Man die in rook opging ~ Sjöwall & Wahlöö

► door: A.IJ. van den Berg

Vele malen las ik de Martin Beck-policiers van het Zweedse duo Maj Sjöwall en Per Wahlöö. Zij het zelden alle tien op een rij. De laatste zes of zeven in de serie volstonden altijd wel. De schrijvers hadden even nodig gehad om de juiste maat te vinden in hun boeken. En naar mijn idee was die maat er de eerste drie vier delen van de reeks nog niet helemaal.

Dus was het lang geleden dat ik De man die in rook opging las; het tweede deel van de reeks. Zo lang dat ik niets meer wist van het plot. Behalve dan dat me wel bijstond dat er iets gezochts was aan de ontknoping van het raadsel.

En die wijsheid bleek te kloppen. Getuigen die veertien dagen later nog kunnen vertellen wat voor kleding iemand droeg, komen mij te onwaarschijnlijk voor. Als die kleding tenminste onopvallende mannenkleding is.

Alleen deed deze onwaarschijnlijkheid er in het geheel niet toe — de schrijvers hebben een fraaie puzzel geconstrueerd met dit boek, die mij door liet lezen, en door liet lezen.

In de roman verdwijnt een Zweedse journalist. Alf Mattson. En hoewel volwassen mannen normaal best mogen verdwijnen, zonder dat de politie zich daardoor geroepen voelt om iets te doen, lijkt Mattson in Hongarije te zijn verdwenen. Dus dreigen diplomatieke complicaties.

Daarop moet Martin Beck, in zijn vakantie, naar Boedapest. Op een onofficiële verkenningsmissie. Die uiteindelijk onder meer de kennis oplevert dat Mattson zich bezighield met de smokkel van hasj uit Hongarije. De bagage van reizigers uit het Oostblok werd nu eenmaal in het thuisland zelden gecontroleerd; omdat de douaniers meenden dat niemand daar iets van waarde vandaan zou kunnen halen.

Dit feitje leek me overigens de enige kritiek van de auteurs op de communistische dictaturen daar.

Boedapest zelve leek een niet onprettig vakantieoord, tien jaar nadat de Hongaarse revolutie er bloedig werd neergeslagen. Zij het wat warm.

De man die in rook opging speelt zich af in 1966, een jaar nadat de roman gepubliceerd werd, wat Martin Beck tot een 43- of 44-jarige man maakt in het boek. En dat kleurde mijn reactie bij het lezen ook. Oud is altijd als iemands leeftijd vijfentwintig jaar hoger ligt dan jouw eigen. Dus toen ik deze reeks policiers voor de eerste keer las maakte deze regel Beck zelfs ouder dan oud.

Maar ineens moest ik mijn innerlijke beeld van de hoofdpersoon totaal bijstellen; plots is dat bijna een jongen geworden als ik. En dat wilde nog niet wennen.

Sjöwall & Wahlöö, De man die in rook opging
229 pagina’s
Zwarte Beertjes, 2010
vertaling door Heleen ten Holt van Mannen som gick upp i rök, 1965

 


[x]opgenomen in het dossier: