Mijn eenmanszaak ~ Remco Campert

► door: A.IJ. van den Berg

Sinds ik De Volkskrant wegdeed, lang geleden, voor de start van boeklog al, las ik zelden meer een column van Remco Campert. En dat voelt nog altijd als een tekortkoming. Het lijkt alsof ik mijzelf daarmee iets heb ontzegd.

Dus las ik nu een willekeurig bundeltje, met stukjes die ik niet kon kennen, om uit te vinden hoe groot het verlies al die tijd echt was geweest. Om daarop helaas te constateren niet zo veel te hebben gemist.

Campert [1929] werd ondertussen een man op leeftijd, met vaste gewoontes, en daarmee een goed voorspelbaar gedrag. Heel groot is zijn wereld niet meer — zelfs al speelt er een theatertour ten tijde van deze wekelijkse columns, die werden geschreven in de zomer van 2009 en daarna; alleen gaat het daar nooit over.

Te vaak reageert de schrijver op een toevallige actualiteit van dat moment, hem aangedragen door de radio, of de krant. Campert doet niet aan computers, zo lijkt het, voor hem bestaat er daarmee het eeuwige probleem dat op de feestdagen geen kranten verschijnen, en er dan dus geen nieuws lijkt te bestaan; anders dan voor elke internetgebruiker. Want dat hij periodes als de kerstdagen haat doordat er dan geen kranten uitkomen, zag ik hem nu al een paar keer te vaak opmerken de afgelopen decennia.

En reacties op de toevallige actualiteit verliezen al snel hun glans als daarbij dan telkens politici genoemd worden, die al lang ergens overbetaald lobbyist in het bedrijfsleven zijn geworden, zoals die oorlogsmisdadiger Jan Peter Balkenende, of de glibber Wouter Bos.

Eigenlijk las ik slechts éen noodzakelijke column. Dat was in Campert’s publieke afscheid van Rudy Kousbroek, zijn vriend al vanaf de middelbare school, die doodging.

Enfin, dan was er nog eens een fraai laconiek zinnetje hier en daar, en altijd wel ergens fonkelende woordenpracht. Alleen waren te weinig teksten die de overgang hebben overleefd van de krant, waar ze vaak zeker zullen hebben geschitterd, naar het boek. Bundeling versterkte hoogstens de indruk dat nogal wat teksten enkel geschreven waren omdat er nu eenmaal die deadline lag.

Zij het, dat er éen uitzondering is in dit boek — die niet toevallig waarschijnlijk ook tot de titel van deze verzameling leidde. Mijn eenmanszaak. Campert zag zich namelijk ineens gedwongen om zich bij de Kamer van Koophandel [KvK] in te schrijven. En dat leverde nog een soapje op, in verschillende afleveringen.

Nu sta ook ik in het handelsregister (of ik al niet genoeg geregistreerd ben; ik kan niet een halte met de tram rijden of de overheid weet ervan). Ik ben directeur van een eenmanszaak geworden, mijn bedrijf telt één werkzaam persoon en mijn naam is een handelsnaam geworden. Ik herken mezelf niet meer. Ik ben opgehouden schrijver te zijn, in plaats daarvan doe ik aan de ‘beoefening van scheppende kunst’. Vreugdeloze begrippen die verslagenheid en woordbloedarmoede teweegbrengen. Wat wil je later worden? Lid van de Kamer van Koophandel. Arme kleine.

[Zonder personeel]

Dus moest ik ook even nadenken over hoe sommige schrijvers elke luttele strubbeling uit het eigen leven weten uit te melken. Terwijl mijn eigen ervaringen met die KvK heel wat vervelender waren dan die van Campert.

Campert meldt slechts de ontvangst van éen brief; als de Makro hem als ondernemer een pas aanbiedt om inkopen te komen doen in hun winkel; waar het normale winkelende publiek niet komen mag.

De ellende ondertussen van alle colportage ondertussen die ik jarenlang had te verduren, omdat de Kamer van Koophandel grof geld verdient door zijn bestanden aan duizenden door te verkopen — terwijl registratie er verdomme verplicht is voor iedereen met een vrij beroep; waartoe er jarenlang nog een hoge contributie gold ook. Die flagrante misbruik van een staatsmonopoliemacht. Waar ik misschien wat te schouderophalend aan voorbij ben gegaan.

Aan pisregen buiten doe je ook immers niets.

Remco Campert, Mijn eenmanszaak
198 pagina’s
De Bezige Bij, 2010

[x]