Mag ’t een ietsje meer zijn ~ S. Carmiggelt

► door: A.IJ. van den Berg

Op Wikipedia wordt het bestaan vermeld van De complete werken van S. Carmiggelt. En even dacht ik iets gemist te hebben. Was er toch nog een dundrukeditie verschenen van Carmiggelt’s werk? En was mij dit ontgaan?

Die Complete werken blijkt evenwel een bibliografisch overzicht te bieden, van alle uitgaven die er zijn verschenen. Ook nuttig. Alleen heel wat minder spectaculair.

Dus blijft de vraag of die Verzamelde Carmiggelt er toch echt nog eens moest komen. En dat is geen vraag die mij als lezer heel erg boeit. De kwestie lijkt me eerder iets voor literatuurwetenschappers en redderende cultuurmoedertjes. Maar die zullen waarschijnlijk menen dat er aan Carmiggelt niet zo veel eer is te behalen. Daar inspanningen voor doen levert weinig cachet op. Hij schreef erg begrijpelijk. En veel meer dan die cursiefjes, wat gedichten, en misschien nog wat cabaretteksten is er niet.

Punt blijft dan wel dat Carmiggelt’s sarcasme, geuit in de columns waarin hij andermans domme arrogantie feilloos doorziet, nooit in de bundels terecht is gekomen. Zijn kritische teksten vergaan, onbereikbaar in de leggers met de verzamelde jaargangen van Het Parool.

De dikke bloemlezing Mag ’t een ietsje meer zijn liet me misschien daarom wel zien dat veel Simon Carmiggelt niet per se hongerig maakt naar nog meer. Het heeft me een behoorlijke tijd gekost om dit boek uit te lezen. De verzadiging slaat gauw toe. Carmiggelt’s eeuwige ironie kan ook tegen hem werken.

Ineens kan er een verlangen ontstaan naar ongebreidelde emotie — een oprechte woede-uitbarsting in plaats van dat eeuwig toch nog gerelativeerde gevoel. Iets fellers en met meer contrast dan dat eeuwige geschilder in rustieke aardetinten met een ragfijn penseel.

Carmiggelt [1913 – 1987] schreef zijn eerste cursiefjes in 1936. toen hij als jongste verslaggever werkte voor het Haagse dagblad Vooruit. Begin 1940 kwam daar een eerste bundeling van uit, onder de titel Kleinigheden.

Daarop volgden zeker veertig bundels met columns en versjes, zoals hij zijn poëzie noemde. Daaruit zijn nog eens minstens zo veel bloemlezingen en verzamelboeken uitgegeven.

Mag ’t een ietsje meer zijn kwam uit als feestboek, bij zijn zeventigste verjaardag. Uitgevers feesten nu eenmaal wat af in het publiek met hun succes-auteurs. In de bundel werden ook gedichten opgenomen tussen de korte verhaaltjes. En aan die poëzie valt op dat Carmiggelt zich er soms rechtstreekser in uitspreekt dan hij in zijn cursiefjes deed — wat misschien kwam omdat ze oorspronkelijk onder pseudoniem verschenen.

Tegelijk biedt de poëzie eerder netjes maakwerk dan heel erg opmerkelijke gedichten. Als er rijkdom in te vinden is, blijft die beperkt tot regels, of hoogstens strofen; nooit is een heel vers spannend van begin tot eind.

Aan de cursiefjes vallen allereerst de vaste thema’s op. Verhalen volop over het cafébezoek, over kinderen en kleinkinderen, en ook over katten — een trek die was ik vergeten van hem.

Ook de Tweede Wereldoorlog komt in het boek vaker terug dan verwacht. Wat aan de persoonlijke keuze van Carmiggelt kan hebben gelegen.

Constante in alles is natuurlijk het eeuwige menselijke tekort.

Kees Fens schreef indertijd over deze verzameling dat de jonge Carmiggelt daarin een imitator lijkt van de oude. Alle stijlelementen zijn aanwezig, maar de maatvoering klopt niet helemaal. En aan die oer-recensie is weinig toe te voegen.

In Carmiggelt’s oevre is een eerdere bloemlezing opgenomen van persoonlijk gekleurd materiaal, samengesteld door een zoon, die Zelfportret in stukjes heet. Misschien is dat wel grotendeels hetzelfde boek als dit; de toon zal in elk geval dezelfde zijn. Ik ken slechts de titel van die uitgave. Ondertussen kan Mag ’t een ietsje meer zijn ook heel goed dienen als een zelfportret van de auteur. Waaruit weliswaar heel wat werd weggelaten dat wel in de biografie staat. Maar wat wel toont wáarmee de schrijver graag herinnerd wilde worden.

Dit is ondanks alles toch ook een verzameld werk in éen band.

S. Carmiggelt, Mag ’t een ietsje meer zijn
Een eigen keuze uit alle bundels
Geïllustreerd door Peter Vos

442 pagina’s
De Arbeiderspers 1989, oorspronkelijk 1983

[x]