Man die niet vroeg waarom ~ Peter Haining (sam.)

Altijd als ik een boek probeer te lezen en dat niet lukt, is de vraag waarom. Helemaal als zo’n boek tot een genre behoort dat me vroeger wel wist te pakken.

En dan blijkt een probleem met fictie bijvoorbeeld te zijn dat de schrijvers daarvan me te zelden iets vertellen dat ik nog niet wist. Dat maakt het logischer om liever non-fictie te lezen; want zakelijke teksten leveren gauw eens verrassende feitjes op. Ook als de auteur verder niet schrijven kan, en er geen genot is te beleven aan de gebruikte taal.

De man die niet vroeg waarom biedt bovendien fictie van een speciaal soort. In deze bundel zijn griezelverhalen bijeengegaard, uit de Britse en Amerikaanse traditie. Horror dan ook nog die meestal niet verzameld werd in de gecanoniseerde boeken van de veelal zeer bekende auteurs.

En bang bleek ik daar toch niet meer van te kunnen worden.

Sterker nog, zo’n bundel met genre-fictie blijkt dan vrij onbarmhartig het mechaniekje te tonen waarop vrijwel elk van dit soort verhalen draait. De ontknoping komt altijd in de laatste paragrafen. Daarbij gaat er gauw eens iemand dood.

Het boek opent met een verhaal dat Winston Churchill schreef, toen deze nog een eenvoudig journalist was. En dat verhaal, over een man die van een boot valt, eindigt met een haai die aan komt zwemmen.

Ooit was het blijkbaar dus nog geen cliché dat een haaienvin onheil aankondigt.

Slechts van het verhaal van Robert Graves was ik blij het te hebben leren kennen. ‘Stof tot stof’ heet dat, in deze vertaling. En het voornaamste verschil met de andere twintig verhalen in de bundel kwam door het enorme verteltempo dat Graves onderhield. Zijn verhaal las als de samenvatting van een roman.

Vrijwel alle andere verhalen waren aangelengde anekdotes. Waarbij de meeste tekst er niet toe deed, en hoogstens diende om de ontknoping aan het einde tot een verrassing te maken. Alleen was die dus nooit een verrassing, omdat de vertelling het anders niet tot deze verzameling had gebracht.

Maar ooit vrat ik dus griezelverhalen. Aan het begin van mijn carrière en ontwikkeling als lezer. Toen ik de constructie nog niet kon doorzien achter zo veel van deze vertellingen.

En komt zo’n verandering in leesvoorkeuren dan omdat ik later nog zo veel dystopische SF las, waarin het niet enkel om anekdotes ging, omdat de schrijvers complete angstaanjagende werelden bedachten?

Of heeft de werkelijkheid me inmiddels immuun gemaakt voor verhaaltjes die bedacht werden om mij te laten griezelen? Ik wordt nu namelijk vooral bang van menselijke onverschilligheid en gemakzucht. Van medische professionals bijvoorbeeld die hun handen niet wassen, of hun apparatuur niet schoonhouden, en zo de meest kwetsbare mensen denkbaar met van alles besmetten — terwijl ze toch beter horen te weten.

De arrogantie tegelijk binnen zo’n beroepsgroep…

Peter Haining (sam.), De man die niet vroeg waarom
en twintig andere vreemde verhalen

191 pagina’s
Wereldbibliotheek vereniging, 1974
vertaling van The Lucifer Society, z.j.

 


Paris Review Interviews, II ~ Orhan Pamuk (intr.)

Vijfhonderd pagina’s aan interview, met in dit geval zestien auteurs die over hun werk praten. Waarom zou iemand de moeite nemen die te gaan lezen? Nee sterker nog, waarom wil iemand niet alleen deel twee uit de reeks lezen, maar alle drie inmiddels uitgegeven interviewboeken?

Dat is simpelweg om de kwaliteit van het gebodene.

Ook in Nederland zijn er bundels uitgegeven waarvoor schrijvers ineens moesten praten. En hoewel de boeken van Jan Brokken of Ischa Meijer in dit genre absoluut lezenswaardig zijn, blijven de gesprekken daarin toch praatjes bij de voordeur, vergeleken met de herhaalde visites bij iemand thuis die het tijdschrift Paris Review brengt.

In sommige gevallen komt een interview pas tot stand na vele jaren. En altijd krijgt de geïnterviewde schrijver ruim de gelegenheid de eigen woorden te verbeteren.

Kurt Vonnegut’s gesprek met Paris Review staat niet in deze editie, maar dit was pas afgerond nadat er zo veel aan veranderd was, dat hij eigenlijk zichzelf had geïnterviewd over zichzelf.

Opvallend is ook dat sommige interviews in het werk van de schrijver zijn opgenomen. Vonnegut’s gesprek staat in Palm Sunday. Dat met Philip Larkin uit deze bundel stond al zijn eigen Required Writing.

Verder zijn nog al wat uitspraken van geïnterviewde auteurs op hun beurt klassiek geworden. Van Faulkner is dat bijvoorbeeld:

If a writer has to rob his mother, he will not hesitate; the ‘Ode on an Grecian Urn’, is worth any number of old ladies. [37]

Nu is een boek als dit wel een bundel, en dus heeft het daarmee ook de nadelen van een gemengde verzameling. Het gesprek met een geliefde schrijver leest alleen daardoor al anders dan het interview met iemand wiens werk me minder interesseert; laat staan als dat van een auteur waar ik nog nooit van gehoord had.

En zelfs bij een geliefde auteur vergt het gesprek soms een kennis van het oeuvre die er bij mij niet altijd is. Maar dit betekent ook dat deze boeken er zijn om naar terug te keren. Dat ze over een paar jaar nog weer rijker zijn geworden.

Verplicht reeksje citaten, tamelijk willekeurig aangetekend:

[…] my brother gave me a number of rules about writing that seem to me sacred. Not that these rules cannot be broken in a while, but it’s good to remember them. One of his rules was that while facts never become obsolete or stale, commentaries always do. When a writer tries to explain too much, to psychologize, he’s already out of time when he begins.

I.B. Singer [1968]
undefined

One of the better things that has happened to the novel in recent years is that it has become rich. Think of a book like Chimera or The Sot-Weed Factor—they may not be very good books, but they are at least rich experiences. For me, writers like John O’Hara are interesting only in the way that movies and TV Plays are interesting. There is almost nothing in a John O’Hara novel that couldn’t be in the movies just as easily.

John Gardner [1979]
undefined

I think that writing is very difficult, but so is any job carefully executed. What is a privilege, however, is to do a job to your own satisfaction.

Gabriel Garciá Márquez [1981]
undefined

[…] I’ve never been much interested in other people’s poetry—one reason for writing, of course, is that no one’s written what you want to read.

Philip Larkin [1983]
undefined

[…] what you pride yourself on, the things you think are your insights and contribution. . .no one ever even notices them. It’s as though they’re there just for you. What you say in passing or what you expound because you know it too well, because it really bores you, but you feel you have to get through this in order to make your grand point, that’s what people pick up on.

Harold Bloom [1991]

The Paris Review Interviews II
With an Introduction by Orhan Pamuk
512 pagina’s
Picador, 2007

* in volume ii zijn de gesprekken opgenomen met:
[gelinkte namen verwijzen naar auteurs die al eens boeklogd zijn]

 


Writers at Work ~ Kay Dick (sel.)

Het tijdschrift Paris Review publiceert al sinds 1953 maandelijks een interview over het vak met een bekende auteur. Daar heeft Penguin al eens een ruime selectie uit gepubliceerd, in liefst acht delen. Die recente reeks van vier bundels die ik in 2009 las was dus aanzienlijk minder uniek dan ik dacht.

Tegelijk blinkt dit deeltje uit 1972 niet uit in meta-informatie. Hoort het wel tot die Penguin-serie van acht? Omdat het een andere samensteller lijkt te hebben, en geen volgnummer draagt? Tegelijk heet die achtdelige serie ook Writers at Work

Enfin, goed om te weten dat er iets is om nog eens uit te zoeken. Want, de website van Paris Review laat slechts zien wanneer een geliefde auteur ondervraagd werd, en zo’n bundel doet ook wat. Uit mijzelf zou ik bijvoorbeeld niet gauw een interview met Allen Ginsberg lezen. In een boek als dit, gaat zulks vanzelf.

Deze bloemlezing bevat vijftien interviews. Daarvan las ik er zes met aandacht; die met E.M. Forster, Angus Wilson, Robert Frost, Boris Pasternak, Aldous Huxley, en voornoemde Allen Ginsberg. De overige negen konden wat oppervlakkiger worden gelezen, die zijn namelijk ook opgenomen in de recente reeks boeken, die ik vorig jaar las.

Is er iets gemeenschappelijks over die zes vraaggesprekken te zeggen? Behalve dan dat ik ze niet graag gemist had? Nu ja, er komen nogal stevige ‘characters’ aan het woord, bij wie het leven van naast het werk ook interessant was. In die zin zijn de interviews van in Paris Review van de laatste decennia gelijkmatiger; omdat schrijvers zo veel meer op elkaar zijn gaan lijken, in achtergrond en opleiding.

En de hele literaire scene is ook gewijzigd. Als Houellebecq zich tegenwoordig publiek over de Islam uitspreekt, kan dat ook als een marketingtruc worden gezien; omdat hij daarmee aandacht oogst. T.S. Eliot’s anti-semitisme, of Pound’s innige flirt met het fascisme zijn zo bezien toch van een andere orde — al gaan de interviews daar niet over, want zulke gesprekken zijn het niet.

Aangetekend werden tenslotte onder meer de volgende uitspraken:

Short stories and plays go together in my mind. You take a point in time and develop it from there; there is no room for development backwards. In a novel I also take a point in time, but feel every room for development backwards. All fiction for me is a kind of magic and trickery — a confidence trick, trying to make people something is true that isn’t. And the novelist, in particular, is trying to convince the reader that is seeing society as a whole.

Angus Wilson
scheiding

The world in twenty years has piled up hysteria – anxiety over a third war, bureaucratic tyranny, and hysteria from paper forms. The immense and undeniable loss of freedoms, as they were in 1900, is undeniable. We have seen the acceleration in efficiency of the tyrannizing factors. It’s enough to keep a man worried.

Ezra Pound
scheiding

The greatness of a writer has nothing to do with subject matter itself, only with how much the subject matter touches the author. It is the density of style which counts.

Boris Pasternak
scheiding

Al my thoughts are second thoughts.

Aldous Huxley
scheiding
Writers at Work
The
Paris Review Interviews
Selected by Kay Dick

314 pagina’s
Penguin Books, 1972

** in dit boek zijn interviews opgenomen met:
[gelinkte namen verwijzen naar auteurs die al eens boeklogd zijn]