Taal is een hond | 2 ~ A.L. Snijders

► door: A.IJ. van den Berg

Een schrijver treffen van wie je alles wilt lezen, is éen ding. Helemaal, omdat dit zo vaak niet meer gebeurt, eenmaal de lezer zich belezen waant. Alleen kan in die drang om van alles kennis te nemen ook een probleem ontstaan. Bijvoorbeeld omdat zo’n schrijver telkens hetzelfde boek uitbrengt. Waarover dan uiteindelijk niet zo veel nieuws meer te zeggen valt.

Dus kondigde ik vorig jaar wel aan alle zeer korte verhalen (zkv’s) van A.L. Snijders te gaan lezen, en gebeurde dit ook, alleen verschenen mijn gedachten over de meest recente bundels niet op boeklog. Want ik was daarbij dan enkel in herhaling gevallen.

Goed daarom dat er nog altijd een oude Snijders’ bundel op herlezing wachtte, van voor de zkv’s, waarvan de inhoud uit het begin van de jaren negentig stamde — toen hij nog columns schreef met allemaal precies dezelfde lengte, die allemaal zo veel meer woorden telden dan hij er tegenwoordig nodig heeft.

Inmiddels is A.L. Snijders namelijk een volstrekte minimalist. Vergeleken met nu kon hij indertijd nog weleens oeverloos lang zwetsen. In die bundels uit de tijd pre-zkv is bovendien ook telkens het begeleidende schrijven opgenomen van Snijders aan de hoofdredacteur van het krantencluster waar de column verscheen; waarin zo’n tekst nogal eens een extra toelichting kreeg. Dat zijn daarmee nog meer woorden, over toch precies hetzelfde.

De taal is een hond kwam 5½ jaar terug al eens langs op boeklog. Alleen bevat dat eerdere boeklogje vooral geklaag over de misdruk die mijn deel was geworden, en die het leesplezier zo vergald had.

Want, een boek is op zich al een ding dat met verwachtingen komt. Zelfs als er, zoals in dit geval, twee oerbundeltjes in samen werden gebracht: namelijk Torens en zeilboten en Niets is zo mooi als nutteloze kennis.

De columns in het boek brengen namelijk een selectieve kroniek over het leven van de schrijver, in de periode februari 1992 tot en met begin september 1996. En dan doen begin- of eindddatum er niet per se toe. Van belang is wel dat er die continuïteit bestaat, binnen de bundel. Terwijl die misdruk me bij eerste lezing met een tijdgat opzadelde, een gedwongen onderbreking die me alleen daardoor al het boek uit smeet.

En er is weinig zo prettig, in je eentje, dan roezig lezen, en gretig almaar door kunnen lezen.

Snijders [1937] was dus vijfentwintig jaar jonger in De taal is een hond dan hij nu is. Voor iemand die in vrijwel al zijn teksten als personage voorkomt, betekent dat wel iets. Zo leefden aan het begin van het boek zijn ouders nog, verhuisden die naar een serviceflat in Drachten, of all places, en ontdekte de schrijver daar dat het plaatselijke ziekenhuis protestants-christelijk is, en de verpleegkundigen er niet van vloeken houden.

Daarover is aanvullend trouwens nog te zeggen dat dit enorme zorgcluster ter plaatse voort is gekomen uit de strijd tussen katholieken en protestanten om toch vooral nog beter goed te doen dan de andere gezindte.

En Snijders had toen nog een dagelijkse baan, als leraar Nederlands aan de politieschool in Lochem. Waar hij er als burger een beetje bijhing — collega’s meenden dat hij enkel van de d’s en de t’s was. Maar de anekdotes over dat dagelijkse gedoe daar lezen prettig; omdat het werk een eeuwige bron der misverstanden is, en doordat A.L. Snijders zich als zelfverklaard anarchist telkens weer te schikken heeft naar regels.

Komt daar in dit boek bij dat de columns in regionale kranten verschenen, met een bepaald publiek, waardoor hij nog niet ongestraft zo literatuurderig mocht doen als later in de zkv’s, en dan krijg je dus een boek dat wel des Snijders’ is, en toch net anders. Op een niet onprettige manier.

Want in plaats van literaire avondjes af te lopen, en de namen van collegaschrijvers te droppen zoals later usance wordt, is het nog een stom toeval als hij in deze bundel eens een lezer ontmoet. En die hebben dan het liefst dat hij weer eens over zijn varkens schrijft. Bijvoorbeeld.

A.L.Snijders, De taal is een hond
Heimelijke vreugde
288 pagina’s
Uitgeverij Thomas Rap, 2011
waarin opgenomen zijn: Torens en zeilboten, z.j.
Niets is zo mooi als nutteloze kennis, 1998

[x]opgenomen in het dossier: