5 autobiografische romans ~ Thomas Bernhard

** Enkel in het derde trimester van het collegejaar 1993-1994 behaalde ik al meer studiepunten dan in een normaal jaar te halen waren. Ik had haast. En wilde zo gauw mogelijk een universitaire bul. Mijn studiefinanciering was gestopt, door een onnozele nieuwe regel dat studenten van mijn leeftijd toen nergens meer recht op hadden — een bureaucratische onbenulligheid die een tweede-kans student als ik enorm benadeelde.

In zeven haasten schreef ik in mei 1994 een essay over de autobiografische romans van Thomas Bernhard, waar ik eerder zeer van onder de indruk was geraakt. De docent vond het niets. Te vlot vooral. Zelf achtte ik het vrij lang verreweg het beste wat ik ooit geschreven had.

Inmiddels lijkt de tekst me vooral handig bij elkaar gegaard — heel veel eigens zit er niet in, op mijn samenvatting van de inhoud van de vijf autobiografische romans na. Verschillende andere opinies lijken me voor de gelegenheid geleend uit secundaire literatuur die ik gelezen had — wat vervolgens weleens imponeergebazel opleverde. Ook vertaalde ik alle citaten zelf uit het Duits naar het Nederlands — wat niet had gemogen, maar naar mijn idee toen een veel vloeidender tekst opleverde.

Toch was het schrijven van dit schrijversportret behoorlijk vormend voor mij — en voor wat uiteindelijk boeklog zou worden. Achteraf gezien. lees door »»


Alte Meister ~ Thomas Bernhard

Na Alte Meister is het duidelijk. Ik hoef geen pogingen meer te doen om de bellettrie van Bernhard te lezen. Interviews met hem blijven de moeite waard, en de korte stukken die hij voor de media schreef eveneens. Misschien ook dat een toneelstuk nog eens de moeite loont. Met de romans heb ik alleen niets meer.

Terwijl ik Alte Meister ooit wel degelijk een lezenswaardig boek vond.

Waarschijnlijk komt mijn weerstand nu voort uit mijn onvermogen om nog al te makkelijk gehypnotiseerd te worden. Terwijl Thomas Bernhard [1931 – 1989] het in zijn romans nu juist vooral van de bezwering hebben moet; en daarbij dan telkens de herhaling als stijlmiddel inzet. Maar mededelingen gaan al schuren bij mij, als die voor de tweede maal langskomen. Laat staan bij de derde, zesde, of negende keer.

Deze roman bestaat zoals vaker bij Bernhard voornamelijk uit een monoloog van een klagende man. Dat is ditmaal de 82-jarige muziekrecensent Reger, die al 36 jaar lang om de dag het Kunsthistorisches Museum in Wenen bezoekt. Daar gaat hij dan altijd tegenover het schilderij De witgebaarde man van Tintoretto zitten.

Toehoorder is de wetenschapper Atzbacher, die zich in de eerste helft van het boek de monoloog herinnert die Reger een dag daarvoor afstak. En in de tweede helft nogmaals luisterend publiek is, naar wat er ditmaal zoal niet deugt.

En ooit heb ik het prachtig gevonden om iemand onbarmhartig zo veel heiligs te zien aanvallen. Van Heidegger tot de Oostenrijkse toiletten, van Bruckner, via Mahler, tot welke schilder uit Wenen ook. Ze deugen niet.

Alleen De witgebaarde man. Dat schilderij blijft zelfs na kritische beschouwing volmaakt. En nu ja, ook Schopenhauer blijft een toevluchtsoord bieden.

Bernhard stelde uiteindelijk twee vragen in dit boek die me op zich wel intrigeren. En waar hij tegelijk in de roman erg stellige antwoorden op geeft.

Wat baat de kunst? Reger weet zich ondanks zijn kennis van al die oude meesters, op welk gebied ook, aan het einde van zijn leven akelig alleen.

Maar ook: wat doet de beschouwing van kunst? Waarbij de auteur door middel van Reger waarschuwt dat alles stuk kan gaan onder een al te strenge, professionele blik. Kunst ondergaan zonder daar al te zeer bij na te denken, is toch het beste.

En het was alsof de auteur met die woorden, ergens halverwege het boek, een aanwijzing gaf over hoe hij gelezen wenste te worden. Alleen lukt het me dus niet meer bij hem in die roes te komen.

Thomas Bernhard, Alte Meister
Komödie

311 pagina’s
Suhrkamp, 1985

Atem ~ Thomas Bernhard

Het derde deel in de reeks van autobiografische romans, maar het eerste waarin Bernhard de kronkelzin slechts sporadisch inzet. Hij heeft ook meer te beschrijven dan in de eerdere boeken, die eerder herinneringen aan woorden leken dan herinneringen in beelden.

De hoofdpersoon in dit boek is er direkt al zo slecht aan toe dat hij vrijwel meteen op de ziekenzaal wordt gelegd die patiënten enkel dood weer verlaten. Vanuit zijn hoekje ziet hij bedden waar een paar uur nadat iemand erin stierf alweer nieuwe krepeergevallen komen te liggen.

Maar hij overleeft. Ten koste van tweeëntwintig kilo lichaamsgewicht.

Dan moet hij uit de krant lezen dat zijn grootvader overleden is; de man die hem opvoedde, omdat zijn moeder hem enkel verweet haar leven verwoest te hebben. Er is geen zichtbare vader. Thomas Bernhard werd in het Nederlandse Heerlen geboren, in een opleidingsgesticht voor vroedvrouwen dat ook een tehuis voor gevallen meisjes was.

Het is éen drama al drama dit boek, en vooral in het begin zo indrukwekkend dat het naar het eind toe wat wegloopt.

Thomas Bernhard, Der Atem
Eine Entscheidung

124 pagina’s
Deutscher Taschenbuch Verlag, 1978 oorspronkelijk

Briefwechsel ~ Thomas Bernhard & Siegfried Unseld

Geliefde schrijvers kunnen uit de gratie vallen. En dat is raar. Uren werden eerder in de relatie geïnvesteerd door het werk te lezen. Moeite is gedaan om de boeken te verzamelen. En dan verloochent de auteur deze liefdeblijken door onleesbaar te worden.

Desondanks heb ik nog altijd het idee iets met Thomas Bernhard [1931 — 1989] te moeten. Hoewel ik de krullendraaierij in zijn manier van schrijven inmiddels niet meer verteer. Een belangrijk stijlmiddel bij hem is de herhaling, en die hypnotiseert niet meer, maar ergert me.

Dus toen de briefwisseling met zijn uitgever Siegfried Unseld [1924 — 2002] in de Duitse kritiek een postume en grootse roman werd genoemd van Bernhard noteerde ik de titel van deze uitgave op het lijstje ‘nog eens te lezen’. Ik vermoedde namelijk dat Thomas Bernhard in zijn brieven niet zo verschrikkelijk gemaakt zou schrijven.

En dit idee klopte. Alleen werd in de briefwisseling een ander kwalijk kantje van zijn karakter wel vrij onbarmhartig duidelijk.

524 brieven zijn er opgenomen in Der Briefwechsel; waarbij onder brief ook weleens een telegram of een eenregelig telexbericht is begrepen. Sommige van deze epistels zijn toegelicht met paginalange voetnoten — soms bestaande uit brieven van éen der correspondenten aan anderen.

En, het betreft hier een strikt zakelijke correspondentie. Niet zo’n brievenboek als dat van Coetzee & Auster, of Houellebecq & Lévy, waar twee begaafde scribenten in dialoog eventjes de wereld doornemen.

Thomas Bernhard schreef voor het eerst aan Unsfeld in 1961, zichzelf daarin beleefd als auteur aanbevelend. De uitgeverij Suhrkamp zou pas enkele jaren later Bernhard’s werk voor uitgave accepteren.

Die zakelijke relatie duurde tot Bernhard’s dood in 1989, en maakte in die tijd heel wat drama’s door. Telkens ging het om geld. Steeds ook was Thomas Bernhard ontevreden met de marketing die Suhrkamp bedreef voor zijn boeken. Dus verbood de auteur weleens alle heruitgave van al zijn werk. Of dan verbrak hij op hoge toon alle betrekkingen.

Almaar toonde Siegfried Unseld zich dan de wijste, en bleef hij beleefd. Als het weer eens tot een verzoening kwam, nam hij het initiatief. En als Bernhard weer eens schandaal gemaakt had in Oostenrijk nam hij vaak een bemiddelende rol op zich — al was het maar door om een goede advocaat te zoeken.

Ongeduld toonde Unseld hoogstens in de jaren tachtig. Toen Thomas Bernhard wel erg makkelijk werk uit liet geven bij anderen, daarmee Suhrkamp nogal arrogant provocerend.

En goed, dan liggen die conflicten er. Is het boek daarover vervolgens geslaagd?

Bij de speurtocht naar achtergrondinformatie voor dit boeklogje ontdekte ik dat de briefwisseling tussen Bernhard en Unseld door anderen is omgewerkt tot hoorspel. En dat nu lijkt me inderdaad de perfecte vorm voor deze teksten. Is die hele relatie in een fractie van het originele aantal woorden geschetst; zijn al die voetnoten niet nodig.

Want een roman is deze briefuitgave niet. Daarvoor is het boek vier keer te lang. Daarvoor krijgt de persoonlijkheid van Siegfried Unseld bijvoorbeeld veel te weinig tekening. Terwijl dat toch ook een ontstellend ijdele man moet zijn geweest. Die het telkens had over míjn uitgeverij, míjn schrijvers, en míjn fonds. De hele staf aan lektoren van de uitgeverij is nog eens tegen hem in opstand gekomen — en dat bij die gezagsgetrouwe Duitsers.

Thomas Bernhard & Siegfried Unseld
Der Briefwechsel
Herausgegeben van Raimond Fellinger, Martin Huber, und Julia Ketterer

869 pagina’s
Suhrkamp, 2009

Holzfällen ~ Thomas Bernhard

Niet alleen kennis heeft een halfwaardetijd, ook voor oordelen kon weleens gelden dat ze een houdbaarheidsdatum hebben.

Punt wordt dan, na deze constatering, om te zien of er wetten bestaan die verklaren wat het oordeel zoal kleurt. Waarmee boeklog er weer een nieuw doel bij heeft. Zowaar. Terwijl de tiende jaargang al bijna begint.

Elders op boeklog heb ik daarom een essay gezet dat ik in 1994 schreef over Thomas Bernhard. Dat gebeurde niet vanwege mijn trots over deze oude tekst. Integendeel. Het betoog is op plaatsen warrig, argumenten werden weleens geleend van anderen, en het essay is gewoon niet heel goed; want een eeuwige eerste versie.

Tegelijk schreef ik die tekst in te weinig tijd, en in éen geut bovendien. En er blijkt bewondering uit voor de auteur Thomas Bernhard — terwijl ik die op boeklog tot nu toe alleen nog beknord heb.

Ooit oordeelde ik dus anders over Bernhard. Was dat voor mij een mateloos interessante auteur.

Daarom is het aardig om naast mijn voorbehoud van nu ook die bewondering van toen te kunnen laten zien.

In dit kader herlas ik daarom ook de roman Holzfällen uit 1984 — waarover ik in 1994 nog van alles wist, zonder dit voor mijn essay toen te kunnen gebruiken. Er is namelijk een ‘who is who’ te schrijven over dit boek, dat indertijd in Oostenrijk voor oproer zorgde.

Holzfällen is de bozige monoloog van een man die een etentje bijwoont in culturele kring, waarbij iedereen nog de komst afwacht van enkele toneelmensen die pas aan het eind van de avond zullen komen.

In die pruttelende man is Thomas Bernhard te herkennen. En eenieder waar hij kwaaiige gedachten over formuleert, is een nauwelijks vermomde bekende Oostenrijker van dat moment — en daarom leidde de boekpublicatie tot een schandaal.

Ooit zeiden al die namen me dus iets.

Holzfällen is ook een variatie op een thema. Deze roman gaat onder meer over literatuur en toneel, en vooral de valse pretenties van de maatschappelijk geslaagde beoefenaren van deze en andere kunsten. Alleen deed Thomas Bernhard iets volkomen vergelijkbaars met de lange monologen over kunst in Alte Meister, en in Der Untergeher.

Maar meer dan in die twee boeken vielen me nu de muzikale principes op achter Bernhard’s schrijven.

Een refrein in Holzfällen na een litanie is telkens:

dachte ik auf dem Ohrensessel […]

Zoals herhaling toch al zo’n duidelijk stijlkenmerk is bij Bernhard.

En de roman eindigt in een zin van 3¼ pagina lengte, waarin de verteller nog eenmaal staccato de hele avond doorloopt, alsof het boek het nadaverende slot van een symfonie moest brengen.

Ik las ook met enig plezier. Voor de verandering. Omdat Thomas Bernhard’s zinnen toevallig deze keer wel een leesroes opriepen.

Toch blijft mijn huidige voorbehoud bij deze auteur onverkort staan. Schelden zonder argumenten te geven, vermoeit op een gegeven moment enkel nog. Verpakking zonder inhoud brengen, bevredigt mij als lezer niet meer.

Maar misschien is het wel vreemd om van een roman meer te blijven verlangen dan vorm. Nu. In het huidige tijdsgewricht. Terwijl romans nog altijd door éen nietig mens geschreven worden.

Thomas Bernhard, Holzfällen
Eine Erregung

321 pagina’s
Suhrkamp 1988, oorspronkelijk 1984

Kälte ~ Thomas Bernhard

Na drie normale romans lijkt dit ineens slechts een opgeklopte novelle te zijn, die door de grote gebruikte letter de normale hoeveelheid pagina’s vullen moet.

De hoofdpersoon in deze autobiografische reeks is in een sanatorium aangekomen voor longpatiënten, en valt daar buiten de groep omdat hij nog altijd geen open tuberculose heeft, zoals de anderen.

Er staan veel onsmakelijke details in dit boek, over de brute behandeling van patiënten en primitieve geneeskunde uit die tijd. Zo krijgt de hoofdpersoon op een gegeven moment een Pneumoperitoneum; een buikventiel vlak boven de navel waardoor hij eens in de veertien dagen opgepompt wordt als een voetbal, zodat de boel daarbinnen zo tegen zijn beschadigde long aandrukt dat die daardoor genezen zal.

Maar goed, zijn grootvader overleed door een verkeerde medische behandeling. En ook zijn moeder sterft in dit boek, nadat haar kanker lang verkeerd behandeld is. Een dood die hij opnieuw uit de krant moet vernemen.

Thomas Bernhard kiest aan het eind van dit boek tegen de keuzes van zijn doktoren, wat al de halve genezing zal blijken te zijn.

Nee, een vrolijke reeks is dit niet.

Thomas Bernhard, Die Kälte
Eine Isolation

151 pagina’s
Deutscher Taschenbuch Verlag, 1981 oorspronkelijk

Keller ~ Thomas Bernhard

Dezelfde bezwaren die ik bij het eerste deel had, gaan ook op voor het tweede deel uit deze cyclus autobiografische romans. De zinnen die kronkelen voort, en Thomas Bernhard zet overtuigd de herhaling in als middel om te bezweren. Dat werkt maar heel soms voor mij.

Dit boek gaat over de leerjaren van de schrijver in de levensmiddelenhandel van mijnheer Podlaha. Die kelderzaak is gevestigd in een Salzburger achterbuurt, en van achter de toonbank maakt de hoofdpersoon mee hoe de buurtgenoten de oorlog verwerken. Zo zijn de oorlogswonden van de mannen daar het wisselgeld waarmee de huisvrouwen elkaars respect proberen te kopen.

En zie, als Bernhard zulke observaties geeft, werkt zijn taal wel perfect. Maar dit boek bevatte weer te veel mening, en te weinig uitleg. Hij zegt in de kruidenierszaak weer tot leven te zijn gekomen, omdat hij doodging op school. Hij zegt pas de vreugde van het leren te hebben ontdekt toen hij zang- en muzieklessen ging volgen. Maar dat zijn mededelingen, geen conclusies die ik onbewust zelf ook al had kunnen trekken uit het verhaal.

Bijna terloops staat ergens in de laatste pagina’s hoe de hoofdpersoon in de winter kou vatte bij het uitladen van een kar met aardappels. Dat is de directe aanleiding voor de kwaal die daarop zijn leven zal teisteren.

Thomas Bernhard, Der Keller
Eine Entziehung

144 pagina’s
Deutscher Taschenbuch Verlag, 1976 oorspronkelijk

Kind ~ Thomas Bernhard

Het bevreemdde me altijd dat alleen deze roman maar in het Nederlands vertaald was, en als enige in die reeks van vijf werd opgenomen in de serie privé-domein van de Arbeiderspers. Nu ik elk van Bernhard’s autobiografische boeken heb herlezen, is me beter duidelijk waarom. Dit boek is het rijkst van de vijf. Al was het maar omdat de andere delen nauwelijks afwisseling in toon brengen. Ook in Ein Kind komt weer genoeg ellende voor, maar nu worden alle beproevingen voor de hoofdpersoon tenminste nog zichtbaar afgewisseld met liefde voor hem. Van zijn grootvader.

Voor zijn moeder was Thomas Bernhard de oorzaak van al haar ellende. Zijn vader wilde of kon niet met haar trouwen, en zij week noodgedwongen zwanger uit naar Nederland. Om aan de schande te ontkomen ongehuwd een kind te dragen.

Gelukkig dat er die grootvader dus nog was.

Maar als ik mijn oordeel over de hele reeks moet samenvatten, speelt dat bijna permanente gemis aan liefde, of zelfs maar normaliteit, in deze boeken toch wel een grote rol. Ook verteltechnisch had het waarschijnlijk pakkender teksten opgeleverd als de schrijver iets meer lucht had geboden tussen de enorme hoeveelheid ellende door. Dat moet zelfs in een autobiografie mogelijk zijn. Want, na een opluchtende lach komt een volgende klap juist extra hard aan.

Maar, als er slechts striem op striem blijft volgen, treedt verdoving op, en tenslotte lijdzaamheid. Zeker bij deze lezer.

Thomas Bernhard, Ein Kind
167 pagina’s
Deutscher Taschenbuch Verlag, 1982 oorspronkelijk

Meine Preise ~ Thomas Bernhard

Hoeveel jaren gaan Thomas Bernhard en ik nu terug? Zijn dood in 1989 kwam als een schok — dus toen las ik hem al. Zijn testament, en de manier waarop hij Oostenrijk daarin verketterde was meesterlijk. Waarmee mijn bewondering nog weer groeide.

En als studentje heb ik nog een biografisch werkstuk over hem geschreven; dat me toen het beste leek dat ik ooit geschreven had. Er sprak in elk geval enige passie uit, voor het werk.

Gelukkig is die tekst inmiddels nergens meer te vinden.1.

Sindsdien trad verwijdering op. Zijn romans kan ik niet kritiekloos meer lezen; de litanieën daarin, altijd en eeuwig, zijn me te zeer een stijlfiguur geworden in plaats van een wezenlijke klacht. Elke klacht verliest aan kracht bij voorspelbaarheid.

Dus roepen zijn boeken bij mij allereerst de vraag op: doorzie ik Thomas Bernhard inmiddels te goed?

En op zich zou dat jammer zijn, ware het niet dat zijn boeken me ooit wel degelijk iets hebben gegeven. Dat al meer is dan de meeste schrijvers bereiken.

De bundel Meine Preise verscheen postuum, voor het eerst, in 2009, onder grote kritische bijval. Vertalingen, zoals naar het Engels of het Nederlands, kwamen er gauw. De grootmeester had zich weer eens op zijn best getoond, zo ging de mare. Toch duurde het lang voor ik het boek lezen wilde.

Meine Preise zou me namelijk vooral de Thomas Bernhard geven waar ik het meest op uitgekeken was; de zo makkelijk gekwetste dwarskop, die futiele strubbelingen voor een leuk effect zou opblazen tot drama.

Dit bleek vrijwel steeds zo te zijn. Bernhard vergroot in dit boek telkens prettig de confrontatie uit tussen hem, de eenkennige schrijver, en de jury’s van literaire prijzen, en hotemetoten die bij de plichtplegingen komen opdraven — voor wie de literatuur er niet echt toe doet; maar cultuur hoort er nu eenmaal bij; dus loont het bij zulke gelegenheden gezien te worden.

Daar zaten de verrassingen dus niet, in deze bundel. Al is de taal waarin alles beschreven wordt fraai, en moest ik soms glimlachen.

Slechts eenmaal raakte Bernhard iets meer. En dat is als hij beschrijft hoe hij voor het geld van de Julius-Campe-Preis meteen, zonder te pingelen, zijn eerste auto koopt. Een witte Triumph Herald, met notenhouten dashboard, en rode bekleding. En dan zijn het die paar pagina’s van zeldzaam extatisch geluk die me deugd deden. Zelfs al is bij Bernhard duidelijk dat zoiets nooit lang kan duren, voor het noodlot, en de treurigheid weer toeslaat.

Dat hij vrij snel een auto-ongeluk kreeg, was bijna voorspelbaar.

Thomas Bernhard, Meine Preise
139 pagina’s
Suhrkamp 2010, oorspronkelijk 2009
  1. Toch niet. Het curiosum bleek gewoon in mijn digitale archief bewaard te zijn, en staat thans in al zijn onbeholpenheid ook op boeklog. []

Muizen, ratten en dagloners ~ Thomas Bernhard

Ik moest Thomas Bernhard even in het Nederlands lezen. Domweg omdat van mijn bewondering voor hem zo weinig overbleef toen ik de reeks van vijf autobiografische romans las. Wat ooit briljante scheldpartijen leken, kwam me nu vaak zo hol en ledig voor.

Dit interviewboek helpt dan even. Al was het maar omdat Thomas Bernhard weliswaar de hele tijd aan het woord is, maar zijn kronkeltaal daarbij geredigeerd werd door de journalist die de interviews afnam. Dat de schrijver zijn ideeën nu onomwonden uitspreekt — iets dat in een gesprek wel mag, maar in bellettrie minder goed werkt — helpt me dan ook weer de keuzes in zijn boeken iets beter te begrijpen.

Bovendien herontdek ik nu ook dat de autobiografische romans gaan over de periode in zijn leven voor het interessant werd, voor mij. Thomas Bernhard begon even nadat hij uit het longsanatorium kwam als journalist te werken. Het was aardig geweest om wat beter te leren wat de oudere schrijver over zijn jongere ik te zeggen had, van toen die het métier oppakte.

Maar Bernhard hield eigenlijk helemaal niet van terugkijken, zo zegt hij in deze scherpe monologen.

Thomas Bernhard, Muizen, ratten en dagloners
Opgetekend door Kurt Hofmann

120 pagina’s
Uitgeverij De Prom, 1990 vertaling Gerrit Bussink

Thomas Bernhard ~ Hans Höller

Ik heb iets tegen secondaire literatuur over schrijvers. De ijverige uitleg die een literatuurwetenschapper of beunende journalist geeft over iemands leven, voegt zo zelden iets toe aan de boeken. Een kunstwerk staat op zich. Maakt niet uit wat voor hufter de maker in zijn of haar privé-leven was, of wat die voor onmogelijke gedachten had.

Een schrijver moet ook onaangepast durven denken. Anders vind ik er niets aan. Maar te vaak wordt alleen het al bekende verhaal herschreven, en dat vermaak brengt de televisie inmiddels beter.

Enfin, dit boekje stond nog in de kast. Het is vreselijk om te lezen, want de auteur begrijpt alles zo goed, maar nuttig als naslagwerk voor de beslissende data in Bernhard’s leven en de opgenomen bibliografie.

Hans Höller, Thomas Bernhard
160 pagina’s
Rowohlt Taschenbuch Verlag, 1993


Untergeher ~ Thomas Bernhard

Hoe toch dat neologisme ‘Untergeher’ te vertalen? Ook in het Nederlands heeft het werkwoord ‘ondergaan’ een dubbele betekenis. Enerzijds is dat tamelijk willoos iets meemaken, en anderzijds is het tenondergaan.

Maar het werkwoord persoonlijk maken, en dan kiezen tussen ‘De onderganger’ of ‘De ondergaander’ betekent al meteen éen van die twee mogelijkheden waar Bernhard mee speelde minder achten dan de andere.

In de Engelse vertaling heet deze roman simpelweg The Loser; en daarmee is direct ook veel gezegd over Engelse vertalingen.

Rond het begin van de jaren negentig was ik even hevig in Thomas Bernhard. Ik genoot van zijn scheldpartijen tegen autoriteiten. Ik laafde me aan zijn hekel aan het zo eng katholieke Oostenrijk. Maar deze roman leek me toen de moeite van het lezen niet waard.

Dit kwam door een grote onwaarschijnlijkheid in het uitgangspunt van het boek. Deze roman gaat over drie pianospelers — met nadruk geen pianisten — die in de jaren vijftig in Salzburg een masterclass volgden bij Horowitz. Nu wordt diens voornaam niet genoemd in het boek. Maar er is slechts éen beroemde pianospeler met de naam Horowitz, namelijk Wladimir Horowitz. Die zich vooral op het romantische genre richtte. En Thomas Bernhard wil mij doen geloven dat onder meer het Canadese genie Glenn Gould bij deze Horowitz een masterclass liep? En daarbij de hele dag Bach speelde? Bij iemand die in stijl en opvatting zijn tegenpool was?

Enfin, ditmaal heb ik mij dus over dit merkwaardige gegeven heen gezet. Meegelachen met de matige grap. Geaccepteerd in een soort parallelle werkelijkheid te belanden, en me zo overgegeven aan Thomas Bernhard’s monologue interieur.

Dit boek kent namelijk geen pauzes of rustpunten. Noch veranderde de auteur ooit van toon. Wel komt vrijwel elk feitelijk gegeven drie tot zes keer langs. Bovendien vertelt de anonieme hoofdpersoon zijn verhaal drie keer. Maar altijd terugkijkend naar toen.

Aanleiding tot die eindeloze monoloog is de dood van de tweede pianospeler uit Horowitz’ masterclass. Nu ja pianospeler… Zowel deze man, ‘der Jude Wertheimer’, als de hoofdpersoon hielden onmiddellijk met spelen op, na het genie van Glenn Gould van zo dichtbij te hebben meegemaakt, en deden hun vleugel weg.

Biedt het verhaal meer? Nou nee. Afgezien aan herinneringen aan die korte periode van intensieve vriendschap in Salzburg, en een reeks aan biografische details over Glenn Gould — die tegelijk vaak helemaal niet kloppen met de werkelijkheid — wordt verder vooral over die dode vriend verteld. Maar tegelijk niet heel veel.

Gezien alle verwijzingen naar de befaamde ‘Goldberg-variaties’ [BWV 988], zullen Bernhard’s vele herhalingen in dit boek ook wel bij Bach vandaan komen. Thomas Bernhard was ooit een muziekstudent op het Mozarteum, en heeft dus weet van de contrapunt, en dat soort technieken om melodieën nog eens langs te laten komen, alleen anders. Ik ontbeer de bagage om zulke kunstgrepen intuïtief te kunnen zien. Dus moet ik veel gemist hebben wat er in dit boek verwerkt zit.

Dit zal. Maar die wetenschap laat me toch betrekkelijk onverschillig.

Thomas Bernhard, Der Untergeher
243 pagina’s
Suhrkamp Verlag 1992, oorspronkelijk 1983

Ursache ~ Thomas Bernhard

Te zeggen dat dit boek meer pagina’s bevat dan zinnen is misschien wat overdreven, maar ook niet echt veel. Thomas Bernhard schrijft meanderende zinnen, die regelmatig meer dan een bladzijde beslaan, en in hun kronkelingen soms ook nog langs hetzelfde punt komen als in de regels daarvoor al eens passeerde. Zijn boeken lezen, brengt de plicht mee om me volledig aan hem over te geven; hem mijn leestempo te laten dicteren omdat scannen op kernwoorden zinloos is. Maar doordat Thomas Bernhard voornamelijk klaagzangen schrijft, heb ik lang niet altijd zin om hem te lezen.

Bovendien moeten zijn boeken eigenlijk in éen sessie gelezen worden; alleen dan kan er iets als een roes ontstaan en werkt zijn taal voor mij ook werkelijk bezwerend.

Die Ursache is deel éen uit een reeks van vijf autobiografische romans die Bernhard schreef tussen 1975 en 1982. Het was al lang mijn wens om ze nu eens allemaal in de volgorde van verschijnen te lezen. Dit boek gaat over de jaren dat hij in Salzburg naar kostschool ging tijdens de Tweede Wereldoorlog, met als tweede gedeelte zijn tijd op het Gymnasium toen het weer vrede was.

Tot zijn schrik merkte de jongen dat het einde van de oorlog eindelijk nauwelijks verschil maakte. De verkalkte fantasieloosheid van het Katholieke schoolsysteem is al even deprimerend als het onderwijs was onder de Nazi’s. Dit deel eindigt er mee dat hij van school ging, om te gaan werken bij een kruidenier. Hij was toen vijftien jaar oud.

Overtuigen kon het overigens allemaal nog niet; daarvoor was Bernhard’s geklaag te veel opinie en te weinig adstructie. Laat dan zien wat er zo erg is, behalve alles, dacht ik net een paar keer te vaak.

Thomas Bernhard, Die Ursache
Eine Andeutung

145 pagina’s
Deutscher Taschenbuch Verlag, 1975 oorspronkelijk