Boven het dal ~ Nescio

► door: A.IJ. van den Berg

Regelmatig verwijst A.L. Snijders naar de Nederlandse schrijvers die hij hogelijk bewondert. Van éen daarvan begrijp ik dat. Willem Elsschot. Van de ander is voor mij altijd een raadsel gebleven wat daar nu precies aan is.

Nescio.

Dus heb ik de afgelopen weken tijd besteed om me te verdiepen in leven en werk van J.H.F. Grönloh [1882 – 1962]. Zo werd de recente biografie door Maurits Verhoeff gelezen. En hoewel de titel van die uitgave fraai is — Verlangen zonder te weten waarnaar — zette dat boek me niet aan om er hier nog eens op te reflecteren. Het raadsel werd er bijvoorbeeld niet kleiner door.

Evenmin deed het boekje van Simon Carmiggelt dat. Uit Van u heb ik ook een heleboel gelezen bleek vooral dat Carmiggelt éen enkele korte ontmoeting bij Grönloh thuis met regelmaat gerecycled heeft in een stukje voor de krant.

Dus restte weinig anders dan het oeuvre van Nescio nog eens te lezen. En dat kan ook best. Mede omdat dit altijd nog weer dunner is dan gedacht. De bekende trits De uitvreter, Titaantjes, en Dichtertje nemen in het Verzameld werk tezamen slechts 119 pagina’s in beslag.

Verhalen zijn het. En zeker geen novellen, laat staan romans.

Of ik de postume verhalenbundel Boven het dal ooit gelezen had, wist ik niet meer. Maar ook die telt maar een luttel tal pagina’s. Waarbij nog het meest opviel dat Nescio in deze verhalen telkens maar éen personage beschrijft. Terwijl hij in zijn meer bekende werk nu juist zo goed de wisselwerking tussen meerdere personages wist te treffen. Dus is Boven het dal wat vlak.

Op zich is het natuurlijk een wonder dat iemand die zijn beste werk voor de Eerste Wereldoorlog schreef nu nog te lezen is. En dat wonder zit hem dan waarschijnlijk vooral in de vele kale en laconieke zinnetjes die Nescio gebruikte. Regels zijn dat die zich met weerhaakjes vastzetten in het geheugen. Bij wie daar ontvankelijk voor is. Liefhebbers zullen die zinnetjes dan ook vaak gebruiken, als wisselgeld dat makkelijk voor het grijpen ligt in een conversatie.

Maar mijn theorette luidt alles overziend toch dat Nescio dan wel op de goede leeftijd gelezen moet worden. Als die ontvankelijkheid voor zijn flegmatische humor er nog helemaal is. Als de schrijver nog verrassen kan, omdat hij zo anders formuleert dan de meesten.

En dan kwam Nescio de eerste keer waarschijnlijk te laat in mijn leven om nog enige indruk te maken. Uit de biografie leerde ik bijvoorbeeld dat Grönloh in zijn jeugd graag de Britse humorist Jerome K. Jerome las. En die passeerde bij mij ook, en dan al lang voor Nescio langs kwam.

Ik was al bedorven door de ontregelende zinnetjes bij anderen om nog heel erg verontrust te worden door Titaantjes. Of De uitvreter. Toeval is het soms waardoor iets geliefd wordt, en het andere vrij onverschillig passeert.

Nescio, Boven het dal
82 pagina’s
© 1961
in: Nescio, Verzameld werk I
897 pagina’s
Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar
Uitgeverij G.A. van Oorschot, 1996

[x]