegen Alzheimer, dan ligt de hele wereld binnen zeven minuten gegarandeerd snikkend aan je voeten. Als je hem niet hebt: hou dan je mond. [146-147]

Alles is niets toonde in het gedeelte met de columns een opvallende preoccupatie met de schrijver Samuel Beckett, die nogal vaak de maat aller dingen is. Die teksten zijn dan overigens telkens net te kort om te begrijpen waarom. Zoals een dominee naar God grijpt in zijn preken, zo roepen columnisten dus blijkbaar ook autoriteiten aan.

Waarbij ik dat trekje overigens wel begrijp. Geen schrijver heeft al zijn of haar kennis zelf ontdekt. Dus past het niet om andermans vondsten te presenteren als eigen ideeën. Terwijl het tegelijk dus niet altijd mogelijk is om de bron van de geponeerde wijsheid elegant binnen het eigen betoog te noemen.

Toch viel weer op in de stukken waar Bert Keizer niet aan een maximumlengte gebonden was — het gedeelte met de essays achterin — dat zijn teksten daar niet per se beter van werden. Deze opstellen waren minder constant in kwaliteit.

Bert Keizer, Alles wordt niets
Columns & essays

234 pagina’s
SUN, 2002

[x]opgenomen in het dossier: