Age and Guile ~ P.J. O'Rourke

Iedereen moet zijn vak leren. Maar sommigen van ons groeien op in het openbaar. Dit maakt het dan later mogelijk overzichtstentoonstellingen samen te voegen van hun werk. Of, zoals in het geval van een journalist als P.J. O’Rourke, een verzameling samen te stellen van niet eerder gebundelde artikelen.

Nu begon O’Rourke zijn carrière niet als journalist. Hij was eerst en vooral een humorist. Schreef hij eerst voor een underground-blaadje, klom hij later langzaam op tot de hoofdredacteur van de National Lampoon.

Er is ook vrij veel te zeggen voor zo’n carrièreopbouw. Wie een parodie schrijft, is wel verplicht te onderzoeken aan welke wetten het te parodiëren onderwerp of artikel voldoet. Journalisten bestuderen tijdens hun opleiding net zo goed welke afspraken er zijn bij het schrijven van stukken, maar spelen veel minder met stijl.

O’Rourke kreeg ondertussen wel het idee dat de wereld grappiger in elkaar steekt dan hij het bedenken kon. Dit inzicht brak helemaal door op een trieste Wolga-reis met linkse Amerikanen, die niets dan blind complimenten spuiden over alle Sovjet-Russische treurigheid onderweg.

I had an epiphany. I realized that, for the rest of my life, I’d never lack things to write about. All I had to do was put myself in foolish situations (easy for me) and keep my eyes and ears open. Since then I have visited eight wars, two revolutions, half a dozen or so of local uprisings, a number of third-world campaigns […], plus any number of places exhibiting garden variety hatred and oppression (the New Hampshire presidential primaries, for instance). I have found them all hilarious. Humor has nothing to do with the charming or the cheerful. Humor is how we cope with violated taboos and rising anxieties (rising gorges, too). Humor is our response to the void of absurdity. […] [240]

Dit boek is vanaf deze openbaring trouwens aanmerkelijk beter leesbaar, voor mij. Als journalist reageert O’Rourke op de wereld, die ik een klein beetje ken. Als humorist schreef hij over tijd- en cultuurbepaalde verschijnselen, die mij grotendeels ontgaan zijn.

Al geven zijn hilarische autotests wel reden om eens te kijken of daar misschien toch nog niet ergens meer van gebundeld zijn.

P.J. O’Rourke, Age and Guile
Beat Youth, Innocence, and a Bad Hair Cut
Twenty-Five Years of P.J. O’Rourke

341 pagina’s
The Atlantic Monthly Press, 1995

All the Trouble in the World ~ P.J. O'Rourke

Van de vier boeken van P.J. O’Rourke die ik de afgelopen weken las, was dit de beste. En dat wil wel wat zeggen. Er zijn weinig schrijvers die blijven verrassen als zo veel van hun werk betrekkelijk snel achter elkaar gelezen wordt. Maar O’Rourke verveelt me niet. Het wordt zelfs steeds bewonderenswaardiger wat hij doet.

Wat dit boek nog beter maakt dan Peace Kills, of Give War a Chance, is dat de auteur ditmaal iets toevoegt aan de reizen die hij beschrijft. Een bezoek aan Bangladesh is niet alleen een beschrijving van het land, O’Rourke gebruikt zijn observaties ook om een beschouwing aan overbevolking in het algemeen te wijden. Bijvoorbeeld. Maar die keuze is ook weer geen keurslijf voor zijn verhaal, dat maakt het zo knap.

Daarnaast lukt het O’Rourke niet om saai te schrijven.

Sterker nog, voor een boek dat gaat over hongersnood, overbevolking, ecologische rampen, etnische haat, besmettelijke ziekten, en armoede is er onbehoorlijk om te lachen. Maar die humor wordt dan ook weer gebed in wijsheid.

People with a mission to save the earth want the earth to seem worse than it is so their mission will look more important. In fact, there’s some evidence that these people want the earth to be worse than it is. [171]

undefined

When government does, occasionally, work, it works in an elitist fashion. That is, government is most easily manipulated by people who have money and power already. This is why government benefits usually go to people who don’t need benefits from the government. [199]

undefined

Government is not in the business of producing results. Government is in the business of producing government: passing laws, changing rules, setting up bureaucracies. This is why government is always more interested in problems than solutions. [ibid.]

Het vraagt talent, om de waan en de waas van de analyse te vermijden, en toch de belangrijkste problemen van de mens overtuigend te kunnen duiden. En al helemaal door hiervoor naar de grootste probleemgebieden in de wereld te reizen, daar rond te kijken, en dan toch te blijven lachen.

P.J. O’Rourke, All the Trouble in the World
The Lighter Side of Overpopulation,
Famine, Ecological Disaster,
Ethnic Hatred, Plague, and Poverty

341 pagina’s
The Atlantic Montly Press, 1994

Bachelor Home Companion ~ P.J. O'Rourke

Foto’s. Dit boek is geïllustreerd met foto’s. Normaal werkt dat niet, om een grappig bedoelde tekst ook nog eens te illustreren met foto’s. Maar in dit geval wel. Alleen al omdat we een nog jonge en slanke P.J. O’Rourke zien die, gekleed in maatpak, net doet of hij in het huishouden bezig is. Daarnaast werd ik gefascineerd door het vrijgezellenappartement dat hij zogenaamd bewoont, ook al staat daar niets in. Het is zo Amerikaans, zelfs in zijn leegte.

Verder heb ik zelden een boek gelezen met zo’n hoge grapdichtheid als dit. Professionele komieken noemen zoiets geloof ik een “blanket bombardment”. Ga maar door en door en door, en op een gegeven moment slaat er vanzelf iets over. Of de lezer nu wil of niet.

Nu heeft dit boekje een goed uitgangspunt. Mannen en huishouden is traditioneel al geen gelukkige combinatie. Maar vrijgezelle mannen en huishouden passen al helemaal niet bij elkaar. Dit gegeven biedt oneindig veel ruimte voor overdrijving, en dan nog is de werkelijkheid soms eigenaardiger.

Dus ja, dit boek is werkelijk vreselijk flauw, maar in al die samengebrachte flauwheid toch ook soms weer aanstekelijk leuk.

meer P.J. O’Rourke op boeklog

P.J. O’Rourke, The Bachelor Home Companion
A Practical Guide to Keeping House Like a Pig

147 pagina’s
Atlantic Monthly Press 1993, oorspronkelijk 1987


CEO of the Sofa ~ P.J. O'Rourke

In veel van zijn boeken gaat P.J. O ‘Rourke op reis, om te kijken waar het een rotzooitje is. Voor de columns die verzameld werden in deze bundel bezocht hij een nieuw rampgebied. Hij bleef ditmaal voornamelijk thuis.

Tegelijk is de situatie daar objectief gezien plezierig te noemen. O’Rourke is hertrouwd, en bezig met de tweede leg. Er loopt al een hummel van drie rond, met de bijnaam Muffin, en in de loop van het boek bevalt de nieuwe mevrouw O’Rourke van een tweede kind.

Die gezinssituaties zijn ook niet meer dan een kader rond de elders al eens gepubliceerde beschouwingen. Al leveren die in dit boek vaak wel de beste grappen op; wat kan zijn omdat er verder zo veel pogingen tot humor voorbij kwamen die me onverschillig lieten.

Er is zelfs een running gag:

“Shh…,” said my wife. “I Just got Muffin to sleep.”
That was quick, I said.
“I read her one of your books.”

Zoals de bundels van O’Rourke gaan, vond ik deze onevenwichtig in wat de verhalen over binnenlandse aangelegenheden in de VS aan de orde stelden. Wat tegelijk de kunstgreep verklaart om met die gezinsscènes nog wat eenheid aan te brengen.

Maar, er staan, zoals te doen gebruikelijk bij O’Rourke, een aantal briljante vondsten in dit boek. Zoals alleen het idee al om de Tien geboden opnieuw te laten opstellen, met raadpleging van focusgroepen.

Verder prijken er tal van prettige observaties in de tekst.

The ridiculous abstractions of the twentieth century were not, however, limited to the artistic and the political. The social sciences plagued almost the whole hundred years. It wasn’t until we were in college and looking for gut courses so we could slide through senior year that we realized Anthropology is just travel writing about places that don’t have room service, Sociology is journalism without news, and Psychology is peeking into your sister’s diary after your parents have sent her to rehab. [84]

Op hetzelfde moment weet ik dat er niets van al dit zal beklijven. Dat ik ook deze bundel van O’Rourke enkel gebruikt heb als ontsnappingslectuur.

En over een paar jaar kan dit gewoon allemaal weer gelezen worden, en is het als nieuw.

Dat scheelt.

P.J. O’Rourke, The CEO of the Sofa
265 pagina’s
Picador 2002, oorspronkelijk 2001

Don’t Vote!—It Just Encourages the Bastards ~ P.J. O'Rourke

Toen dit boek net was uitgekomen, viel me iets raars op. Als het besproken werd in podcasts, of tijdens interviews met P.J. O’Rourke, werd de titel zelden helemaal genoemd. Het laatste woord zou, volgens onuitgesproken regels, het publiek te zeer schokken.

‘Bastards’ gebruiken, mag niet in de Angelsaksische media. Dat is onnet. Zelfs al is dat woord nog een milde aanduiding voor de politici; vanwege de rampen die ze hun kiezers aantoonbaar hebben gebracht; bijvoorbeeld door de onmogelijke speculaties van bankiers op te vangen, en boven de belangen van hun bevolking te stellen.

Don’t Vote!—It Just Encourages the Bastards viel me tegen. Waarschijnlijk omdat de verwachtingen te hoog waren. Want O’Rourke had nu juist in bijvoorbeeld Parliament of Whores zulke prettig verwoorde inzichten gepresenteerd over de werking van de Amerikaanse politiek. En sindsdien hadden de presidentschappen van Clinton en Bush junior toch een hoop meer blootgelegd aan wat er voos is in dat métier.

Mijn teleurstelling zit er vooral in dat ik dit een lui boek vond. P.J. O’Rourke is er te weinig op uit gegaan om andere meningen dan zijn eigen te onderzoeken. En er zit weinig verband tussen de losse hoofdstukken – ik vermoed dat enkele al eens los zijn gepubliceerd elders, maar een verantwoording ontbreekt. Het las allemaal te vaak alsof het orerend vanuit de leunstoel was geschreven. Daardoor ontbreekt alle verrassing.

Bovendien zijn er meer boeken waarin O’Rourke uitlegt hoe van Republikein een langharige Marxist werd — om meisjes te krijgen — en vervolgens weer zijn verstand hervond. Dat hoefde hij niet weer te vertellen.

Waar ik hem nu eens echt over wilde horen, bood deze bundel dan wel, maar ook wat zuinig.

In de Amerikaanse politiek is populistisch rechts een behoorlijke machtsfactor geworden. Mij viel tegen dat O’Rourke hen nooit heeft aangevallen met hetzelfde venijn dat hij voor Democratische wetsvoorstellen reserveerde.

Eindelijk is er eens kritiek. En goed, wel loopt hij in dit boek dan weg voor de rechtstreekse aanval, bijvoorbeeld door de invloed van talk radio in de VS — het podium voor de ergste praatjesmakers — vooral te bagatelliseren.

Nuttiger waren daarom de exercities over wat O’Rourke’s politieke filosofie nu precies is. En dan blijkt hij een held te vinden in senator Sununu; die het hele ambt van politicus maar suspect vindt.

We are a free people who consented to be governed. Not vice versa. [262]

scheiding

Senator Sununu didn’t claim to be proud of being a politician. “I’m intrigued,” he said, “by the notion that most of our country’s founders were suspicious of anyone who wanted to hold public office, e.g., Aaron Burr. The founders retained that suspicion even after they themselves held public office. They regarded it as an obligation, not an aspiration.”

Sununu had held office for a dozen years, first as a congessman, then as a senator. I asked, “Are you suspicious of yourself?”

“When the New Hampshire House seat came open,” he said, “I looked at the other people who had announced. I came to the conclusion that if I didn’t run, New Hampshire would be represented by another trial lawyer.” [262-263]

Dus is dit een boek geworden dat vooral de vraag lijkt te stellen wat we ons moeten aantrekken van politici, met hun leugens, en hun lege woorden.

Dit alleen al maakt dat O’Rourke veeleer relativeert dan aanvalt. En dat maakt zijn humor voorspelbaarder. Hoe wijs het dan soms ook is wat hij concludeert.

Politics can’t save us. Politicis is the idea that society’s ills can be cured politically. This is a cookbook where the recipe foe everything is to fry it. The fruit cocktail is fried. The salad is fried. So is the ice cream and the cake. Your bottle of cabernet sauvignon is rolled in bread crumbs and dunked in the deep-fat fryer. Hence our big, fat political ass. [252]

scheiding

Politics is forever deciding that we shall be murdered, seduced, and entangled in legalities. The only answer to politics is to reduce its power to do these things. [253]

P.J. O’Rourke, Don’t Vote!—It Just Encourages the Bastards
277 pagina’s
Grove Press, 2010

Driving Like Crazy ~ P.J. O'Rourke

Eerder verzuchtte ik eens graag een boek te lezen waarin O’Rourke al zijn stukken over autorijden zou verzamelen. Deze bundel is er nu. En waarschijnlijk omdat ik er wat van verwachtte, viel die iets tegen.

Waar ik op hoopte, waren unieke en verhelderende observaties. In een eerder artikel schreef P.J. O’Rourke bijvoorbeeld dat de Rolls Royce waarin hij reed het weggedrag had van een oude Buick. Zo’n vergelijking is heel illustratief. Zelfs al heb ik geen van beide auto’s ooit gereden.

Evenmin werden me tekende technische details gegund. Weliswaar maken die het praten over auto’s gauw erg vervelend. En toch ontberen autoverhalen voor mij diepte als zulke informatie helemaal wordt weggelaten.

Deze bundel biedt artikelen in twee varianten. De meeste verhalen gaan over een reis — waarbij de auto, of in éen geval een serie motorfietsen, het voertuig is om die reis mee te kunnen maken.

Daarnaast neem O’Rourke in dit boek afscheid van de Amerikaanse auto, en de bijbehorende cultuur. Alle gepraat over het milieu, en het failliet van nationale auto-industrie, zijn twee redenen waarom hij vreest dat een manier van leven ophoudt. Terwijl Amerikaanse auto’s toch zo heerlijk simpel te repareren waren, en zo’n V8-motor een ideale krachtbron was.

O’Rourke illustreert met dit boek dus onbedoeld éen aspect dat voor mij vrijwel altijd met het autobezit samenvalt. Enerzijds biedt de auto de totale vrijheid. Stap in, en de hele wereld is binnen bereik, voor wie maar lang genoeg doorrijdt. Tegelijk dient die auto zelden voor meer dan ritjes van A naar B. Voor vervoer naar het werk dan vooral, waar het geld verdiend moet worden om die auto te kunnen betalen.

Dus is het logisch dat in dit boek vele avonturen beleefd worden, en geen enkel verhaal gaat over het dagelijkse verblijf in de file naar huis.

En natuurlijk zijn die avonturen humoristisch beschreven, en heb ik dit boek met veel plezier gelezen. Ik had alleen op wat meer auto gehoopt, en op wat minder O’Rourke.

P.J. O’Rourke, Driving Like Crazy
Thirty Years of Vehicular Hell-bending, Celebrating
America the Way It’s Supposed To Be — With an
Oil Well in Every Backyard, a Cadillac Escalade in
Every Carport, and the Chairman of the Federal
Reserve Mowing Our Lawn

258 pagina’s
Atlantic Monthly Press, 2009

Eat the Rich ~ P.J. O'Rourke

O’Rourke wilde meer weten over economie, maar kon zich weinig bij het onderwerp voorstellen als hij een leerboek las. Dus volgde hij zijn lessen in de praktijk. Hij bezocht in Eat the Rich telkens een locatie die voor hem het best een economisch principe illustreerde.

Dus vertegenwoordigt Zweden bij hem de goede uitvoering van het staatssocialisme, al is alles er veel te zwaar belast, en Cuba de slechte — omdat alleen de prostitutie er een bloeiende bedrijfstak lijkt.

Het goede kapitalisme bevindt zich op Wall Street, al heeft O’Rourke wel zo zijn twijfels over de inkomens die daar verdiend worden. Tegelijk moeten die mensen al dat geld ook ergens aan uitgeven. En zelfs een veelverdiener, die zijn best doet zo weinig mogelijk als kan daarvan af te dragen, zal al gauw aanzienlijk meer belasting betalen dan welke zedepreker ook.

Albanië toont de slechte kant van het kapitalisme; of wat er met een land gebeurt als er helemaal geen controle is.

Dus zijn de verschillen die O’Rourke wil benadrukken telkens gezocht. Extreem. Tanzania bezoeken om aan de hand van voorbeelden daar uit te leggen wat armoede is, heeft ook iets gemakkelijks. Tegelijk kon ik hem dat allemaal makkelijk vergeven. Door Tanzania te nemen, en de inkomensongelijkheid daar te benoemen, kon hij bijvoorbeeld ook een historische vergelijking trekken. En zo verduidelijken dat economische groei geen zero sum is; de rijkdom van de éen hoeft niet ten koste van de mogelijkheden te gaan van een ander.

Anders was de wereld wel zo arm gebleven als die in de Middeleeuwen was. Ook de VS was ooit een soort Tanzania.

Punt is wel, zo ontdekt O’Rourke in de loop van het boek, dat welvarendheid misschien niet eens zo zeer van politieke kleuring afhangt in een land, maar van de kwaliteit van het recht en het toezicht.

En goed, dan lees ik P.J. O’Rourke niet om van hem te leren hoe economie in elkaar zit. Hij moet van mij gewoon ergens naartoe gaan, en daar rondkijken. En zich verbazen. Dat levert op éen niveau al humor op.

Zijn veel van zijn formuleringen vaak ook nog prachtig.

P.J. O’Rourke, Eat The Rich
A Treatise on Economics

246 pagina’s
Atlantic Monthly Press, 1998

Give War a Chance ~ P.J. O'Rourke

Dankzij dit boek is het onmogelijke gebeurd. Ik moest er een paar keer zo hard om lachen, dat ik alle aandacht van de overige treinreizigers trok in mijn coupé. Was het nota bene nog een boekbespreking ook, die mij even een ontstellend goed humeur bezorgde. Dat zou me te denken moeten geven.

P.J. O’Rourke publiceerde drie boekrecensies in deze bundel, en helaas zijn dat er maar drie. Twee daarvan gaan over memoires, de ander behandelt een monografie over de Kennedy-clan. Steeds geeft hem dat gelegenheid een paar zeer venijnige oneliners te schrijven over de betrokken personen.

Al is dit ook weer niet helemaal waar. Vooral in de memoires roepen de auteurs het leed zelf over zich af. Het boek Everything to Gain van ex-president Jimmy Carter en zijn vrouw Rosalynn is zo slecht, dat O’Rourke er een nieuw gezelschapsspel aan overhoudt. Het werkje maakt het mogelijk wedstrijden te organiseren over wie de meest onnozele passage vindt. En dat is nog dan een hele toer ook, omdat op elke pagina opvallend domme formuleringen staan.

Zo citeert hij Rosalynn:

I have worked with the problems of the mentally afflicted for years, ever since I first came aware of the needs while campaigning for Jimmy for Governor.

De meeste artikelen in O’Rourke’s boek geven minder aanleiding tot cabaret. Zo is het laatste deel gevuld met reportages over de eerste Golfoorlog. Maar zelfs daar levert zijn stekeligheid, en zijn vermogen tot waarnemen, nog opvallende passages op. Humor is er ook dan nog, al wordt die zwarter. En ik kan heel lang kijken naar sommige zinnetjes van hem, die op zich een neutrale mededeling doen, en alleen door de keuze van éen bijvoeglijk naamwoord maar een heel grappige draai meekrijgen.

O’Rourke was toen hij de artikelen in dit boek schreef nog verbonden aan het blad Rolling Stone, als buitenlandcorrespondent, en als de op elke redactie verplichte reactionair. Toch is het merkwaardig dat hij zo vaak een rechtse schrijver wordt genoemd, terwijl de man nu juist overal het belachelijke van weet in te zien. Hoogstens is op dit boek aan te merken dat O’Rourke vooral verslag geeft van de gebeurtenissen waar hij bij was, en die niet echt in het grote schema der dingen duidt.

Maar wat een verslagen zijn het. En wat een geluk dat Rolling Stone hem bijvoorbeeld naar Berlijn stuurde, toen de muur daar viel. Onder meer.

wordt vervolgd

P.J. O’Rourke, Give War a Chance
Eyewitness Accounts of
Mankind’s Struggle
Against Tyranny, Injustice
and Alcohol-Free Beer

233 pagina’s
Grove Press, 1992

Holidays in Heck ~ P.J. O'Rourke

Holidays in Hell kan best eens mijn favoriete boek zijn van P.J. O’Rourke. Volgens mij maakte ik ook door deze titel kennis met hem. En sindsdien mist er altijd iets aan de verslagen van al die andere reisschrijvers. Humor lijkt me een tamelijk fundamentele eigenschap om de ontberingen te doorstaan die iedereen ondergaat wie weigert thuis te blijven.

Holidays in Heck zou het vervolg zijn op Holidays in Hell. Alleen zijn er twee tamelijk fundamentele verschillen tussen de boeken. P.J. O’Rourke is niet langer oorlogsverslaggever; of zoals het in het vak heet: ‘shithole specialist’. Hij trouwde weer eens, kreeg vlot daarop drie kinderen, en kan eigenlijk niet meer zo maar in zijn eentje weg.

Dus zijn in de meeste verhalen er de kinderen bij. Die alle drie hun eigen wil hebben, die afwijkt van wat O’Rourke zou interesseren om te doen. En die alle drie op hun manier vermaakt moeten worden. Van de jongste, een jongetje van bijna drie, tot de oudste, een al bijna puberend meisje.

Dat levert, bijvoorbeeld in het verslag van een vliegreis naar Hong Kong, zeldzaam grappige pagina’s op.

Als reisverslag deugt er natuurlijk alleen niets meer van die reportages. Want in plaats van naar buiten te kijken, gaat het verhaal meestal om de strubbelingen binnen de familie O’Rourke.

Daar tegenover staan zo’n drie reportages die vintage O’Rourke mogen heten. Hij maakte een reis door China, om daar te kijken waarom dat land ineens de fabriek van de wereld is geworden. Hij maakte een tocht per paard door Kirgizië. En er is zelfs een licht politiek getint stuk, over de aanwezigheid van de Amerikanen in Afghanistan.

Het meest politiek getinte stuk uit de bundel bestaat uit de beschrijving van een vliegdekschip, die volgens O’Rourke automatisch laat zien waarom John McCain in 2008 de enig logische presidentskandidaat was.

Maar zelfs hij moet in de laatste alinea toegeven dat de keuze voor Sarah Palin als running mate alle logica vervolgens ondermijnde.

Want dat blijft voor O’Rourke spreken. Hij is conservatief, diep-Amerikaans, en houdt er daardoor andere waarden op na dan ik. En tegelijkertijd heeft hij ook een goed oog voor het belachelijke, en de onzin in alles. Dus valt hem heel veel te vergeven.

P.J. O’Rourke, Holidays in Heck
265 pagina’s
Grove Press, 2011

Holidays in Hell ~ P.J. O'Rourke

Van sommige boeken begrijp ik inmiddels niet meer waarom ik ze ooit in het Nederlands heb gekocht. Goed, deze kostte 2,50 gulden indertijd. Maar het werk van O’Rourke kende ik toen al. En hij is op zijn manier een zeer humoristische schrijver. Dus, hoe goed de vertaling ook mag zijn, het origineel wordt altijd onrecht ongedaan. Veel meer dan met een zakelijke tekst zou zijn gebeurd.

Daarom ben ik aan het vervangen gegaan.

Dat de Nederlandse vertaling hier ook vermeld wordt, komt omdat ik er nog vrij veel in gelezen heb, tot de originele versie binnen was. O’Rourke schrijft zo goed. En dan neem ik maar even op de koop toe bij sommige zinnen soms te gaan ontleden hoe die in het Engels klinken.

In dit boek staan reportages die O’Rourke midden jaren tachtig schreef nadat hij als buitenlandcorrespondent van ‘Rolling Stone’ enkele brandhaarden in de wereld bezocht. Toegegeven, er staat ook stukken in over reizen naar de Euroweenies. En een reportage over de zeilwedstrijd om de America’s Cup. Of éen over een griezelig weekend in een diepchristelijk vakantiecentrum annex pretpark, thuis in de US of A.

I’ve always figured that if God wanted us to go to church a lot He’d have given us bigger behinds to sit on and smaller heads to think with.

En wat O’Rourke vooral bij die reizen naar rampgebieden uniek maakt, is zijn regelmatig diepzwarte humor. Ineens valt daardoor ook op hoe droog zakelijk het TV-journaal of buitenlandse correspondenten opstanden en oorlogen verslaan. En dus hoe abstract alles daardoor blijft.

O’Rourke maakt met een paar ontregelende zinnetjes meer duidelijk over hoe het is om een zo’n gebied te zijn, dan maanden aan TV-nieuws bij elkaar.

Dat stelt niet alleen de leunstoeltoerist in mij tevreden, maar maakt ook duidelijk wat goed kijken is.

P.J. O’Rourke, Vakanties in de hel
340 pagina’s
Uitgeverij Bert Bakker © 1990
 
P.J. O’Rourke, Holidays in Hell
272 pagina’s
Grove/Atlantic © 2004, oorspronkelijk 1988


On The Wealth of Nations ~ P.J. O'Rourke

Zelden voel ik een plicht om een boek te lezen. Behalve dan bij de paar titels die de loop van de geschiedenis iets veranderd hebben. Zoals bij Adam Smith’s An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations uit 1776.

Dat boek is het meesterwerk uit de Schotse Verlichting; een eeuwig fundament onder economie als wetenschap — zelfs al zijn er nogal weinig economen die het gelezen hebben. Dat boek was bepalend.

Alleen is het ook zo’n negenhonderd pagina’s dik, en bestaat het uit twee delen. Zelfs voor een veellezer en een snellezer zijn dit grote barrières. Bovendien ben ik al eens in een eerdere poging gestrand.

Dus leek het een uitkomst dat P.J. O’Rourke een heel boek heeft gewijd aan The Wealth of Nations. Want dit is een slimme man — al ben ik het lang altijd niet met hem eens — en hij weet altijd onderhoudend te schrijven.

En toch heb ik nu niet het idee Adam Smith te hebben gelezen, na de hervertelling door O’Rourke. Laat staan de portee van dat bepalende boek voortaan te begrijpen. Behalve dan dat wij nog altijd bezig zijn de wijsheden daaruit te herontdekken.

O’Rourke vat wel heel leuk samen. En hij weet de inhoud ook telkens humoristisch op het heden te betrekken. Maar hij bleek toch een schoolmeester te zijn bij wie de sfeer in de les heel prettig is, en waarvan vervolgens niets uit de stof weet te beklijven.

Adam Smith [1723 – 1790] schreef twee boeken. Voor The Wealth of Nations verscheen The Theory of Moral Sentiments — en dat vond de schrijver zelf zijn meesterwerk.

Hij had nog een derde boek zullen schrijven over jurisprudentie. Alleen kwam dat er niet meer van omdat hij ondertussen zelf in overheidsdienst was getreden, en lang bezig was om The Theory of Moral Sentiments te herzien — om het vermeende belang van dit boek.

En O’Rourke liet bij de presentatie van dit boek doorschemeren dat een studie van die moraaltheorie waarschijnlijk interessanter was geweest.

Zijn uitleg over dat andere boek mist ook iets, wat mij betreft.

O’Rourke plant telkens bomen, die daarmee het uitzicht op het bos ontnemen. Hij vatte The Wealth of Nations per boekdeel en soms zelfs hoofdstuk samen.

Een samenvatting van het totaal geeft hij slechts in het begin. Ter introductie. Later ontbreekt die. En deze methode werkte niet voor mij. Ook niet toen ik de introductie had herlezen.

Het best is O’Rourke uiteindelijk als hij inhoudelijk commentaar geeft. Zo prijst hij de systematische opbouw van Adam Smith’s werk. Op het vijfde boekdeel na dan. Dat is een rommeltje:

And Book 5 is Adam Smith’s attempt to apply his ideas to solving the problems of government. But since problems are the only excuse for government, solving them is out of the question. For this and other reasons, Book 5 is surprisingly disorganized. [38]

En Smith was natuurlijk in veel opzichten een achttiende-eeuwer. In zijn tijd had iedereen die er toe deed bedienden. Het idee dat een economie ook om dienstverlening door buitenstaanders kon draaien — of dit zelfs het belangrijkste element daarin zou worden, zoals in Nederland — was nog ver weg. Dus negeerde hij de waarde van diensten.

Smith wist evenmin de ‘Industriële Revolutie’ te voorspellen; laat staan de gevolgen daar van. Zelfs al was hij bevriend met James Watt; die van de stoommachine.

Een direct gevolg van The Wealth of Nations was allereerst dat de politici van die tijd Book 5 spelden. En er prompt allerlei nieuwe vormen van belasting werden ingevoerd; geïnspireerd door opmerkingen van Smith.

Het indirecte effect van het boek is dat de metafysica grotendeels verdween uit het denken over economie. Omdat er onder alle wirwar en chaos soms wel degelijk systeem te ontwaren valt. Zelfs al waarschuwde Adam Smith tegelijk ook tegen de gevaren van theoretische modellen — en dat is een waarschuwing die nog altijd niet doorgedrongen lijkt te zijn tot economen in hun adviezen. Laat staan tot overheden, die nu menen dat hard bezuinigen het beste antwoord op een crisis vormt; omdat hun modellen daarbij zo veel zwaarder wegen dan parallellen uit de geschiedenis.

Enfin. De definitie schijnt dan ook te luiden: een econoom is iemand die het oneens is met een andere econoom.

P.J. O’Rourke, On The Wealth of Nations
242 pagina’s
Atlantic Books 2008, oorspronkelijk 2007

Parliament of Whores ~ P.J. O'Rourke

Er is iets aan de organisatie van de Amerikaanse overheid dat de politici gevoelig maakt voor invloed van buiten. Hun verkiezing kost nogal wat geld, omdat de verkiezingscampagne zo kostbaar is. Ook wie eenmaal ergens voor verkozen wordt, moet vrijwel meteen beginnen fondsen te werven voor de herverkiezing. En dat geld komt voornamelijk bij organisaties weg die daarvoor iets in ruil willen.

Merkwaardig aan een boek dat Parliament of Whores heet, is dat de auteur er nauwelijks op in gaat wat de senatoren en afgevaardigden zo makkelijk te corrumperen maakt. O’Rourke wijdt er een aantal snijdende oneliners aan, maar trekt nooit conclusies uit zijn eigen woorden.

Al biedt een quote als die hierna volgt, inmiddels al gevleugelde woorden:

When buying and selling are controlled by legislation, the first things to be bought and sold are legislators [210].

Dus blijft dit een boek van iemand een buitenstaander, en dan bovendien eentje die er vanuit gaat dat de lezer allang weet hoe het bestuur in de VS is opgezet. Met al die staten, en dat federale bestuur. Al gaat dit boek alleen over het landsbestuur.

Toch heb ik absoluut kennis aan O’Rourke’s weinig eerbiedige boek over de Amerikaanse politiek overgehouden. Zijn snijdende kritiek op het landbouwbeleid, met zijn miljardensubsidies, vulde heel nuttig aan wat ik over de EU weet — en maakt daarmee duidelijk waarom beide van die hoge tariefmuren hanteren voor goederen van buiten.

Ook was het O’Rourke die me in dit boek uit 1991 vertelde waarom de hypotheekcrisis in de VS van het moment zo ernstig uitpakt. Dat is omdat de banken maar 6% van al hun kapitaal voorhanden hoeven te hebben. Bij andere financiële instellingen is dat slechts 3%, en de gebouwen en kantoren tellen in dat percentage mee. Op het moment dat er iets tegenzit voor deze bedrijven, en zij hun eigen verplichtingen niet meer kunnen afbetalen, gaan ze dus onverwacht makkelijk onderuit.

Blijft staan dat ik weer eens vaststel dat de grappen van deze schrijver vaak meer inzicht vertonen dan hij zelf door lijkt te hebben. Vaak vind ik het jammer dat hij niet meer doet met een zo waar klinkende uitspraak als:

Many reporters, when they go to work in the nation’s capital, begin thinking of themselves as participants in the political process instead of glorified stenographers.

P.J. O’Rourke, Parliament of Whores
A Lone Humorist Attempt
to Explain the Entire
U.S. Government

235 pagina’s
Vintage Books 1992, oorspronkelijk 1991

Peace Kills ~ P.J. O'Rourke

O’Rourke vertrok op een gegeven moment bij Rolling Stone. En ik weet niet of dit de reden is dat Peace Kills mij minder boeide dan Give War A Chance. Het kan goed zijn dat z’n nieuwe opdrachtgevers hem niet zo veel ruimte meer geven om te geiten. O’Rourke wordt bovendien ouder. Maar, ook de wereld veranderde. Alle optimisme dat er was na het einde van de Koude Oorlog verdween abrupt na 9/11. En dit boek gaat nu net over de periode erna.

Enfin, O’Rourke keek ook in Israël en Egypte in de maanden daarop. En zijn verslagen over die reizen in die landen zijn alleen al bijzonder omdat hoe vrijwel overal de enige buitenlander was. Geen toerist die zich er nog waagde.

Maar een groot deel van dit boek is gewijd aan de Tweede Golfoorlog. De oorlog die onder valse voorwendselen werd opgezet om het gevaar Saddam Hussein definitief uit te schakelen. Alleen werd het laatste stuk in Peace Kills geschreven in juli 2003, en dat is toch wat te vroeg vanuit 2007 bekeken. Niet te lang daarvoor nog, kondigde George W. Bush nog het ‘Mission Accomplished’ af, tijdens een propagandastunt op het vliegdekschip de USS Abraham Lincoln. Vier jaar later weten wij beter.

O’Rourke is na te geven dat hij zeker zijn twijfels had over de rechtvaardiging van die oorlog:

[…] claims that Saddam Hussein was cooperating with Osama bin Laden smelled of something found on the Internet late at night along with the proof that the Jews and the Rotary Club control the World Bank. [139]

Alleen maakte de kennis van dit moment, over de corruptie en incompetentie van de regering Bush, of over de burgeroorlog in Irak, dat ik dit boek niet onbevangen kon lezen. O’Rourke’s relativeringen gaan over de verkeerde onderwerpen. Weliswaar is O’Rourke’s eeuwige bewondering voor Jan Soldaat, die ook maar gestuurd wordt, heel goed na te voelen. Maar in Irak zitten niet alleen die gewone soldaten, de meeste Amerikanen daar werken als huursoldaten voor private onderneminkjes.

Ik kon die kennis niet uitschakelen, en dat kleurde mijn waardering.

P.J. O’Rourke, Peace Kills
197 pagina’s
Grove Press, 2004

Republican Party Reptile ~ P.J. O'Rourke

Humoristische boeken moet je nooit grappig proberen te bespreken — of hoogstens als dat in slechts éen zin zou kunnen. Een recensent moet niet lolliger willen zijn dan de auteur.

En toch heb ik even overwogen een satirisch boeklogje aan Republican Party Reptile te wijden. Omdat deze bundel met reportages en andere stukken een breekpunt toont in het werk van P.J. O’Rourke. En het was misschien aardig idee geweest om daarom een bloedserieuze bespreking, vol met dunpraat uit de literatuurtheorie, te schrijven over een boekje vol met grappen.

O’Rourke schreef indertijd nog voor The National Lampoon. Dat leverde vooral grappige stukken op, zonder veel lagen. En toen ging hij met een stel Amerikaanse rooien en pacifisten op reis door de Sovjet-Unie — het verslag daarvan staat overigens in dit boek — en begreep hij het zichzelf altijd veel te moeilijk te hebben gemaakt.

De wereld is veel vreemder dan O’Rourke ooit verzinnen kon. Wie had kunnen denken hoe blind Amerikanen konden zijn voor alle lelijkheid in Rusland?

As we were going through the locks of the Don-Volga canal the woman with the direct connection between here cerebral cortex and her outh came nattering up beside me at the rail. “Isn’t it marvellous?” she said, staring at a gigantic blank wall of concrete. “They’re such wonderful engineers in the Soviet Union.” I agreed it was an impressive piece of work. “Marvelous, marvelous, marvelous, marvelous,” she said. She peeked over the side. “And where do they get all the water?” [64]

Dus werd O’Rourke vanaf dat moment een verwoed reiziger, om de vreemde situaties op te zoeken. En daarmee werd hij ook een beter schrijver.

Wat verder aan Republican Party Reptile opviel, is dat er in latere boeken van O’Rourke uitvoerig uit geplunderd wordt. Zo staat er een reeks autostukken in die hij schreef voor het tijdschrift Car and Driver, die later allemaal zijn opgenomen in het boek Driving Like Crazy.

Zijn verslag over de reis naar Beiroet staat ook in een ander boek.

Slechts het allermeligste uit de tijd dat hij nog voor The National Lampoon schreef, is uniek voor deze bundel. En die stukken zijn door hun overtrokken humor nu juist heel zelden leuk.

Een andere reden om een humoristisch boek nooit op een leuke manier te bespreken, is omdat leuk zo gauw veroudert.

P.J. O’Rourke, Republican Party Reptile
The Confessions, Adventures, Essays,
and (Other) Outrages of …

220 pagina’s
Picador 1987, oorspronkelijk 1986

Writers on Writing Volume II ~ Jane Smiley (intr.)

Een vervolg dwingt altijd tot directe vergelijking met het origineel. En dan moet gezegd dat deel éen van de bundel Writers on Writing meer interessante essays bevat dan deel twee.

Deels ligt dit aan de kwaliteit van de opgenomen auteurs. In deel twee staan wat minder grote namen dan de eerste oogst opleverde.

Deels komt dat ook omdat aardig wat auteurs ervoor kozen direct op de actualiteit van dat moment te reageren — ofwel een opinie over 9/11 te poneren — in plaats iets van een meer tijdloze aard te schrijven.

Maar misschien kwamen zulke verschuivingen gewoon omdat de essayreeks op een gegeven moment al geruime tijd bestond, en sommige deelnemers het idee moeten hebben gehad dat alles al eens eerder gezegd was over het vak.

Het succes van een reeks kan ook het einde van zo’n serie bespoedigen.

Citaten die ik desondanks bij het lezen aantekende zijn onder meer:

The unsuccessful novel reminds of a top that has been spinning for a while. One can see the chapters begin to wander in loose, uneven circles. Pacing grows shaky. Events are rushed through, so that they are a mere catalog of plot happenings, or scenes lose momentum as the narration gets snagged on an idea. Characterization becomes wobbly. Motives do not convince. Actions no longer reveal new dimensions of personality. Language falters. And finally the novel topples over into a contrives or commonplace ending and comes to a skittery halt.

Chitra Divakaruni
undefined

(I’m reminded of Randal Jarrell’s wry, nifty definition of a novel as “a prose narrative of some length that has something wrong with it”)

Brad Leithauser
undefined

Chekhov removed the plot. Pinter, elaborating, removed the history, the narration. Beckett, the characterization. We hear it anyway.

David Mamet
zie ook
undefined

All writers know how hard it is to practice tough love on the children of our verbiage. Kick the silly, labored metaphor out of the house. But with a computer, that metaphor is back by dinner time, claiming a rightful place in the family of the final draft.

P.J. O’Rourke
undefined

Poetry is the great schoolhouse of fiction…

Red Warren
undefined

The most common shortcoming in good novels nowadays is excess; many of them should be fifty pages shorter than they are.

Anna Quindlen
undefined
Writers on Writing Volume II
More Collected Essays from The New York Times
Introduction by Jane Smiley

267 pagina’s
Henry Holt and Company, 2003

** in dit boek zijn de essays opgenomen van:
[gelinkte namen verwijzen naar auteurs die al eens boeklogd zijn]

  • Diana Ackerman
  • Margaret Atwood
  • Ann Beattie
  • Geraldine Brooks
  • Alan Cheuse
  • Frank Conroy
  • Chitra Divakaruni
  • Leslie Epstein
  • Stephen Fry
  • Alan Furst
  • Dorothy Gallagher
  • Herbert Gold
  • Allegra Goodman
  • Vivian Gornick
  • Andrew Greeley
  • Kathryn Harrison
  • Michael Holroyd
  • A.M. Homes
  • A.E. Hotchner
  • Susan Isaacs
  • Mary Karr
  • William Kennedy
  • Beth Kephart
  • Brad Leithauser
  • Elmore Leonard
  • Elinor Lipman
  • David Mamet
  • Patrick McGrath
  • Arthur Miller
  • Honor Moore
  • Marcia Muller
  • P.J. O’Rourke
  • Jay Parini
  • Ann Patchett
  • Anna Quindlen
  • Jonathan Rosen
  • James Sallis
  • John Sedgwick
  • David Shields
  • Susan Richards Shreve
  • Richard Stern
  • Amy Tan
  • Shashi Tharoor
  • Frederic Tuten
  • Donald E. Westlake
  • Edmund White