Wat jij, jonge vriend ~ Dick Matena & Marten Toonder

► door: A.IJ. van den Berg

De verzameling Wat jij, jonge vriend laat zien wat een geweldig genre het brievenboek zijn kan. Als de samenstellers nu eens wel de moeite nemen om de brieven van beide kanten op te nemen. En de correspondenten daarbij ook een gesprek gaande houden.

Bovendien toont Wat jij, jonge vriend nog een andere ontwikkeling. Die naar vriendschap. Ooit kwam Dick Matena [1943] als jongen van zeventien voor de studio van Marten Toonder [1912 – 2005] werken. Toen was er onoverbrugbaar standsverschil tussen beide; alleen al omdat de bewondering van Matena voor zijn meester te groot was.

Hun briefwisseling begon doordat Matena na jaren eens wat pas gepubliceerd werk opstuurt naar Toonder; die dan al even in Ierland woont, maar nog altijd wel de dagstrip Tom Poes schrijft en tekent. Toonder maakt zich er dan niet met een simpel bedankje vanaf, hij geeft ook commentaar op de ontvangen verhalen. En daarmee dus goede raad. Zo ontspint zich al snel een levendig gesprek dat telkens terugkomt over de mogelijkheden en onmogelijkheden van het stripverhaal.

Alleen dat al vond ik geweldig om te lezen. En, in zoverre ik dat nog niet wist, de brieven bevestigden ook dat tekenaars veel leukere mensen zijn schrijvers; die zo vaak iets benepen egocentrisch houden — wat in hun brievenverzamelingen doorgaans nog benadrukt wordt ook, omdat daarin doorgaans alleen hún stem te horen is.

Wel hebben Toonder en Matena altijd geworsteld met het gegeven dat de meeste stripverhalen niet zonder tekst kunnen.

Toonder loste dat op, zoals bekend, door de tekeningen van zijn Bommel-verhalen te ondertitelen met een grote hoeveelheid woorden.

Matena is zich nog altijd aan het ontwikkelen als de briefwisseling begint. En hoewel hij zeker een eigen handschrift heeft, zoekt hij zeker nog naar vorm.

Daarbij tegelijk kampend met het eeuwige probleem dat hij zijn vrije werk moest subsidiëren met strips in opdracht. Er altijd deadlines wachtten. En het een vraag bleef of de verhalen wel afzet zouden vinden; na eerste publicatie in een blad.

Mooi was het dat de mannen zich over alle aspecten uitspreken van het vak. Van de teleurstellingen die er vaak waren als drukkers tekenwerk onmogelijk flets hadden afgedrukt tot filosofieën over waar het beeldverhaal staat, en wat er mee moet.

Daarnaast worden ze, in de loop van het boek, steeds vrijmoediger in hun opinies over andere zaken. Hun mening over Nederland, bijvoorbeeld. En een opvallend derde personage in deze brievenverzameling wordt de tekenaar Hans G. Kresse; die ooit de schepper was van de legendarische strip Eric de Noorman. Die man is geniaal, maar tegelijk onmogelijk, en beide kennen hem te goed om niet af en toe met smaak over hem te vertellen.

Voor mij zal wel meegewogen hebben dat ik inmiddels vrijwel alle werk van Matena ken. Dus, als Toonder de verstripping van Dik Trom bewondert, ben ik dat met hem eens. Als Toonder waarschuwt dat Matena zijn plaatjes gauw te vol maakt, dan klopt dit precies.

Overigens propt Matena tegenwoordig niet meer. Maar in zijn bewerkingen van bijvoorbeeld Elsschot’s boeken tekent hij ook niet altijd even zorgvuldig meer, naar mijn smaak.

De briefwisseling tussen beide stopte abrupt toen de vrouw van Toonder, Phiny Dick, onverwachts stierf. Omdat zij altijd mee las, en dat niet meer kon. En, hoe logisch ook, dat geeft dit boek helaas een wat open einde.

Toonder zou nog tot 2005 leven; zij het met grote tegenzin op het laatst. Matena zou nog vele helemaal nieuwe projecten beginnen. Veelbesproken projecten. Maar daar blijft het nu raden naar.

scheiding

De waarheid is dat ik met die studio’s maar één ideaal had, en dat was om de leemte te vullen waar ikzelf zo’n moeite mee had toen ik startte. Ik bedoel: het scheppen van mogelijkheden voor iedere kladderaar met ideeën en een beetje talent om een Vak van zijn gekluns te maken. Ik kan dat nu, in mijn nadagen, en vanuit Ierland rustig zeggen. In Nederland zou dat niet gaan, want het klinkt als walgelijke ophakkerij. Trouwens, het is niet geslaagd. Van de honderden beginnende en soms veelbelovende tekenaars zijn er maar een paar, waar iets van is terechtgekomen.

Marten Toonder [1981]
scheiding

Men vereelt door ervaringen, terwijl men doorkrijgt hoe men met een zekere gewiekstheid geld kan verdienen door het tekenen van platte poppetjes. Waarom zou je je uitsloven, als niemand ziet waar je eigenlijk heen wilt? Zo zijn er velen de slechte weg op gegaan want de verleiding is groot. Daarom heb ik veel waardering voor figuren die in het vak zijn blijven geloven als een opzichzelfstaande kunstvorm.

Marten Toonder [1984]
scheiding

40 jaren Bommel is een lange tijd. Hij was een nuttige kapstok om verhalen aan op te hangen, en het brengen van verhalen op het Continent is een moeilijke zaak. Hier zijn Verhalen de enige vorm van de letterkunde, maar in de Lage Landen druisen ze tegen Calvijns Beginselen in. Met Bommels als vermomming hebben ze het nu 40 jaren geslikt; met redelijk succes, mag ik op mijn leeftijd wel zeggen.

Marten Toonder [1985]
scheiding

Er bestaan bijna geen schrijvers! Van de Weert waarschuwde me al dat tekenaars niet kunnen schrijven, en heel slecht kunnen lezen. Ik weet dat aan zwartgalligheid en denderde lichthoofdig door, terwijl om me heen de stripmakers degradeerden tot kadermannetjes en rasterplakkers. Het was een bestaan vol teleurstellingen dat ik aan eigenwijsheid te danken had. Pas op mijn oude dag dringt de bitter waarheid zich op; zelfs wanneer ik wel eens voor de tv zit. Er zijn geen schrijvers. Goeie acteurs, knappe cameratoren, prachtige omgevingen en alles. Maar de schrijver deugt niet. De ziel van alle werk is de gedachte die erachter zit, en de manier waarop die verteld wordt maakt het de moeite waard; of niet.

Marten Toonder [1988]
scheiding
Dick Matena & Marten Toonder, Wat jij, jonge vriend
Brieven 1979-1991

287 pagina’s
De Bezige Bij, 2009

[x]