Rode dagen en zwarte dagen ~ Hans Ree

► door: A.IJ. van den Berg

Wat aan alle schrijvers opvalt, bij het kort op elkaar herlezen van boeken, zijn de favoriete onderwerpen en de hang-ups.

In de loop van zijn bundels maakt Hans Ree de overstap van actief schaker die het schrijven erbij deed naar een schrijver die in het schaken éen van zijn belangrijkste onderwerpen heeft.

Sommige oude wapenbroeders vinden die positie laf.

Ree op zijn beurt kan dan weer niet verhelen dat er een grote verzadiging optreedt bij het volgen van een schaaktoernooi na een paar weken. Dus gaat hij ineens over musea schrijven, zoals in Madrid.

Vast onderwerp in de latere boeken is ook het werk van Harry Mulisch. Zo ongeveer elk boek wordt besproken. Waarbij Hans Ree het wonderlijke vermogen heeft om Mulisch als uniek fenomeen te kunnen zien. En hem een groot komisch talent toe te dichten, in plaats van hem als een auteur te beoordelen die zo dikwijls enormiteiten met een te groot aplomb bracht.

In de jaren tachtig speelde in Duitsland bovendien de Historikerstreit, die werd aangewakkerd door de steile wetenschapper Ernst Nolte. Hans Ree ergerde zich daarbij aan hoe de woorden van Nolte overal verdraaid werden; zodat de vijanden van de Duitser hem al te makkelijk zagen als apologeet van Nazi-misdaden.

Maar het mooist vind ik Ree als hij hardop nadenkt. Bijvoorbeeld als hij een conclusie trekt en die dan in loop van zijn essay helemaal moet afzwakken tot hij uiteindelijk moet toegeven dat het omgekeerde beter is.

In de discussie tussen het Vaticaan, met zijn heldere zedenprekerij, en het Nederlandse kabinet, dat net wat met mitsen en maren zonder al te grote discussie een halfslachtige Euthanasiewet heeft aangenomen, vind hij het gebrek aan debat hier wat pijnlijk.

Alleen werkt het hier wel. Intellectuele scherpslijperij had waarschijnlijk nooit iets werkbaars opgeleverd.

Hans Ree, Rode dagen en zwarte dagen
159 pagina’s
Uitgeverij L.J. Veen, 1993

[x]opgenomen in het dossier: