We leven nog & Later is te laat ~ S. Carmiggelt

► door: A.IJ. van den Berg

Vroeg ik me ineens af of Carmiggelt [1913 — 1987] ooit een echte bloeiperiode heeft gehad — of er jaren zijn aan te wezen waarin het niveau van zijn dagelijkse krantencolumns net iets hoger lag dan ervoor, of erna.

Niemand heeft het daar ooit over. Hoogstens wordt nog eens opgemerkt dat hij metterjaren steeds kaler ging schrijven.

Evenmin heb ik bijvoorbeeld ooit iemand de verschillen zien uitleggen tussen de verhalen die Carmiggelt schreef toen hij nog dronk, en weleens te veel dronk, en daardoor wat slordig leefde, met de jaren van onthouding die daarop zijn gevolgd.

Door een toeval bevatte de bundel We leven nog & Later is te laat eerst een bundel die ik al eens eerder las, en daarna éen die me nog onbekend was — al zijn zelfs uit Later is te laat enkele hoogtepunten gerecycled in de verzamelbundels. Dat enkele verhaal kende ik dan al wel.

Deze boeken zijn erg goed.

En hiermee beleefde ik dus in éen band, door het gegeven dat De Arbeiderspers die bundels het liefst per twee herdrukte, wat de verschillen kunnen zijn tussen lezen en herlezen.

Daarbij bleek me dat herlezing geestelijk nogal wat meer ruimte laat om parallel aan het lezen ook al over een tekst na te denken.

Niet dat dieper nadenken over Carmiggelt’s cursiefjes me nu erg wereldschokkende ideeën opleverde. We leven nog dateert uit 1963. En de oorlog speelt nog opvallend vaak een rol dan in zijn verhalen. Alleen is dat geen bijzonder originele constatering.

Ook werd er indertijd nog vrolijk kroeg gelopen door de ik-figuur in de verhalen. Veel ander vermaak lijkt er ook niet te zijn geweest ’s avonds. Het bestaan van televisie is slechts in een enkele keer van betekenis — al leverde die TV later overigens met ‘Gezellig’ wel een klassiek geworden verhaal op.

In zo’n boek komt dan een eerste kleinzoon voor, als kleine jongen nog, over wie zijn grootvader dan vertederend schrijft. Dat jongetje, als hij nog leeft, zal inmiddels dus een man van rond de zestig zijn. Ik hoop voor hem dat zo’n columnbundel niet de enige plaats is waarin zijn bestaan nog eens vereeuwigd werd.

En eeuwig blijft Carmiggelt allereerst de observerende buitenstaander in zijn eigen verhalen.

Later is te laat dateert uit 1964. En haast prettiger nog dan het lezen van deze bundel bleek de ontdekking te zijn dat die er was. Ik heb dus niet alles van Carmiggelt gelezen wat er in druk was. Ondanks alle pogingen daartoe vrijwel al mijn hele lezende leven lang. Er zullen wellicht dus meer bundels zijn die na de oerpublicatie pas veel later nog eens herdrukt werden. En die ik daardoor nog niet kennen kan.

Is er bovendien het gegeven dat oerbundels als deze hoogstens de vijftig beste verhalen bevatten die Carmiggelt schreef in een jaar. Daar waar hij er indertijd zeker vier keer meer produceerde.

Later zijn er ook nog tal van bundels uitgegeven met een nieuwe oogst uit zo’n vroeger jaar; met de verhalen die de laatste schifting voor de boekuitgave eerder niet hadden overleefd. Punt is dat ik deze uitgaven waarschijnlijk dan wel heb gelezen, omdat die van een recentere datum zullen zijn.

S. Carmiggelt, We leven nog & Later is te laat
238 pagina’s
De Arbeiderspers, 2011

[x]