We Are Still Married ~ Garrison Keillor

► door: A.IJ. van den Berg

In deze bundel noemt Keillor maart ergens: ‘de maand waaraan mensen die niet drinken precies kunnen zien wat een kater is’.

Het was nog maart toen ik dat las, en ik glimlachte even.

En toen maakte Keillor precies datzelfde grapje afgelopen week in de podcast. Ruim twintig jaar later nadat hij het bedacht had. Misschien was het de eerste keer dat hij het in al die tijd herhaalde. Misschien ook strooit hij vaker beproefde bon mots in zijn vertellingen, als de zaal niet helemaal mee wil. Je hebt van die dagen. En het kan best zijn dat de grap er op papier in de bundel over een tijd helemaal niet in komt.

Toch sterft er altijd iets aan bewondering bij me als iemand twee keer dezelfde grap maakt. Wat spontaniteit leek, blijkt dan ineens bedacht te zijn. Dat kun je maar beter niet ontdekken.

Maar gek is dan ook dat ik Keillor op zijn best vind als hij weer eens over dat fictieve dorp ‘Lake Wobegon’ vertelt. Daarbij wordt herhaling ineens wel een pré. Zij het dan van een thema, en de grappen daar binnen.

Deze bundel bevat alleen geen verhalen over Lake Wobegon. In plaats daarvan biedt die een bonte verzameling mengelwerk, tot en met stukjes aan toe die Keillor nog als tiener op de highschool al voor ‘The New Yorker’ schreef. Hoe bewonderenswaardig dat ook zijn mag, het niveau in dit boek wisselt daarom sterk.

Op zijn best is Keillor in dit boek een goede columnist, maar ook weer geen uitzonderlijke columnist.

Hoogstens is nuttig aan dit boek dat erin zichtbaar wordt hoe iedereen tijd nodig heeft een vak te leren beheersen, zelfs al bestaat er dat talent.

Garrison Keillor, We Are Still Married
375 pagina’s
Faber & Faber 1993, oorspronkelijk 1989

[x]opgenomen in het dossier: