Onverklaarbaar bewoond ~ Bert Keizer

► door: A.IJ. van den Berg

Onwillekeurig riep dit boek herinneringen op aan de roman Het refrein is Hein. Of eigenlijk is dat al zo bij elk boek van Bert Keizer, omdat ik hoop dat hij die prestatie nog eens herhaalt.

Onverklaarbaar bewoond mist alleen iets, ten opzichte van dat vroege meesterwerk. Hoe goed de beide boeken verder ook te vergelijken zijn. Noem het humor, noem het lucht. Noem het overzicht.

Wat Het refrein is Hein zo prachtig maakte was het evenwicht. Want ja, voor buitenstaanders was het nogal grimmig wat er allemaal plaatsvindt in een verpleegtehuis; die stille laatste halte voor de dood. Maar Keizer had al even in die omstandigheden verkeerd, voor hij aan zijn boek begon. Als hij niet had kunnen relativeren, was het werk daar nooit vol te houden geweest.

In Onverklaarbaar bewoond is Keizer een indringer, die even in een andere wereld kijken mag, en uiteindelijk toch buitenstaander blijft. Hij liep een tijd mee, als toeschouwer, op de afdeling neurochirurgie van het Academisch Medisch Centrum van de Vrije Universiteit [VUMC] in Amsterdam.

Waarom nu per se daar, op die afdeling? Als Keizer dat aan de daar werkzame artsen moest uitleggen, begrepen zij hem niet echt. Terwijl het voor hem toch zo duidelijk was. Wie iets in of aan zijn hersenen oploopt, loopt daarbij ook het gevaar op een andere manier gekwetst te worden. Anders dan bij een beenbreuk, of ander probleem elders in het lichaam. Bert Keizer gebruikt daarbij dan nog het woord ‘ziel’, als de gebruikelijke steno, voor wat er dan aangetast kan raken. En misschien is dat het dan wel wat op onbegrip stuit.

De medici vinden het juist een nogal beperkt vak.

Want Keizer beschrijft in het boek ook vooral een technocratie, met artsen die alle hulpmiddelen hebben om diagnoses te stellen, en vervolgens iets te doen. Of juist niet. Maar wat kunnen ze dan precies?

Over neurochirurgie zei Gorter van Wagendonk: ‘Je kunt het een aap leren’

‘Maar alleen chimpansees hoor,’ sust Suzanne, ‘bavianen kunnen het echt niet.’

Over snijvaardigheid zegt Kees: ‘Het is als het pellen van een sinaasappel. De ene gaat moeiteloos, schil laat lekker los, partjes vallen makkelijk uiteen, maar de volgende is een en al probleem. Of je nou wilt of niet, je trekt alles stuk. Technisch moet je zo ver zien te komen dat je ze allemaal even keurig pelt’ [199]

Reparaties aan een beschadigd ruggenmerg zijn ook Keizer te eenvoudig, en worden daarom genegeerd. Die behelzen immers weinig meer dan basale werktuigbouw, van een stel kabels die in hun buis ongehinderd moeten kunnen werken.

Alle eerbied gaat in het boek uit naar de hersenen. Dat onbegrijpelijke ding van ruim een kilo, in die schedel.

Zo veel eerbied is er zelfs dat Keizer blijft schrikken van de manier waarop hersenoperaties plaatsvinden. Hij kan niet wennen aan het geluid waarmee het zaagje een luikje in de schedel maakt. Hij vindt het verschrikkelijk als een patiënt tekenen van leven geeft tijdens de ingreep. En dat een chirurg dan bijvoorbeeld laconiek ijswater op de hersenen kan spuiten om weer rust te krijgen.

En ondertussen realiseert hij zich tot welke gewoonten zijn eigen beroep hem gedwongen heeft. Omdat hij weet niet zo veel te kunnen doen voor zijn patiënten, dan ze bij staan of te trachten om hun pijn te verlichten.

feit blijft dat ik als verpleeghuisarts vaak bij een patiënt sta met pijn, angst, benauwdheid, zwelling, koorts, bloedverlies, roodheid enzovoort als een voorbijganger tegenover een huis waar hij niet in kan, terwijl zich binnen mogelijk allerlei akeligs afspeelt. Je hoort een kreet, een slag, geratel of gepiep, maar het blijft gissen naar wat er nou echt gebeurt daarbinnen.

Hier kunnen ze dan wel het huis binnen. En dikwijls weinig uitrichten, behalve uitstel regelen bij de meeste tumoren. [119]

In het laatste hoofdstuk van dit boek gaat Keizer langs bij twee patiënten die hij in het VUMC heeft meegemaakt. Beide mochten nog even wat langer doorleven. Al is éen zich daar bewuster van dan de ander, wat de beperking verlicht dat er nu altijd een looprek nodig is.

En het is mooi dat hij even die moeite nam zich om deze mensen te bekommeren.

Tegelijk had ik bij dit boek steeds het gevoel een ongeluk mee te maken. Maar, wat was dat ongeluk dan?

Bert Keizer, Onverklaarbaar bewoond
Het wonderlijke domein van de hersenen

269 pagina’s
Uitgeverij Balans & VU Uitgeverij, 2010

[x]opgenomen in het dossier: ,