Salt ~ Mark Kurlansky

► door: A.IJ. van den Berg

Als ik mijn belangrijkste klacht over boeken, of de media in het algemeen, moet samenvatten, dan luidt die: vertel me liever eens iets dat ik nog niet weet. Alleen heel kleine kinderen krijgen van herhaling nooit genoeg. Door mij almaar meer van hetzelfde voor te schotelen, infantiliseert u mij.

Vandaar dat ik zo blij ben soms weer een boek te mogen lezen als dit. Dat me, ondanks de gebreken, met een geheel nieuwe blik naar de werkelijkheid laat kijken.

Over die gebreken kan ik overigens kort zijn. De auteur weet te veel, en daardoor mist dit boek vaak een dwingende lijn. Op het moment dat Kurlansky redenen genoeg heeft om de stap te maken van de traditionele zoutwinning naar de moderne industrie, komt er nog weer een uitstapje over de betekenis van zout voor de Inca’s; en dat soort grappen.

Ik geef ook toe, ik houd van dit soort totaalgeschiedenissen. Goudsblom over het vuur, Van Dalen over Arabische gom, Ileen Montijn en het gewone leven, Pitman over blond haar — de wereld krijgt altijd rijkdom als een goed schrijver op de betekenis wijst van een eerder onopvallend detail.

Maar zout?

Ook ik, als academisch geschoold historicus, kijk met ogen van nu naar het verleden. En was daarom blind.

Natuurlijk zout. Het is zo logisch als wat. Denk er maar eens over na hoe voedsel bewaard werd in de dagen voor de conserven, de koelkast, de vriezer, de supermarkt. Zout was niet voor de smaak, zout was éen van de weinig middelen om ervoor te zorgen dat het eten niet al te ver wegrotte.

Eenmaal dit verband gelegd, wordt ook de grote economische betekenis duidelijk van zout. Eenmaal zo bekeken, is zelfs de hele wereldgeschiedenis te herschrijven. In elke oorlog, tot de twintigste eeuw, waren de winplaatsen van zout van strategisch belang. Sterker nog, hele kloosters, dorpen, en zelfs steden ontstonden nabij een plaats waar zout te vinden was. Soms kwam dit dan in de naam terug.

Ik moest meteen aan Bob den Uyl denken bij het lezen, en diens verhandeling over de operettetekst ‘Im Salzkammergut, da ka’mer gut, lustig sein’.

Kurlansky houdt behalve van geschiedenis ook van koken. Dit boek is daarom deels te beschouwen als een kookboek; beschrijvingen van voedsel en de bereiding daarvan zijn er volop. Heel soms stoort dit, als we nog weer even bij de Inca’s of de Azteken langs moeten, maar vaker verheldert dit ook.

Zo liet hij mij eindelijk eens nadenken over de Hanze; dat handelsverbond van steden. Dat natuurlijk een verbond was om zout. En ook om het volksvoedsel vis. Maar om vis te kunnen verkopen, moest die in zout worden bewaard. De Hanze kon zo groeien, omdat die garandeerde dat in een vaatje vis de hele inhoud even goed was als wat de koper kon zien. In tegenstelling tot andere verkopers. En via de Hanze, en dat zout, lees ik dan ineens geboeid een verhandeling over de verschilde soorten haring die er ooit waren.

Zo legt Kurlansky een rechtstreekse link tussen het verdwijnen van de haring in de Oostzee, en het achteruitgaan van de Hanze als economische macht. Het product waarop zij een monopolie hadden, was niet langer voorhanden. En Noordzeeharing werd door anderen geleverd.

Wat wel opvalt trouwens, is dat bijna alle gezoute voedsel dat hij beschrijft ooit goedkoop volkseten was, en nu haast alleen nog in de delicatessenwinkels verkocht wordt.

Enfin, in opbouw en structuur was dit dus lang niet het beste boek dat dit ik las in 2007. Ook stond mij er iets te weinig in over die latere fase in de geschiedenis van de zoutindustrie, toen de chemie duidelijk werd achter de stabiele producten van zuur & base. En toch is me zelden meer aangereikt de laatste maanden om korrels van al bij mij aanwezige kennis steviger aaneen te kitten.

Mark Kurlansky, Salt
A World History

484 pagina’s
Jonathan Cape, 2002

[x]opgenomen in het dossier: