Dood van een gezonde roker ~ Ian Buruma

Toen dit boek uitkwam in Nederland, ontstond er meteen beroering om. Ian Buruma was een paar weken voor research overgekomen uit de VS, en had hier en daar wat mensen gesproken. Nogal wat van deze mensen vonden na publicatie dat ze niet goed geciteerd waren. Buruma had hen woorden in de mond gelegd, of eigenmachtig de verkeerde conclusies getrokken in Dood van een gezonde roker.

Het is om die reuring dat ik een tijd heb gewacht met het lezen van dit boek. Ik moet niet vooraf al weten wat er op mijn lectuur is aan te merken — tenzij ik een bestaand vooroordeel wil bevestigen.

Maar meteen viel me op dat deze tekst niet voor mij bedoeld is. Ook al staat dit boek vol met Nederlandse sprekers, Nederlandse gebeurtenissen, en Nederlandse politiek, Buruma probeert deze namelijk uit te leggen aan een buitenlands publiek. Dat doet hij soms wat kort door de bocht, maar op de kern van zijn mededelingen heb ik niet veel aan te merken. Integendeel, ik vond het wel prettig dat Buruma vrij duidelijk de tekorten aanwees bij nogal wat spraakmakers.

Pim Fortuyn, Theo van Gogh, noch Ayaan Hirsi Ali zijn of waren heiligen. Al billijkt dit geenszins wat hen overkwam. En Geert Mak, Afshin Elian, of noem nog maar wat andere luidruchtige publicisten op, zijn absoluut drammerig.

Nu zal het voor de geïnterviewden zeker vervelend zijn geweest dat Buruma nuances van hun woorden verkeerd heeft weergegeven. Helaas komt dit nogal veel vaker voor. Helemaal als een Nederlandse journalist een interview afneemt; het vraaggesprek is een razend moeilijk maar nogal onderschat genre.

Gezien de ruime ervaring die Buruma’s gesprekspartners met slordige journalisten zullen hebben opgedaan, verbaast me de opwinding over dit boek dan ook nogal. Daardoor heb ik het idee dat er misschien wat anders speelt.

Broodnijd. Bijvoorbeeld.

Gebeurde er eindelijk eens iets opmerkelijks in Nederland, was het een geëmigreerde landgenoot die daar voor het eerst een internationaal succesvol boek over publiceerde. En niet een Nederlander. Terwijl zij er bij waren geweest, en al uitgebreid over al die gebeurtenissen in de eerste jaren van deze eeuw geschreven hadden. In hun columnpjes.

Al die spraakmakende intellectuelen moeten zich door Buruma ineens gerealiseerd hebben hoe hun inspanningen nooit éen duidelijk doel hadden gehad. Dat zij geen boek hebben geschreven dat een geheel nieuw publiek bereikte — maar dat zij hoogstens kruimelwerk hadden gebracht; in al die duizenden zo zelden van enig analytisch vermogen getuigende columnpjes en preekjes voor de eigen parochie.

Ian Buruma, Dood van een gezonde roker
224 pagina’s
Uitgeverij Atlas, 2006
vertaling door Henk Schreuder van Death in Amsterdam, 2006

Er gebeurt nooit iets ~ Theo van Gogh

Hoe zal Theo van Gogh herinnerd worden? Afgezien van de brute manier waarop hij vermoord is… Zal ook maar iets van zijn eigen werk houdbaar blijken te zijn?

Voor deze bundel met columns geldt dat in elk geval niet. Die was al vrij snel na publicatie oud papier.

Van Gogh schreef in vele kranten en tijdschriften columns. Maar meestal duurde dit niet zo lang. Er was altijd wel iets waardoor hij vervolgens weggejaagd werd. Ook deze bundel eindigt met een afscheidscolumn, omdat hij zijn aanwezigheid de redactie van wijlen de krant HP/De Tijd op Zondag te veel was geworden.

In Er gebeurt nooit iets zijn de stukken verzameld die hij voor die zondagskrant schreef. En vervelend eraan is dat al die columns eigenlijk maar twee onderwerpen hebben. Leon de Winter. En Hugo Brandt Corstius. Telkens weer. Waarbij Van Gogh geen enkel ad hominem schuwde om beide heren belachelijk te maken.

Goed, Van Gogh maakte in die tijd ook de film Vals licht — een mislukt werkstuk, mede omdat hij daarin dezelfde vetes uitvocht. Bovendien werd de hoofdrolspeler verliefd op mevrouw Van Gogh, en zij op hem, wat de montageperiode van de film nogal pijnlijk maakte.

Zijn zoon werd ook geboren.

Maar in de columns gaat het maar door met al die kaboutervetes. In die zin is de titel Er gebeurt nooit iets wel illustratief, en tekenend voor een tijdperk. Kijk toch, waar de spraakmakende gemeente zich druk over maakte, begin jaren negentig. Hoe blind waren zij nog, hoe incestueus was hun wereld, hoe oninteressant…

Theo van Gogh, Er gebeurt nooit iets
160 pagina’s
Uitgeverij L.J. Veen, 1993

Geen talent voor de liefde ~ Ebru Umar

Als me iets opvalt aan dit boeklog tot nu toe, is dat er zo veel boeken langskwamen die de dood van Theo van Gogh als aanleiding hadden. Terwijl ik dat onderwerp maar een paar keer bewust heb opgezocht.

Dit is ook zo’n vriend-van-Theo-boek. Al toont publiciste Ebru Umar zich ook nog in de rouw om iets anders. Haar werkgever vindt het maar niets dat zij zich publiek zo weert. Dus komt er een eind aan het goedbetaalde dienstverband, al duurt het enige maanden voor het zo ver is, en heet het dan ook geen ontslag.

Maar die vreemde misstand leidt verder niet op kritiek op het Nederlandse arbeidsrecht, om maar iets te noemen, terwijl Umar verder toch makkelijk bezwaren heeft. Fel is ze over de hypocrisie van personen.

Interessant vind ik haar eenmansstrijd tegen het fenomeen Ayaan Hirsi Ali. Niet dat Umar het niet eens is met sommige standpunten van haar. Ergernis roept vooral d’r berekenende carrièredrang op. Ebru Umar klaagt over al de goedbedoelende mannen van middelbare leeftijd, die niets lijken te snappen van Hirsi Ali’s vrouwelijke trucs.

En waarom moest per se Theo van Gogh die film Submission maken, en niet Hirsi Ali’s goede vriend Leon de Winter? Dat is toch ook een regisseur?

Maar verder is dit een hoogst merkwaardig boek. Alleen al omdat het de vorm heeft van een dagboek dat achteraf geschreven lijkt te zijn. Bovendien is het niet vreselijk boeiend, en schrijft Umar ook niet zo bijzonder.

Merkwaardig dat iemand die zo goed de hypocrisie in anderen weet te herkennen, verder totaal niet kijken kan.

Nee, dit boek van Ebru Umar gaat bovenal over Ebru Umar, en daarbij houdt ze er wat weinig rekening mee dat de meeste lezers diezelfde fascinatie voor dat onderwerp niet automatisch zullen delen.

Ebru Umar, Geen talent voor de liefde
274 pagina’s
Uitgeverij Archipel © 2005

Koning van Nederland ~ Bert van der Veer

Vijf jaar geleden is het alweer dat Pim Fortuyn werd vermoord. Vorig weekend nog was dit voor tal van media aanleiding even terug te kijken. Meestal zonder daarbij erg diep te graven, en iets substantieels over de politieke cultuur in Nederland te melden.

Voor mij blijft staan: die Fortuyn was niet eens zo heel interessant, maar de ongekend felle reacties van gevestigde politici op hem zijn dat wel degelijk. Die vertellen veel meer.

Al in 2002 schreef TV-regisseur en omroepman Bert van der Veer zijn gedachten op over de opkomst en ondergang van Pim Fortuyn. Dit boek beslaat de laatste periode uit diens leven, tot die fatale confrontatie op het mediapark in Hilversum.

In De koning van Nederland gebruikt Van der Veer alle mogelijkheden waarmee een alwetende verteller kan spelen in een boek. Hij weet precies wat iedereen dacht of deed toen. Of dat nu de koningin was, haar oudste zoon, of de gevestigde politici. Dat wordt dan snel nogal karikaturaal, en toch stoorde dit niet. Integendeel.

Voor een groot deel baseert de schrijver zich namelijk op gebeurtenissen die zich wel zo hebben afgespeeld. Vooral de ideeën over de TV-optredens van Fortuyn zijn interessant, vanwege Van der Veer’s ervaring met dat medium.

Dus deugen de decors, en hiermee is de lol waarmee de schrijver zijn personages daar doorheen leidt makkelijk invoelbaar.

Jammer aan dit boek is voor mij alleen dat Van der Veer zijn enige echt overbodige personage aan het eind met Theo van Gogh en Thomas Ross laat praten, om hen het idee voor de film 06-05 te geven. Het idee dat de moord op Fortuyn een door de Amerikanen gewenst complot was, omdat hij niets voor de miljardenaanschaf van het JSF-wapentuig voelde.

Bert van der Veer, De koning van Nederland
True fiction

240 pagina’s
Uitgeverij Vassallucci, 2002

Land van Theo van Gogh ~ Sylvain Ephimenco

Theo van Gogh werd op 2 november 2004 vermoord. Sylvain Ephimenco was toen waarschijnlijk bezig dit boek af te ronden. Daarin was al een groot tal columns uit Trouw verzameld over het gevaar van het Islamisme. Dus kwam er nog gauw een toepasselijk nieuw voorwoord in, plus een open briefje aan Van Gogh’s moordenaar. Vanzelfsprekend werd de titel aangepast, en hup toen kon dit werkje alsnog de markt op.

Ik las dit boek uit een drang tot volledigheid. Ephimenco schrijft weliswaar aardige columns soms, maar dat maakt hem nog niet de beste analist van onderwerpen als integratie. Bovendien moeten korte stukjes wel scherp van toon zijn om überhaupt op te klinken uit het grijze ruis van een krantenpagina. In een boek is zo’n verhitte schrijfstijl nogal vermoeiend.

Maar in dit boek schrijft hij natuurlijk wel over dezelfde zaken die Geert Mak ook aanroert, in diens pamflet Gedoemd tot kwetsbaarheid. En Ephimenco toont zich nu juist éen van die angstzaaiers waartegen Mak zo tekeer gaat.

Ik ben inmiddels tot de conclusie gekomen dat er geen echt debat mogelijk is in Nederland, omdat steeds weer de grootbekken de kans krijgen de toon te zetten. Daarmee wordt elke nuance verdacht. Laat staan dat het mogelijk is een zinnige openbare gedachtewisseling te houden over integratie, danwel Islamisme.

Immers, tot wie richt Ephimenco zich eigenlijk in die columns, of dit boek? Diegenen waar hij eigenlijk over schrijft, lezen hem niet.

Dat is natuurlijk ook het probleem, zal hij opmerken.

Ik weet dat niet.

De enige waarde die Mak’s pamflet voor mij heeft, is dat het waarschuwt tegen polarisatie. Vervolgens verdedigt de man die stelling niet al te handig, maar dat is iets anders. Ephimenco verdedigt vooral het grote eigen gelijk dat ontstaat door zaken nogal eenzijdig en zwart-wit voor te stellen. Zie dan hoe mis is gegaan, kijk dan hoe infaam religieus fanatisme is.

Dat krabt misschien wel, maar het krabt niet waar het jeukt.

Sylvain Ephimenco, Het land van Theo van Gogh
De multiculturele desintegratie

149 pagina’s
Uitgeverij Houtekiet, 2004


Onvergetelijke thuiskomst ~ Frits Abrahams

Dagelijkse columnisten zijn nodig. Omdat alleen de mensen die dagelijks iets moeten afleveren weleens direct zullen reageren op wat er allemaal speelt, zonder daarbij meteen alles zeker te weten. Tegelijk zijn er maar een paar columnisten in Nederland die dagelijks schrijven.

Martin Bril is net dood, Campert en Mulder hielden er in 2006 mee op. Blijven in mijn blikveld over: Aaf Brandt Corstius in NRC-next, Peter Middendorp in De Pers, Bert Wagendorp in de Volkskrant, waarvan ik niet eens zeker ben of hij dagelijks schrijft, Theodor Holman in Het Parool, en Frits Abrahams in NRC-Handelsblad. Vergeet ik voor het gemak alle TV-recensenten maar, de receptenverstrekkers en kookhoekjesvullers, of de redactiehoofden die zichzelf ijdel een ereplaatsje hebben gegeven op hun sportpagina’s.

Vijf dus.

Is dat genoeg? Is dat te weinig? Is dat te veel?

Vast staat dat geen mens elke werkdag wonderen verricht. De columns in deze bundel van Frits Abrahams zijn geschreven vanaf de herfst van 2004, vlak voor de moord op Theo van Gogh, en eindigen iets na de vergeefse campagne van het Nederlands voetbalelftal op het WK in 2006.

Van goed twee jaar aan dagelijkse publicaties bleek dus ongeveer een derde bewaarbaar. Dat lijkt me op zich een hoog gemiddelde.

Abrahams vond ik altijd een uitmuntend interviewer, en ook een interessante rechtbankverslaggever, of TV-criticus. Maar hem als dagelijkse chroniqueur lezen, is voor mij toch meer gewoonte dan noodzaak. Ik neem nooit iets uit zijn columns over in mijn digitale archief; wat toch een criterium is. Ik heb niet het idee ooit iets te onthouden van zijn werk.

Al bleek dat ook weer niet helemaal waar te zijn. Van bijna alle stukjes in dit boek herinnerde ik me ze eerder gelezen te hebben. En toch kwam dat niet door Abraham’s kwaliteiten, maar eerder om dat de afstand in tijd sinds de eerste publicatie nog te kort is, en mijn geheugen voor trivia te goed.

Door de bundeling vielen me wel een paar zaken op. De sjablonen in Abraham’s aanpak, bijvoorbeeld. Zoals het telkens toevallig afgeluisterde gesprek. Of het herhaalde bezoek aan weer een nieuw cultureel evenement.

En ook vond ik bij nader inzien vreemd dat als Frits Abrahams het over de reacties in de media heeft — zoals in de tijd na de moord op Van Gogh — hij net doet alsof hij een willekeurige mediaconsument is, in plaats van een ervaren journalist met inzicht in de werkwijze van zijn collega’s.

Winnen de columns derhalve bij bundeling? Doorstaan ze die lakmoestest voor de verzameling van alle eerder gepubliceerde werk?

Nee. Nu nog niet. Misschien dat dit over tien jaar anders is.

Frits Abrahams, Een onvergetelijke thuiskomst
230 pagina’s
Prometheus | NRC Handelsblad, 2006

Prettig gesprek ~ Theo van Gogh

Hoe zal Theo van Gogh herinnerd worden? Afgezien van de brute manier waarop hij vermoord is… Zal ook maar iets van zijn eigen werk houdbaar blijken te zijn?

Theo van Gogh was een begenadigd interviewer. Maar dat was hij dan wel op televisie. Waar het positief opviel dat hij luisterde, en oprechte belangstelling voor zijn gasten had. Die twee eigenschappen alleen al onderscheidden zijn optredens enorm van het doorsnee stukgeproduceerde toneelstukje, dat zo vaak voor interview moet doorgaan op TV.

En, de gesprekken die hij voerde, mochten even duren. Wat indertijd ook bijzonder was.

In dit boek zijn een aantal opvallende interviews verzameld die Van Gogh voor de Amsterdamse kabeltelevisie afnam tussen 1989 en 1992. Wel zijn deze gesprekken voor publicatie bewerkt; gestileerd en ingekort.

Al die gesprekken waren met bekende Nederlanders, waaronder aardig wat schrijvers. Auteurs zelfs ruim op boeklog vertegenwoordigd, als Boudewijn Büch, Maarten ’t Hart, Theodor Holman, Kees van Kooten, Hein de Kort, Jan Mulder, en Joost Zwagerman.

Daarvan viel bijvoorbeeld bij Van Kooten op, dat Van Gogh prettig sceptisch is over diens bescheidenheid. Ook vond ik opmerkelijk dat Van Kooten toen al een voorzetje gaf naar wat tijden later op DVD zou verschijnen; een verzameling met onvergetelijk komische scènes van hem en Wim de Bie.

De sterkste gesprekken vond ik evenwel de interviews met mensen waar iets triests aan is. Of was. Zoals Dolf Brouwers.

Tegelijk is dat interviewen wel een bedenkelijke vaardigheid, zoals Ischa Meijer aangeeft in het interview dat Van Gogh met hem had:

TvG:Wanneer werd je goed?
IMMet interviewen? Het valt me achteraf altijd ontzettend tegen.
TvGLees je ze weleens terug?
IMStiekem weleens een keer. Zo’n bundeltje.
TvGEn dat valt dan niet mee?
IMNee dat valt niet mee. En waar ben je dan het beste in, hè? Het is ook heel treurig om daar het beste in te zijn. Lijkt me. In het weergeven van andermans woorden.

Ik miste het bewegende beeld niet, bij het lezen van deze bundel. En het boek had van mij rustig dubbel zo dik mogen zijn. Tegelijk geloof ik niet dat me iets van de inhoud zal bijblijven.

Maar dat geldt nu eenmaal voor de meeste gesprekken, hoe prettig ook.

Theo van Gogh, Een prettig gesprek
183 pagina’s
L.J. Veen, 1992

Scherp van de snede ~ Pierre Vinken & Hans van den Bergh [sam.]

Beide samenstellers van deze bloemlezing zijn eind 2011 kort na elkaar overleden. En dat is jammer. Alleen al omdat ik best een polemiek met ze had willen aangaan over de samenstelling van de bundel Het scherp van de snede.

Doel van dit boek is nog het meest krachtig omschreven in de ondertitel. ‘De Nederlandse literatuur’ te tonen ‘in 100 en enige polemieken’. Alleen leggen de samenstellers dat dan wel erg eng uit. Niet enkel de teksten behoorden literatuur te zijn, ze mosten ook nog eens gaan over literatuur alleen.

Daarbij stamt het grootste deel van de opgenomen polemieken uit de twintigste eeuw — vanaf pagina 299 is zelfs de periode voor 1945 al voorbij. En daarmee zit er nog een rare onbalans in het boek.

Het lijkt of de samenstellers vooral belangrijk vonden wat zich tijdens hun bewuste leven heeft afgespeeld. Met een voorkeur voor wat het studentenblad Propria Cures door de decennia heen zoal heeft opgeleverd.

Zoals in elke bloemlezing is hun keuze een persoonlijke keuze. Alleen vind ik de beperking om in de laatste 500 bladzijden van het boek vooral schrijvers op andere schrijvers te zien schelden wat vreemd. Want hoeveel van die woordenwisselingen waren er nu werkelijk principieel. En hoeveel waren misschien nog net opwindend op dat moment?

Nut van het boek is wel dat een aantal befaamde teksten handig in éen band verzameld werd. Hermans die Weinreb als oplichter ontmaskerde. Mulisch’ ‘Ironische van de ironie’. Karel van het Reve’s ‘Raadsel der onleesbaarheid’. Brouwers litanie tegen de ‘jongetjesliteratuur’. Zwagerman’s ontmaskering van de criticus Arjan Peters’ gespleten tong. Piet Grijs tegen Renate Rubinstein, en omgekeerd. Het zijn inmiddels allemaal klassieke voorbeelden in het genre geworden.

Al zij opgemerkt dat de lange teksten steeds sterk zijn ingekort tot reeksen lange fragmenten. Zelfs als naslagwerk is het boek dus niet volledig.

En juist doordat bovenstaande voorbeelden al zo bekend zijn, viel me van de bloemlezing tegen dat er niet minstens even krachtige maar aanzienlijk minder beroemde voorbeelden naast zijn gezet.

Om slechts enkele voorbeelden van mogelijke polemiek te geven die op boeklog langskwamen. Joris Luyendijk heeft zowel de parlementaire pers in Nederland vrij grondig ontmaskerd, als de correspondenten in dictatoriaal regeerde landen. Daar is genoeg protest tegen gepubliceerd van journalisten die zich ten onrechte bekritiseerd voelden.

Zou daar echt geen materiaal tussen zitten met een zekere literaire kwaliteit?

De rechterlijke macht hier weet niets, en kan alleen in juridische sjablonen denken, volgens deskundigen uit andere wetenschappen.

En democratie bestaat niet in Nederland, aldus de politicologen. Al schijnt dat tegenwoordig beter te zijn, omdat er nu eindelijk parlementariërs zijn die uit de EU willen — of andere denkbeelden vertegenwoordigen die tot 2002 volstrekt taboe waren.

Me dunkt, onderwerpen volop en schrijvers genoeg die iets publiceerden dat de status quo aanviel. En dit ook met kwaliteit deden.

Polemieken van auteurs onderling zijn zo bezien wat klein in belang. Hoe pittig de formuleringen ook uitpakten. Hoe veel reuring de woorden misschien ook gegeven hebben in sommige kringetjes, op een gegeven moment.

Kortom, het ontbrak mij wat aan blije verrassing in het boek. Aan een volkomen andere kijk op zaken.

De opgenomen historische teksten zijn zo bezien misschien nog wel het interessantst. Of het losse feit dat Jan Eijkelboom voor hij als dichter debuteerde zich nog duchtig geweerd heeft als criticus.

En misschien is de grootste makke gewoon wel dat de opgenomen teksten elkaar te weinig versterkten. Weliswaar komen een enkele keer de twee strijdende partijen beide aan het woord; maar dat maakt de polemiek meestal juist onbenulliger. Dit is meer een boek om even iets in na te slaan, dan om te gaan lezen.

Enfin. Door de jaren heen is er ook heel wat geschreven tegen bloemlezingen, en de problemen die er aan de samenstelling van zo’n bundel kleven. Het ware wellicht aardig geweest als de samenstellers tenminste éen zo’n stuk hadden opgenomen.

Het scherp van de snede
De Nederlandse literatuur in 100 en enige polemieken

Samengesteld door Pierre Vinken & Hans van den Bergh
846 pagina’s
Prometheus, 2010.

Take Care! ~ Tomas Ross

Max Pam gaat een biografie van Theo van Gogh schrijven. Of, zoals Theodor Holman in het radioprogramma DeSmet Live! zei: dé biografie. Op het eerste gezicht heeft dat weinig met het hier besproken boek te maken, ware het niet dat Tomas Ross en Max Pam niet samen kunnen. Ze kennen elkaar ook al heel lang, nog van de School voor journalistiek.

Maar Tomas Ross heeft de laatste jaren veel met Theo van Gogh samengewerkt, en zal daarom alleen al een factor in die andere biografie zijn.

Pam is dat in Tomas Ross’ boek niet, al is hij dan de enige van de vriendenkring rond Van Gogh die met name genoemd en beoordeeld wordt. De rest noemt Ross lichtgewichten en ja-knikkers.

Want, het is nogal vilein geschreven dit boek. Deels zeer voorstelbaar, als het over Van Gogh’s eeuwige strubbelingen met subsidiegevers ging. Maar anderszijds levert dat ook het merkwaardige effect op dat vooral duidelijk wordt wat de schrijver op zijn vriend had aan te merken.

Van Gogh werkte te haastig; filmde slechts scenes, en nooit een verhaal.

Van Gogh maakte veel programma’s voor TV, om maar geld te verdienen, die niets anders dan rotzooi waren;

Van Gogh kon niet tegen kritiek;

Van Gogh was rancuneus.

Al die eigenschappen samen maken dat een lezer die Van Gogh nooit gekend heeft, of nauwelijks iets van zijn werk weet, waarschijnlijk niet te weten komt waarom hij zo intrigerend was. Of waarom Ross het de moeite waard vond steeds weer met hem samen te willen werken.

Desalniettemin, zeker niet vervelend om te lezen.

Tomas Ross, Take care! Omzien naar Van Gogh
156 pagina’s
Uitgeverij Aspekt, 2005


Theo is dood ~ Theodor Holman

Sinds 2001 heb ik een weblog, en inmiddels doemt het probleem op dat ik over een aantal onderwerpen wel wat uitgeschreven ben. De regering Bush deugt nog altijd niet, maar dat is met al zo veel voorbeelden geïllustreerd. En de Nederlandse politiek ontbeert elke intelligentie, maar zelfs dat heb ik al te vaak beschreven.

Als ik iets nieuws schrijf, moet ik er niet zelf al bij voorbaat bij in slaap vallen. De mogelijkheid te variëren op eeuwig hetzelfde thema leek me altijd beperkt.

Maar nu heeft Theodor Holman in een boek verzameld wat hij publiceerde over zijn vriend Theo van Gogh, in het jaar na de afslachting op straat. Het is dat beperkte onderwerp dat hem het verwijt opleverde de weduwe te zijn van Van Gogh. Collega’s bij Het Parool en de Groene Amsterdammer klaagden, en hoofdredacteuren hebben hem ook al gewaarschuwd maat te houden.

Toch vind ik dit een sterk boek. Dat heeft er mee te maken dat Holman er opnieuw in bewijst dat hij een van de beste auteurs van Nederland is, al was het maar omdat hij werkelijk alles durft te schrijven. Zo geeft hij nu, in 2006, weer genadeloos commentaar waarom hij toen schreef wat hij beschreef.

Ook toont hij aan hoe vanuit een op zich beperkt thema toch de hele wereld te bestrijken is. Direct na de moord gaat het natuurlijk vooral over het moslimextremisme, en de vrijheid van meningsuiting. Maar belangrijk is ook de constatering hoeveel hypocrisie Holman om zich heen ziet. Vanaf het begin zijn er mensen geweest die vonden dat Van Gogh de moord toch over zichzelf had afgeroepen, met alle gescheld in zijn columns.

Helemaal erg blijkt het gedrag van politici te zijn. Die, als er persaandacht is, altijd meteen voorop staan om Van Gogh met holle frasen te herdenken. Ook al hadden ze bijna allemaal een bloedhekel aan de man, omdat hij hun morele voosheid zo fijn wist te beschrijven.

Maar bovenal is dit boek een prachtig portret van Theo van Gogh. Mede omdat Holman als geen ander in slaagt aan te geven waarom zijn dood zo’n leegte achterlaat. En doordat de soms hilarische anecdotes over zijn vriend vaak lachen tegen het huilen zijn.

Holman laat zien hoe prachtig er contemporaine geschiedenis te schrijven is met bijna alleen maar persoonlijke observaties. Dat alleen al is een conclusie die ik mij als weblogger moet aantrekken.

Een eerdere biografie van Theo van Gogh hier besproken:
Take Care!

Theodor Holman, Theo is dood
316 pagina’s
Uitgeverij Mets en Schilt © 2006

Theo is dood | ii ~ Theodor Holman

Op de dag dat Theo van Gogh afgeslacht werd, hield ook het normale leven van de politicus Geert Wilders op. Hij leeft sindsdien onder permanente, en strenge bewaking; uit angst om aanslagen op zijn leven. En voor sommigen heeft die toestand, met alle bijbehorende paranoia, behoorlijk bijgedragen aan zijn radicalisering.

Afgelopen weekend haalden enkele wetenschappers het nieuws met hun constatering dat Wilders’ partij, de PVV, extreem-rechts is, en systeemhaat en islamofobie mobiliseert.

Bovendien bestaat in Nederland momenteel een substantieel dreigingsniveau voor een terreuraanslag, volgens de Nationale Coördinator terrorismebestrijding. Dit gevaar zou in niet geringe mate te wijten zijn aan de irritatie die Wilders, en diens PVV, oproepen bij licht ontvlambare moslims.

Is dit allemaal dan de voornaamste erfenis van Theo van Gogh, vijf jaar na diens dood? Of is dat vooral hoe de vrijheid van meningsuiting sindsdien werd aangetast, zoals onder meer Geert Wilders en Ayaan Hirsi Ali willen? Speelt er misschien nog meer?

Eerlijk gezegd verwonder ik me over vrijwel alle opinies die er deze dagen via de media tot mij komen. Men is altijd zo stellig, waar zo veel stelligheid naar mijn idee meestal niet past. Wilders draaft nogal door, maar de reacties die hij oproept zijn ook griezelig extreem. Om slechts éen voorbeeld te noemen.

En mij verbaast bijvoorbeeld dat in de discussie over het verblijf van Nederlandse militairen in Afghanistan nooit de notie doorklinkt dat daar, door de onzen, extreme islamieten bestreden worden. Wat het tot staand buitenlands beleid maakt dat sommige moslims hup meteen maar dood moeten, terwijl het tegelijk binnenlands al heel moeilijk ligt om kritiek te hebben op sommige religieuze dogmatiek.

Daarin zit een wel hele rare paradox.

En wat is er de waarde van om permanent met een ‘substantiële terreurdreiging’ te schermen, als er vervolgens jarenlang niets bijzonders gebeurt in Nederland? Behalve dan dat de overheid deze zogenaamde dreiging misbruikt om ondertussen mijn burgerrechten in te perken? Of dat dezelfde overheid Wilders verwijt die eeuwige noodtoestand nodig te maken? Wilders’ optreden komt in die zin het kabinet dan wel heel erg goed uit…

Als ik terugkijk op de afgelopen vijf jaar, is mij steeds duidelijker geworden dat de Nederlandse politiek elk normaal vermogen mist om ook maar ergens adequaat op te reageren. Dat het land zo rijk is, heeft de laatste decennia vrijwel alle bestuurlijke onvermogen verbloemd. Pas nu er een kapitaalcrisis is, komt dat eens naar voren in de publieke opinie. Al doet het kabinet Balkenende IV nog altijd in de eerste plaats moeite om de problemen voor zich uit te schuiven.

En mijn training tot historicus maakt toch ook dat ik een gebeurtenis als de dood van Theo van Gogh, de verbanning van Ayaan Hirsi Ali, of de hetze tegen Geert Wilders in een groter verband geplaatst wil zien dan doorgaans gebeurt.

Er bestaan vele politieke taboes in Nederland. Waarvan nogal wat met elkaar te maken hebben. Maar in analyses worden problemen altijd geïsoleerd. Daardoor wordt volgens mij misschien wel een probleem aangepakt, maar nooit hét probleem.

Enfin, dit is wel een enorme omweg om te melden dat ik ter herdenking van 2 november 2004 dit lange in memoriam herlezen heb. Theo is dood. Dat minder goed bleek te zijn dan ik me herinnerde, terwijl het tegelijk een volstrekt uniek boek is; omdat Theodor Holman alles heeft durven opschrijven wat in zijn hoofd opkwam in het jaar na de moord op zijn vriend. Vergelijkbare boeken ken ik niet. En gezien de aanleiding is dat misschien maar goed ook.

Wat ditmaal tegen het boek werkte, was dat ik de persoonlijk getinte anekdotes over Theo van Gogh inmiddels allemaal kende. Die maakten daardoor veel minder indruk dan bij de eerste kennismaking. Toen ook leken die verhalen meer ruimte in te nemen dan nu. Dus werd deze verzameling aan kranten- en weekbladcolumns meer een boek over Theodor dan over Theo.

En Theodor Holman is heel goed te lezen om zijn persoonlijke ontboezemingen, en in dit geval ook om de waarnemingen die hij deed, over de voosheid van politici, bijvoorbeeld. Die in de rij stonden om Theo van Gogh te herdenken, toen daar massale publieke aandacht voor was.

Dat is dit jaar al anders.

Maar ook Holman reikt hoogstens details aan voor de analyse die zich in mij vormt. En het is ook absoluut niet Geert Wilders die mij tot systeemhaat aanzet — dat is toch allereerst de incompetentie van het systeem, en de onmogelijkheid om het daar over te hebben.

Theodor Holman, Theo is dood
316 pagina’s
Mets en Schilt, 2006

Wie kan het paradijs weerstaan ~ Abdelkader Benali & Michaël Zeeman

Onbetrouwbare vertellers zijn er in fictie volop, maar hoe zit het met auteurs die de geadresseerde telkens overbluffen in brieven? Zijn dat ook onbetrouwbare vertellers? Of moet hen enkel imponeergebas worden verweten…

Het waren telkens opmerkingen van niets in dit boek, tussenwerpsels zelfs, onnodige toevoegingen, waar ik bij aarzelde. Zinnetjes waar geen mens over zou struikelen, maar die mij telkens behoedzaam maakten; als waren het toch dampende drollen op een sneeuwwit tapijt.

Michaël Zeeman vond ik eerder pas interessant toen hij aan een gelijke schreef. Toen hij het ineens niet nodig had om indruk te maken.

Van de weeromstuit lees ik misschien te veel in de mails die hij aan Abdelkader Benali schreef. Michaël Zeeman zag hem nog niet als een gelijke, zo leek me — terwijl Benali wel bezig was aan een oeuvre te schrijven, anders dan hij. Zeeman gaf namelijk telkens les. Ook in de gesprekken die hij en Benali hadden buiten de brieven om.

Zeeman was in 2003-2005, de periode van de e-mailwisseling, correspondent voor de Volkskrant in Rome. Daarvoor was hij bij de krant ontslagen als redacteur. Het fijne over die affaire is nooit naar buiten gekomen. Nog net wel dat Zeeman in het redactiesysteem had ingelogd op andermans account.

Benali had indertijd Italiaanse verkering, kwam daarom met regelmaat in het land.

En de toon van de mails in Wie kan het paradijs weerstaan is doorgaans licht spottend. Roddel over het literaire leven in de Nederlandse hoofdstad volop. En mooi is ook dat de heren elkaar telkens schrijvers en boeken aanraden. Nooit zijn dat overigens boeken van Nederlandse auteurs — want daar wordt niemand meer vrolijk van.

Bovendien brengen de mails directe reacties op actuele zaken van toen. Zoals het optreden van Ayaan Hirsi Ali bij Zomergasten. Zoals de moord op Theo van Gogh daarvan het gevolg.

Dus was het bijna interessant om deze doorgaans vlotte briefwisseling te lezen.

Behalve dan dat me dus telkens van alles opviel aan wat Zeeman schreef. Beweringen ook nog van niets waren dat doorgaans, die helemaal niets toevoegden aan zijn verhaal.

[…] oog in oog met Ayaan Hirsi Ali verdampt alle kritische zin. Omdat ik haar enigszins ken begrijp ik dat wel, maar ik veracht het tegelijkertijd. Alles wat ik tot dusverre aan haar verhalen controleren kon bleek gelogen. Let op mijn woorden: binnen twee jaar hebben wij hier de nieuwe Tara Singh Varma. [147-148]

Is een heel sterke claim, met de suggestie van bewijs, waarbij geen enkel bewijs geleverd wordt. Terwijl buitengewone beweringen nu eenmaal enkel gestaafd kunnen worden met het bijbehorende buitengewone bewijs.

De Herald Tribune is, ten slotte, de beste krant ter wereld. Die toon wordt natuurlijk veroorzaakt door zijn Amerikaanse komaf: de redacteuren en de commentatoren van die krant communiceren inderdaad met de politici die het voor het zeggen hebben in de wereld. Ik lees die krant al vanaf mijn zestiende en heb hem nog bijna geen dag overgeslagen. [163]

Gesteld dat de International Herald Tribune in Dokkum te krijgen was, waar Zeeman op z’n zestiende school ging, wat me niet heel waarschijnlijk lijkt, maar kan, was het ook toen al een soort knipselkrant. Deels gevuld met werk van een eigen redactie, maar grotendeels bestaande uit het beste van de New York Times en de Washington Post toen nog.

Er nog van afgezien dat elke krant een onmogelijk product is, lijkt het me vreemd om een dagblad te bewonderen om zijn commentatoren en redacteuren als de meeste van deze mensen zelf denken voor een heel ander blad te schrijven.

Gisteravond werd bekend dat Czeslaw Milosz gestorven is en dus moest ik een necrologie van hem schrijven. Ik verdwaalde vervolgens in zijn Geboortegrond: ken je dat? Ik ken de contreien waaruit hij afkomstig is tamelijk goed, dus ik kan zo’n boek, eenmaal opgepakt, niet meer wegleggen, ook al heb ik het al gelezen en herhaaldelijk geraadpleegd. [139]

Zeeman beweert hier dus in de goed tien jaar sinds de Sovjet-unie uiteenviel niet alleen Litouwen bezocht te hebben — en dat waarschijnlijk meermaals want waar komt die tamelijk goede kennis anders weg — maar ook de Poolse, Wit-Russische, en Russische gebiedsdelen in de buurt — allemaal éen land nog in Czesław Miłosz’ jeugd, allemaal beschreven in Geboortegrond; zij het betrekkelijk summier. Heeft daarbij blijkbaar geen enkel moeite gehad om visa te krijgen. Wat voor Belarus heel erg bijzonder is. Elders heeft hij het alleen nooit meer ergens over deze regio.

Ik ken de contreien waaruit hij afkomstig is tamelijk goed, […]

Ik herken de bluf die deze man hanteert tamelijk goed. Ook al omdat ik die wat lachwekkend vind. Zeeman wordt er zo’n stakker door. Dus laat me hier maar ophouden voorbeelden te geven. Daar wordt niemand beter van.

En misschien ben ik zelf te zeer geneigd om mijn licht onder de korenmaat te zetten. Ik heb in gesprekken nimmer de neiging om anderen te overbluffen met mijn belezenheid, laat staan hen te verbeteren op hun fouten of misverstanden. Wat ik daarbij denk, is ook beter om voor me te houden.

Alleen moest zo veel hoffelijkheid op boeklog toch maar niet.

[ wordt vervolgd ]

Abdelkader Benali & Michaël Zeeman
Wie kan het paradijs weerstaan
Romeinse brieven

237 pagina’s
De Bezige Bij, 2007