Correct ~ Herman Vuijsje

Lees ik eindelijk een goed boek over de gevoeligheden in Nederland, en welke rampen dit politiek correcte denken als gevolg heeft, zijn er na afloop toch meer vragen bijgekomen dan beantwoord, voor mij. De conclusie dat er een verstikkend consensusdenken is hier, ligt ook voor de hand. Daarover wil ik derhalve weten: in hoeverre is dat dan typisch Nederlands? En waarom dan wel?

Herman Vuijsje beschrijft in Correct dat de wens tot consensus in de politiek hier te lande steeds tot een verstikkend conformisme leidt. Alle inspraak, vergaderen, en onderhandelen maakt alleen maar dat overal de scherpe kantjes afgaan. Tegenwerpingen worden ondergeschoffeld, kritische geluiden gesmoord. En door dit mechanisme kunnen de instituties zich almaar versterken, terwijl diegenen zonder organisatie of met een zwakke vertegenwoordiging stelselmatig genegeerd worden.

Dat heeft merkwaardige gevolgen.

Totem en taboe werden volgens Vuijsje onder meer de privacybescherming, die zo ver is doorgeschoten dat bijvoorbeeld een duidelijk agressieve en geesteszieke man zo lang vrij bleef rondlopen dat hij een buurmeisje doodde. Alleen omdat hij zelf nooit aangaf problemen te hebben, mocht het grote tal beschikbare hulpverleners niet in zijn leefsituatie ingrijpen, volgens hun rigide regels.

Een tweede heilig huisje werd de etniciteit; vaak reden voor overheden om niets te doen uit angst te discrimineren. Ook al zijn er bovenmatig veel Turken in de drugshandel actief, en Marokkaanse jongensbendes. Of som alle problemen in de grote steden maar op.

Weer een ander punt is hoe het misbruik van de sociale voorzieningen kon ontstaan, zoals de vrij massale uitkeringsfraude. Die bloeide mede op omdat controle taboe was vanwege die privacybescherming weer. Maar ook is het WAO-stelsel willens en wetens om zeep gehelpen door de bedrijfsverenigingen en de werkgevers. Die wisten zich geconfronteerd met een onmogelijke arbeidsbescherming en vonden in de WAO toch een slimme uitweg om mensen te kunnen lozen.

Nee, socioloog en journalist Vuijsje weet heel goed de problemen te signaleren, en ook een deel van de oorzaken daarachter te benoemen. Maar het verhaal is daarmee niet compleet, lijkt me.

Vrees ik.

Herman Vuijsje, Correct
Weldenkend Nederland sinds de jaren zestig

219 pagina’s
Uitgeverij Contact, 1997

Hoe nu verder? ~ Ton van Luin red.

Hoe nu verder? Zo snel mogelijk emigreren…

Weinig boeken zijn met een eenregelige recensie af te doen, maar bij deze bundel meningen bekroop me die neiging toch wel. Als dit het denkniveau is dat de spraakmakende gemeente aan columnisten, denkers en politici in Nederland heeft, lijkt het me beter zo snel mogelijk het land te verlaten. Of alvast zelf maar de dijken door te steken, voor de zeespiegel te zeer is gerezen.

Natuurlijk, bij ieder boek dat ik lees is ook altijd de vraag wat er niet in staat. Maar bij deze bundel staat er zo veel niet in, dat het lezen welhaast een straf werd.

Alleen de beschouwing van arabist Hans Jansen was de moeite waard, in de zin dat hij eindelijk eens de logische vraag stelde: hoe veel Moslims wonen er eigenlijk in Nederland? En daarbij vervolgens moest constateren dat niemand dit weet. Dat hij dit dan de Moslims zelf verwijt, is weer een ander verhaal

Maar, hier gaat het wel om. Een mening is pas iets waard als daar enige feitenkennis aan ten grondslag ligt. En die feitenkennis vraagt niet alleen om aanvaardbare statistieken, maar ook historisch inzicht over wat allemaal de integratie belemmerde, en de wetenschap dat er in de vaderlandse politiek onaantastbare totems bestaan. Zoals het huisvestingsbeleid [neem alleen al de prijsopdrijvende hypotheekaftrek], zoals het bijzonder onderwijs.

Zonder anamnese trekt de diagnose op niets.

Meest teleurstellend aan dit boek was nog wel dat Herman Vuijsje belooft een eindbeschouwing te schrijven, maar daarin nauwelijks verder komt dan beknopt weer te geven wat die 41 andere, dikwijls contrasterende visies waren.

De bladspiegel was ook al lelijk, want de regels waren te breed.

Ton van Luin samenstelling, Hoe nu verder?
42 visies op de toekomst van
Nederland na de dood van Theo van Gogh

310 pagina’s
Uitgeverij Spectrum © 2005


Lage landen hoge sprongen ~ Jos van der Lans – Herman Vuijsje

Zo af en toe lees ik een boek dat me geruststelt. Het kan dus wel. Er zijn wel degelijk auteurs actief die precies doen wat ik denk dat nodig is voor een goed boek.

Lage landen hoge sprongen biedt een vaderlandse geschiedenis van de twintigste eeuw, maar dan gelukkig zonder stil te staan bij de rampen of andere evenementen die anders altijd de geschiedschrijving vullen. Omdat dergelijke ‘grote gebeurtenissen’ alles zo vervelend vertekenen.

Kernvraag in dit boek is steeds: Hoe was het? En wat veranderde hierin?

En typerend vind ik dat geen van de auteurs een vakhistoricus is. Nederlandse historici is het blijkbaar te min om me gewoon te informeren.

Van der Lans en Vuijsje kozen er voor om veertien thema’s uit te werken. Voorbeelden daarvan zijn de vraag hoe we wonen, en woonden, met geld omgaan, ons ontspannen, tot welke groepen we behoren, of hoe we vreemdelingen ontvangen. En vervolgens of en hoe daarin iets wijzigde.

Wat me zo in deze methode aantrok, is dat de auteurs telkens de loop der ontwikkelingen aanvulden met tekenende anekdotes. En me hierbij regelmatig iets nieuws vertelden.

Dat maakt prettig lezen.

Echt nieuw was voor mij bijvoorbeeld dat de Postcheque- en Girodienst al in 1923 een automatiseringscrisis beleefde. De notities van de baliemedewerkers bleken niet altijd even nauwkeurig, waardoor de ponskaartmachines onzin produceerden; overschrijvingen niet aankwamen, en saldi niet klopten. Het giroverkeer is toen een jaar stilgelegd, om de chaos uit te zoeken.

Of dan is er zo’n weetje dat het paspoort voor 1916 de afmetingen van een A3 had.

Of zo’n staatje dat er in 1960 drie Marokkanen en 22 Turken in Nederland werkten.

Maar meer nog dan dat, bood deze geschiedschrijving iets dat anders zo zelden gebeurt met geschiedenisboeken. Het heden werd er zo veel begrijpelijker door.

Jos van der Lans — Herman Vuijsje
Lage landen hoge sprongen
Nederland in de twintigste eeuw

288 pagina’s
Inmerc, 3e geheel herziene druk, 2003

Lof der dwang ~ Herman Vuijsje

Vuijsje heeft later een beter boek gespreken over deels hetzelfde onderwerp. Dat maakte het wat moeilijk om onbevangen over Lof der dwang te oordelen. In dit pamflet uit 1989 komt hij niet veel verder dan een vrij oppervlakkige verkenning van zijn klacht. Het ging namelijk mis, volgens Vuijsje. Niemand voelde zich nog ergens verantwoordelijk voor in de publieke ruimte. Dus reed iedereen zwart in de tram, lagen de parken en straten vol hondenpoep; om nog maar te zwijgen van alle veel ergere vormen van overlast op straat, in de Nederlandse grootstad genaamd Amsterdam.

Valt me hoogstens op dat er wel iets gedaan is tegen de hondenpoep de afgelopen twintig jaar.

Of dat de momenteel zo overdadig in de media gesignaleerde overlast van sommige immigrantenkinderen en -kleinkinderen niet door Vuijsje werd opgemerkt. Hij hint nog net dat het vooral mannen van Surinaamse afkomst zijn die heroïne gebruiken achterin de metro naar de Bijlmer, en daar onprettig aanwezig waren.

Interessant is wel dat Vuijsje signaleerde dat geen overheid afdoende oplossingen kan bieden bij de gesignaleerde problemen. Want, wiens moeilijkheden wegen het zwaarst in voorkomende gevallen? En hoe onpopulair durven politici zich eigenlijk te maken in hun beslissingen?

Vele gedeelten in dit boek zouden ook vandaag nog net zo gepubliceerd zouden kunnen worden. Dit zegt wellicht iets over de aard van de daarin benoemde problemen, en hun onoplosbaarheid. Anderzijds zegt dat misschien dat er nooit iets verandert, of hoogstens in details; en elke generatie weer gelijkaardige klachten zal optekenen eenmaal op middelbare leeftijd gekomen.

gaat morgen verder

Herman Vuijsje, Lof der dwang
102 pagina’s
Anthos, 1989

Lompe leeuw ~ Binnert de Beaufort

Er bestaan grote overeenkomsten tussen het boek van de toen 43-jarige Herman Vuijsje over de verslonzing van Nederland, en dit, van de op dat moment 35-jarige Binnert de Beaufort. Ook al zit er bijna twintig jaar tussen de uitgaven van beide. De schrijvers walgen van het gedrag dat zij telkens waarnemen in de grootstad Amsterdam, en veralgemeniseren dit tot een vervloeking van alle Nederlanders.

Vuijsje bleef wel wat abstracter en afstandelijker, zijn achtergrond als socioloog indachtig.

Beaufort is journalistieker, beschrijft daardoor meer verschijnselen, en wordt ook persoonlijker.

Zo komt de lezer onder meer te weten dat hij boodschappen doet bij Albert Heijn — in sommige delen van de Randstad trouwens een onontkoombare winkel — zelfs als het er stinkt. Verder belt ook hij weleens in het openbaar vervoer, ondanks zijn irritatie als anderen dit doen. Graag gaat hij uit eten, terwijl hij vrijwel alle horeca-personeel horkerigheid verwijt, en de kwaliteit van het voedsel hier evenmin overhoudt.

Aardigst aan dit boek is nog dat Beaufort in enkele hoofdstukjes, die veelal bestaan uit een litanie van eigen waarnemingen, ter besluit een praktijkdeskundige aan het woord laat. Na de klachten over de jungle die het Nederlandse open vervoer is, mag bijvoorbeeld oud-directeur Tesla uitleggen waarom het Gemeentelijk Vervoerbedrijf in Amsterdam zo’n wanhopigmakend beroerd marcherende onderneming was. Gaan de klachten over het onnozelmakende egalitarisme op de Nederlandse scholen, komt een mevrouw aan het woord die bij de beruchtste instelling voor hoger onderwijs werkt; niet toevallig grotendeels in Amsterdam gevestigd.

Merkwaardig is dan weer het slot. Want, waar daarvoor het gebrek aan een behoorlijke opvoeding sinds eind jaren zestig als verklaring dient voor de onbeschoftheid van de doorsnee Nederlander, gaat Beaufort toch nog even na of er niet ook iets in de volksaard zit.

Nagaan of het meeste van wat hij signaleert misschien niet vooral grootstedelijke ergernissen zijn, was evenwel te veel gevraagd.

Buiten Amsterdam begint nu eenmaal de poesta, waar alles nog veel vreselijker is.

Binnert de Beaufort, De lompe leeuw
Waarom Nederlanders zo onbeschoft zijn
172 pagina’s
Prometheus, 2006

Op weg naar Vladivostok ~ Herman Vuijsje

Levert een treinreis van zeven weken genoeg op voor een heel boek?

Toegegeven, dat is een wat misleidende retorische vraag. Er bestaan ook auteurs die hun werkkamer niet eens verlieten, en daar toch boeiend over wisten te schrijven. Maar aan de vele treinboeken van Paul Theroux valt nu net op dat hij altijd zorgvuldig buiten de tekst houdt hoe lang zijn reis duurde.

Daardoor hoeft hij in die uitgaven bijvoorbeeld nooit te verantwoorden hele weken niet beschreven te hebben.

Selectiviteit maakt een verhaal vrijwel altijd sterker. Moest er alleen wel wat te selecteren zijn.

Op weg naar Vladivostok was een ‘light read’ — en niet eens alleen omdat het boek nogal wat foto’s bevat. Waarschijnlijk omdat de reis van Herman Vuijsje en zijn partner net te kort duurde, en daardoor wat er toevallig gebeurde onderweg een grote rol kreeg in het boek. Dus kabbelde het allemaal wat voort.

Niet dat ik iets heb tegen ‘light reads’. Het punt is alleen wel dat Vuijsje vertrok om zijn eigen vooroordelen over Rusland te toetsen aan de werkelijkheid. En dat er sindsdien, door omstandigheden buiten hem om, nogal wat meer algemene vooroordelen over Rusland zijn ontstaan. Zelfs al betreffen die dan vooral de leiding van het land. En de media.

Bovendien bestaat er een standaard voor het schrijven van boeken over reizen in Rusland. Karel van het Reve legde de lat hoog voor eventuele navolgers; omdat zijn treinreis door het land tegelijk een portret werd van de Homo Sovjeticus.

Herman Vuijsje slaagde er ook in om het luchtig te houden, wat natuurlijk te prijzen is. Dat alleen de vrouwen in Rusland lijken te werken, was bijvoorbeeld een observatie die al bij Van het Reve voorkomt. Vuijsje koppelde daar alleen wel de observatie aan dat nogal wat vrouwen vreselijk veel decolleté tonen — en dan toch meestal zonder dat dit prikkelend wordt.

In Op weg naar Vladivostok wordt een land beschreven met plezierige mensen, zij het dat ze wat beschroomd zijn; waardoor Vuijsje altijd de eerste moest zijn om het contact te leggen. Eenmaal buiten Moskou gekomen dan. Want juist in die stad liepen nogal wat onuitstaanbare patsers rond. De hoofdstad is nu eenmaal zo zelden dat land representatief.

Kwam hij eenmaal Moskou voorbij wel in de grote leegte. Een kwart van de Russen woont nog op het platteland, en in 2025 zal dat nog 10% zijn; volgens verwachtingen van de VN. En die leegheid kwam toch niet helemaal over in het boek, voor mij — al lukt het fietsers ook al zo slecht om te beschrijven hoe het is om te reizen door een oneindigheid van precies hetzelfde. Misschien kan dat dus ook wel niet. Vuijsje heeft het namelijk telkens over zijn ontmoetingen, en de plekken die hij wilde zien; wat dan altijd musea zijn of oude fabrieken; en daarmee ook al het werk van mensen.

Politiek, die andere menselijk activiteit, bleef grotendeels buiten het boek.

En Vuijsje beschreef niets dat mij nieuwsgierig maakte om nu zelf eens te bekijken, wat ik voor een reisboek merkwaardig vond.

Herman Vuijsje, Op weg naar Vladivostok
Achter Russische façades

192 pagina’s
Bas Lubberhuizen, 2012

Pelgrim zonder God ~ Herman Vuijsje

Zintuiglijk schrijven, wat bedoel ik daar mee? En waarom zijn sommige boeken eigenlijk mislukt als het de schrijver niet lukt om zijn zintuiglijke waarnemingen in woorden te vatten?

Dit boek reikt mij perfect materiaal aan om dat nu eens te illustreren.

Eerder deze zomer verweet ik Bill Bryson een fout te hebben gemaakt een reisboek te schrijven over een tocht die hij per auto aflegde. Want, auto’s zijn domme sterielblikken doosjes die de wereld grotendeels buitensluiten.

Afgaand op dit boek had Herman Vuijsje de tocht van Santiago de Compostela in Spanje naar Amsterdam ook per auto af kunnen leggen, in plaats van lopend. Zoals in werkelijkheid gebeurde. Zo weinig weet hij in dit boek over te brengen van hoe het is om te voet door de wereld te gaan.

Ja, dat hij onderweg tien kilo afviel, krijgt de lezer te horen als een soort eindconclusie. En dat het wandelen met een staf niet goed wil. Maar als Vuijsje niet lopen kan van de pijn in zijn voet, wordt daarover ook niet meer meegedeeld dan dat hij pijn in zijn voet had.

Hoe ’n klein lichaamsdeel ook, er kan van alles misgaan met een voet. Ik ben helaas ervaringsdeskundige. Dat Vuijsje maar vijf dagen nodig had om te herstellen, doet vermoeden dat zijn blaren misschien opspeelden, of dat een teennagel ingescheurd of afgevallen was. Misschien ook had een te lange nagel zich even tot bloederigens toe in het vlees van de teen ernaast geboord.

Dat gebeurt gauw, bij wie niet gewoon is heuvelaf te lopen.

Nu hoeft Vuijsje van mij zijn blessures heus niet in alle gore details uit te serveren. Maar waar het mij op dit boeklog om gaat, is schrijven. En bij goed schrijven gaat het er nu net om op het juiste moment de meest tekenende details te geven, om de lezer te sturen.

Dus, is dit wel een goed boek voor wie meer wil weten om wat mensen motiveert de Camino te lopen. Of als boek over de plaats van religie in de maatschappij van 1989. Desnoods biedt het nog inzicht in de plaatsen die Vuijsje onderweg aandeed.

Maar over hoe het is om zo lang zo ver te lopen, leert het mij veel te weinig. En dat kleurt mijn waardering over het schrijftalent en het waarnemingsvermogen van Herman Vuijsje. Al kan opgemerkt worden dat zijn kwaliteiten misschien elders liggen.

Dan nog.

Herman Vuijsje, Pelgrim zonder God
272 pagina’s
Uitgeverij Contact © 2002, oorspronkelijk 1990


Republiek van vrije burgers ~ HJ Schoo

Zwanezang en bloemlezing ineen. De vorig jaar zo veelbesproken titel Republiek van vrije burgers was niet het boek dat ik verwacht had. Het stond niet helemaal op zich. Ik had er al grote delen uit gelezen de afgelopen tijd.

Schoo’s uitgebreide inleiding van het boek Verwarde natie? Staat hier gewoon in.

Schoo’s bijdrage aan de bundel Haagse tegenstrijdigheden? Staat hier gewoon in.

Goed, dan was er nog een bundel uit 2004. Een bitter mensbeeld. Die ik niet kende, waardoor de bloemlezing daaruit wel nieuw was. Net als de Volkskrant-columns die niet eerder gebundeld werden. Grootste verrassing aan dit boek waren evenwel de stukken uit manuscript, bedoeld voor een boek dat nooit meer verschenen zou, vanwege het vroegtijdige overlijden van Schoo.

Boeiend vond ik bijvoorbeeld om te lezen over hoe Schoo’s stond tot Pim Fortuyn. Omdat hij diegene was die hem een podium had geboden, als politiek columnist in Elsevier, en vanaf het moment dat Fortuyn aan zijn opmars begon, door velen blijkbaar gezien werd als de verwekker van het monster.

Merkwaardig primitief toch, die zo vaak voorkomende neiging om te denken dat iedereen die voor een bepaald medium werkt met dezelfde tong spreekt.

Fortuyn vond ik eigenlijk niet kunnen schrijven. Dus was onder meer interessant om te zien hoe veel werk Schoo nog elke keer had, aan die columns. En dat er weleens stukken geweigerd werden, meestal vanwege de zoveelste herhaling van zetten. Wat door Fortuyn dan weer publiekelijk censuur werd genoemd; want zo was hij ook wel weer.

Schoo’s kernideeën over wat er mis is aan Nederland had ik al uit de andere boeken leren kennen. In die zin bood deze bloemlezing me weinig nieuws. Of hoogstens dat ik zijn zorg nog niet eerder las over het onderwijs in Nederland. Omdat het onderwijsstelsel meer dan voorheen op een onaangename nogal manier sociale posities bestendigd.

HJ Schoo was van oorsprong schoolmeester, en bleef ook immer belerend, zo bleek me uit het levensportret dat Mark Chavannes van hem gaf. Chavannes noemt Schoo ook bewonderend zeer erudiet.

Niets ten nadele verder van Chavannes, maar ik vrees dat deze kwalificatie meer zegt over hoe Schoo in de dagelijkse omgang was, dan over hoe deze man schreef. Geen woord had ik tot voor kort van Hendrik Jan Schoo gelezen, behalve misschien zijn bijdrage aan de bundel Hoe nu verder?, en toch was er vrijwel niets in diens oeuvre dat me bijzonder verraste.

En misschien is dat wel tekenender dan iets anders. In Nederland publiceren niet diegenen die werkelijk iets weten over actuele zaken, daarom moet een waanwijs stelletje journalisten telkens die leemte maar vullen. Iets waar zij zich met al te veel graagte voor lenen. Journalisten kunnen alleen doorgaans niet analyseren; daarvoor is hun kennis te oppervlakkig, en hun training in nadenken te gering.

Toegegeven, politici in Nederland kunnen evenmin analyseren. Alleen hebben zij nog het excuus dat selectief geheugenverlies een bijna noodzakelijke beroepsziekte is om in hun partijfracties te kunnen overleven. Maar journalisten die jaren achtereen over politiek blijven schrijven, worden daarbij nog eens blind voor de werkelijkheid. Schoo liet zich dat niet overkomen, en dit pleit voor hem.

Ik wens alleen liever nog iets meer afstand in mijn lectuur.

HJ Schoo, Republiek van vrije burgers
Het onbehagen in de democratie

Bezorgd door Jos de Beus, Mark Chavannes, Arendo Joustra, Remco Meijer, Willem Venema, en Herman Vuijsje
324 pagina’s
Uitgeverij Bert Bakker, 2008

Tot hier heeft de Heer ons geholpen ~ Herman Vuijsje

Vuijsje is een socioloog, en van sociologen kwamen tot nu toe de enige inzichten over geloof die me werkelijk wat zeiden. Een groot probleem van haast alle boeken in de categorie religie hier is namelijk dat die alleen maar afkeuren. Of belachelijk maken. En dat is misschien leuk voor de schrijvers om te doen, maar dat maakt hun woorden niet per se informatief. Toegegeven, een aantal onder hen kan heel amusant formuleren. Alleen helpt het onderschoffelen van religie mij niet om te verklaren waarom er dan zo veel gelovigen zijn.

In dit boek staan eindelijk eens antwoorden op een vraag als deze. Misschien omdat Herman Vuijsje dezelfde positie inneemt als ik. Ook hij gelooft niets, is evenmin zo opgevoed, maar heeft wel een fascinatie voor de vraag waarom mensen zich gedragen zoals ze zich gedragen.

En met zo’n vraag als uitgangspunt worden georganiseerde religies ineens een veel rijker studieobject dan al die openlijke atheïsten lijken te beseffen.

Waar ik nog niet uit ben, is of het goed is dat Vuijsje zich vooral tot de beschrijving van tendensen beperkt, en niet heel diep analyseert. Ja, er kan een duidelijke secularisering worden waargenomen hier, in Nederland. En beschreven wordt ook welke tussenfasen er allemaal zijn tot mensen het georganiseerde geloof helemaal durven op te geven. Maar toch blijft de vraag me iets te veel open wat dan de oorzaken zijn achter die ontkerkelijking; behalve dan dat ik daar zelf zo wel wat cliché-antwoorden op heb.

Nadenken over de oorzaken van de secularisatie zegt ook veel over wat het geloof dan bood, of biedt. Denk ik dan.

Waarmee trouwens niet gezegd zij dat Vuijsje niet uitgebreid en goed ingaat op wat religie zijn kan. Zelfs al leunt hij daarbij op de inzichten van zijn tante Jopie:

Ik heb weleens geprobeerd de ontwikkelingen in de fysica te volgen,’ zei ze, ‘maar het antwoord op iedere vraag werpt alleen maar nieuwe vragen op. Zijn we echt zoveel verder dan “In den beginne schiep God hemel en aarde” als we zeggen: “Eerst was er de Big Bang?” Er zijn dingen die de menselijke macht, denkkracht en emotie te boven gaan. Onderwerping daaraan zou je misschien als een religieus gevoel kunnen bestempelen.

Ik denk dat tante Jopie gelijk had en dat de huidige ruzies over het al of niet bestaan van God toekomstige generaties met onbegrip vullen zal. [209]

Overigens is dit een fraai en rijk geïllustreerd boek. Al stoorde het me wel eens als het lopende verhaal ineens onderbroken werd door een dubbele pagina met iets anders, zoals de beschouwingen met kindertekeningen van een tentoonstelling.

Herman Vuijsje, Tot hier heeft de Heer ons geholpen
Over Godsbeelden en goed gedrag

271 pagina’s
Uitgeverij Contact, 2007

Typisch Nederlands ~ Herman Vuijsje en Jos van der Lans

Ik miste tenminste éen woord deze kleine verklarende encyclopedie over alles wat typisch Nederlands zou moeten zijn. Ik miste het lemma ‘onnederlands’, en daarmee de verklaring waarom dit woord zowel een heel positieve als een zeer negatieve connotatie kan hebben.

Verder lijkt alles er wel zo’n beetje in te staan. Van het koekje bij de koffie tot het trauma van de Tweede Wereldoorlog, van de strijd tegen het water tot de verzuiling. En er stonden gelukkig ook weetjes uit de vaderlandsche geschiedenis in die me onbekend waren.

Maar toch.

Het blijven tamelijk oppervlakkige constateringen die de schrijvers doen. Wel leuk hoor, maar nu ook weer niet vreselijk bijzonder. Bovendien suggereren ze meer overzicht te hebben dan ze eigenlijk bieden, alleen al door hun waarnemingen op trefwoord en in alfabetische volgorde te behandelen.

Enfin. Ik miste waarschijnlijk niet alleen dat ene woordje “onnederlands”, ik miste perspectief. Een raamwerk. Al was het maar om dat idee wat “identiteit” is nu eens uitgelegd te krijgen.

Herman Vuijsje en Jos van der Lans, Typisch Nederlands
Vademecum van de Nederlandse identiteit

173 pagina’s
Uitgeverij Contact, 1999