Roer kan nog zesmaal om ~ Maarten ’t Hart

► door: A.IJ. van den Berg

Er was nog rumoer om, indertijd. Het honderdste deeltje privé-domein werd de autobiografie van iemand die amper 39 was op het moment van schrijven. Successchrijver Maarten ’t Hart. Die als titel voor zijn boek het motto koos dat alles zijn leven nog helemaal anders kon.

Maar met die veranderingen viel het toch wat tegen, sindsdien. Toegegeven, ’t Hart moest nog publiek maken dat hij zich graag als vrouw verkleedde — maar die fase uit zijn leven schijnt inmiddels voorbij te zijn.

En ’t Hart werkt sinds een tijd niet meer voor de Leidse universiteit, waardoor hij fulltime schrijver werd; en al helemaal niet meer van stiel kon veranderen. Ik klaagde al dat hij inmiddels vooral de karikatuur exploiteert van de man die de mensen blijkbaar graag in hem zien.

Dus ik herlas dit boek om te zien of zijn recente autobiografie, Dienstreizen van een thuisblijver, werkelijk zo matig is als ik het vond.

Bovendien was een vraag of het vele dat me bekend voorkwam in dat boek uit deze tekst stamde. Maar, dat bleek niet het geval. Ik zag maar éen duidelijk voorbeeld van overlapping.

In beide boeken komt de vrouw uit Maassluis voor die haar hele straat binnen korte bekeerde tot de Zevende-dags Adventisten; wat lastig was als de jonge ’t Hart op zaterdag brood moest bezorgen in die buurt. En, heel typerend, in Het roer kan nog zesmaal om neemt die episode nog geen halve bladzijde in beslag. Dienstreizen van een thuisblijver maakt er een heel avontuur van, met vechtpartijen en al.

Van de drie deeltjes privé-domein die ’t Hart schreef, is dit mede daarom de rijkste. Zelfs al gaat het grotendeels over zijn jeugd. Deze kindertijd, en de belevenissen op de middelbare school en universiteit, wijken namelijk opvallend af van het stramien in Nederland. Er was die armoede thuis, die ’t Hart pas in retrospectief echt zal hebben gezien. Er was dat geloof, waar hij pas tijdens zijn studie mee brak. En er was die muziek — waarvoor gold dat de beoefening niet als vanzelfsprekend vanuit thuis werd gestimuleerd. Omdat kennis van de wereldse muziek nergens goed voor was.

En er is dat lezen.

Misschien dat ’t Hart inmiddels beter schrijft, stilistisch. Hij speelt tegenwoordig ook te veel zijn eigen typetje. In Het roer kan nog zes maal om zit diezelfde eigengereidheid natuurlijk ook — zo weigerde hij altijd te tekenen, om dan biologie te gaan studeren; waarbij zo veel waarnemingen getekend moeten worden. Maar in dit boek zijn die trekjes deel van het geheel. Later is ’t Hart opzichtig op de lach gaan mikken, door zijn eigenaardigheden breed uit serveren.

Waarschijnlijk heeft ’t Hart sinds 1984 simpelweg veel meer geschreven dan hij aan materiaal had.

Maarten ’t Hart, Het roer kan nog zesmaal om
246 pagina’s
De Arbeiderspers 1991, oorspronkelijk 1984
privé-domein nr. 100

[x]opgenomen in het dossier: