Wittgenstein ~ Willem Frederik Hermans

► door: A.IJ. van den Berg

De eerste editie van Hermans’ boek over Ludwig Wittgenstein kwam uit toen ik mijn eigen strijd nog voerde met deze filosoof. Toch heb ik het indertijd niet gelezen. Zonder dat me duidelijk is precies waarom.

Hermans wijdde in de loop van vele jaren verschillende essays aan Wittgenstein; die eerder veelal los in andere bundels werden gepubliceerd. Hij vertaalde in de jaren zeventig ook de Tractatus logico-philosophicus naar het Nederlands. Zo een literator ooit een popularisator kan zijn, dan heeft Willem Frederik Hermans toch stevig zijn best gedaan om de denkbeelden van Wittgenstein, en de betekenis daarvan, hier te introduceren.

En dat nu is precies de zwakte van deze uiteindelijke verzameling op dit moment. Want, er zijn ondertussen nog zo veel anderen geweest die hetzelfde hebben gedaan, en dan beter. Waarschijnlijk omdat zij wel konden leunen op het werk van voorgangers, waar Hermans zo veel nog in zijn eentje moest uitvinden.

Toentertijd, in 1990, had ik waarschijnlijk enorm veel baat gehad bij het essay ‘Wittgenstein in de mode en Kazimier niet’ uit 1967. Dat beslaat het grootste gedeelte van dit boek, en is onder meer een poging om Wittgenstein te plaatsen in de recente filosofische traditie van dat moment.

Het essay kent bovendien twee delen. Het oorspronkelijke betoog gevolgd wordt door een repliek van Hermans tegen de genoemde professor Kazimier — die het gewaagd had hem aan te vallen; mede omdat de literator geen vakfilosoof was, en zich dus op verboden terrein had begeven. Kazimier noemde Hermans daarbij ‘geoloog’, terwijl deze fysisch geograaf was, dus werd herhaalde hoon zijn deel.

En daarmee was dit boek nog het aardigst als Hermans zijn afkeer toont van wat voor filosofie moet doorgaan. Dat zijn namelijk volgens hem op z’n best persoonlijke waarheden. Daar heeft iemand die een exacte of technische scholing heeft genoten vrijwel niets aan.

Of, zoals hij in een brief uit Machines en emoties schreef:’

Filosofische problemen zijn nutteloos, verwarrend, neerdrukkend en bloeduitzuigend voor wie niet van plan is zelf een filosoof te zijn, door zijn voorgangers te verkrachten of te vermoorden.

Hoogstens heeft de filosofie nut om te tonen hoeveel dwaalwegen de mensheid in de loop der tijd bewandeld heeft. De baat zit dus in de afschrikwekkende werking.

Het kwellende probleem voor velen is dat de exacte wetenschappen zich steeds verder ontwikkelen terwijl daarnaast en daarover de filosofen, iemand als Wittgenstein uitgezonderd, niets zinrijks te zeggen hebben, behalve tegen elkaar en zelfs dat meestal niet. [115]

Deze bundel sluit merkwaardig genoeg af met een essay over Paul Feyerabend. Enkel omdat Hermans daarmee wilde laten zien dat complete idiotie ook na Wittgenstein nog mogelijk is de filosofie.

Ik vond aan het boek jammer dat Hermans relatief weinig ingaat op Wittgenstein’s ideeën — en bijvoorbeeld nalaat om uit te leggen waarom de inhoud van de Tractatus een zo radicale stap voorwaarts was, dat zelfs de auteur daar later op terug is gekomen.

Ludwig Wittgenstein van Bert Keizer biedt dat soort informatie wel, en is in dat opzicht veel beter geschikt als inleiding.

Willem Frederik Hermans, Wittgenstein
282 pagina’s
De Bezige Bij 2002, oorspronkelijk 1990

[x]

nauw gerelateerd op boeklog:


© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden