Dagboek van een dichter ~ Leonard Nolens

► door: A.IJ. van den Berg

De relatie tussen lezer en schrijver is doorgaans vluchtig. Het kan heel goed dat die slechts een boek aanhoudt. En soms zelfs niet eens die tijdsduur haalt.

En hoewel bijna alles in de relatie tussen lezer en schrijver van éen kant komt, kan een tekst toch heel wat oproepen. Is het niet om de inhoud alleen, dan wel om wat de inhoud zoal vertelt over de maker.

Ik heb te veel boeken in mijn leven gelezen om ze niet te doorzien inmiddels, die schrijvers. Want ik neem hun pogingen tot imponeergedrag waar. Herken hun trucjes. En ik moet daardoor ook toegeven boeken weleens te beoordelen op de persoonlijkheid van de maker; of althans, mijn interpretatie daarvan — wat dan zelfs nog los kan staan van de inhoud.

Pochers en bluffers mag ik namelijk niet.

Een matig boek van een aardig iemand kon me daardoor best eens beter bevallen dan een alom bewonderd meesterwerk van een pretentieuze lul.

En in de weken dat ik met het Dagboek van een dichter van Leonard Nolens bezig was, heb ik met regelmaat moeten nadenken over dit verschijnsel.

Nolens legt namelijk nadruk in dit dagboek op een aantal gedragingen die me bij anderen, zoals een Jeroen Brouwers, hogelijk kunnen irriteren.

Man keert zich bewust af van de wereld om kunst te maken.

Man isoleert zich bewust van ieder ander, door geen normaal geregeld werk te nemen, met het bijbehorende normale inkomen, en geen pogingen tot netwerken te doen, en geen zitting te nemen in jury’s of andere commissies,

De man klaagt vervolgens op papier geen vrienden te hebben, en in alles alleen te staan.

Hoe vaak las ik dit niet eerder bij anderen. Komt daar in het geval van Leonard Nolens bij dat hij poëzie schrijft. In een tijd waarin gedichten iets geworden zijn voor een schaarse liefhebber — die dan liever nog een dichtersavond bezoekt dan een bundel te kopen.

Geeft hij bovendien aan jonge dichters als advies niet te denken dat het mogelijk zou zijn om meer dan tien à twaalf goede gedichten te schrijven per jaar. Zelfs als deze niets anders doet dan dichten.

De kunstenaar als lijdend voorwerp komt nogal hinderlijk aan bod in deze dagboeken derhalve. Het schrijverschap als slachtofferschap. Clichés zijn het inmiddels geworden. Poses kunnen het o zo makkelijk zijn.

Maar geen artiest of schrijver is interessant om wat hij of zij lijden moet. Van Gogh schilderde niet met zijn afgesneden oor. Of het resultaat van al die opoffering nog ergens op lijkt; dat is voor mij het enige dat telt. Nolens kende ik wel als dichter, en nu dus ook als dagboekauteur. En in beide stielen acht ik hem inmiddels hoog.

Nolens’ Dagboek van een dichter is een verzamelbundel, met aantekeningen uit een kleine dertig jaar leven. In deze periode verschenen al vier deelverzamelingen los. Daarom heb ik ook apart boeklogjes gewijd aan Stukken van mensen, Blijvend vertrek, De vrek van Missenburg, en Een lastig portret.

Daarover zij opgemerkt dat me de eerste twee delen beter bevielen dan de daarop volgende. Dat kan heel goed zijn omdat hij in die periode van schrijven nog niet van plan was om zijn aantekeningen te publiceren. Later wist hij dat anderen mee zouden lezen. De dagboeken worden ook klageriger dan. Waarmee ik overigens geen oorzakelijk verband suggereer.

Wellicht ook raakte ik aan Nolens’ toon gewend, waarmee deze ineens minder bijzonder leek.

Een vijfde deel had de titel Verborgen agenda zullen krijgen. Alleen verscheen dit nooit — behalve dan nu, in de verzamelband. Nolens heeft ook dat aangeboden aan zijn uitgever; maar waarom die er vervolgens mee wachtte wordt niet duidelijk uit de tekst. Wat mij dan weer aanzet tot speculatie. De drankzucht in die jaren, en het geklaag daarvan het gevolg, zijn in elk geval geen reclame voor de dichter als mens.

Waarschijnlijk hangt mijn grote waardering voor deze uitgave dus op enkele heel kleine dingen.

Leon Nolens merkte bijvoorbeeld dat zijn dagboekaantekeningen in 1979 ineens ergens op gingen lijken. Was hij al tweeëndertig, had hij al zijn hele leven zulke notities gemaakt, kregen deze ineens een opvallende kwaliteit.

Speculatie van mijn kant is dan weer dat hier misschien de invloed van Canetti speelde. Diens aantekenboek Die Provinz des Menschen was in 1976 in vertaling uitgebracht. En daarmee lag er een voorbeeld van hoe nuttig het was als iemand aantekeningen bijhield in de pauzes als hij niet met zijn hoofdwerk bezig was — bij Canetti was dat die Masse und Macht.

Nolens roemt Canetti ook een paar keer, door de jaren heen. Daar waar verder bijvoorbeeld hoogstens opviel dat hij Komrij’s polemiek zo vervelend vond; en diens gedichten Sinterklaasrijmelarij. [Komrij dan weer wijdde ooit een pesterige column aan de vervelende manier waarop Nolens zijn gedichten zou voordragen.]

Nee, de eerste tien jaar dagboek vooral maakten dat het heel logisch leek dat iemand zich wel verschansen moet, om zijn overgevoeligheid nuttig te kunnen gebruiken. Omdat het offers vergt om iets van kwaliteit te kunnen schrijven.

Konden de achttien jaar die daarop volgden dat beeld niet meer wegnemen — het enige voordeel waarschijnlijk van zo’n dikke verzamelband, waarin een half mensenleven even op looppas doorgenomen wordt.

Desondanks tekende ik uit de laatste tien jaar van Nolens’ aantekeningen onder meer aan:

Misschien is dat het enige spectaculaire wat een dichter in deze tijd nog kan doen: een taal van de intimiteit uitvinden, een verstild spreken tegen de bombast van de reclame in, tegen het pathos van de politieke slogans, tegen de dorheid van de economische analyses, tegen de sensationele waan van het werkelijkheidsonderricht dat kranten en andere media ons denken geven. […][698]

scheiding

Het vierde deel van dit dagboek, dat je dit najaar had willen publiceren, waarom komt dat er niet? Omdat je het niet durft te lezen. Hoe verklaar je dat het dagboek, toch bij uitstek het genre dat iemand vooral voor zichzelf schrijft, de schrijver ervan zo’n angst inboezemt? Omdat hij tijdens het lezen zijn leven moet overdoen? Zoals een hond terugkeert naar zijn braaksel? [705]

scheiding

Opnieuw: het materiaal van de schrijver is zijn gereedschap. […][749]

scheiding

Kunst maken is de meest elitaire bezigheid: men verlaat het huis en de geliefden, de massa en de straat om zijn intiemste droom te verwezenlijken. Het kunstwerk zelf is als het goed gaat de superieurste vorm van democratisch leven: het verzoent eigenmachtig en vrijelijk zijn mening en wensen met die van anderen, als is hun weerstand aanvankelijk nog zo groot.

De kunstenaar is een groot egoïst, het kunstwerk een groot democraat. [820]

scheiding

Je leest vooral wat de tand des tijds heeft doorstaan. Tijdgenoten lezen is vaak tijdverlies. Met die gedachte sta je niet alleen. Vergeet dus niet dat heel wat tijdgenoten hetzelfde denken van jou! [977]

scheiding

Zelfhaat is het beste bewijs dat er zoiets bestaat als een zelf. [1017]

Dit is het laatste boeklogje uit een reeks van vijf, die hier begint.

Leonard Nolens, Dagboek van een dichter
1979–2007
1060 pagina’s
Em. Querido’s uitgeverij, 2009

[x]opgenomen in het dossier: