Pour Me ~ A.A. Gill

► door: A.IJ. van den Berg

Gill heeft iets dat vrijwel alle andere auteurs missen. Hij is grappig, zonder daartoe opzichtig de grap te hoeven zoeken.

Zelfs Pour Me, een autobiografie die hem vooral diende om te reconstrueren wat er aan triestigheid gebeurd is in de jaren dat hij aan drank verslaafd was — omdat echte herinneringen ontbreken — is humoristisch over al die ellende. Kan hij nog zo stellig beweren dat dit niet zijn bedoeling was.

Heeft dat levensverhaal van Gill — die A.A. als voorletters krijgen door dit boek ineens extra betekenis — wel een opvallend gelukkig einde. De moeilijkheden die er zo lang waren, werden overwonnen. En de man bleek zelfs opvallend uit te blinken in het schrijven voor goed betalende publicaties, terwijl het op school toch nooit wat was geworden vanwege zijn dyslexie.

Adrian Gill [1954] dronk zijn laatste drank in de trein op weg naar de kliniek waar hij in drie weken zou afkicken. Zijn vader reisde met hem mee, en zijn toenmalige had een mand meegegeven met eten en twee flessen champagne.

Hij was toen dertig.

En eenmaal van de drank af lag er alleen wel nog de moeilijke taak om te vinden wat hij dan wel wilde met dat leven.

Kwam dat schrijven pas een klein decennium later met het grote, goed betaalde succes.

Eerder had Gill het op de kunstacademie geprobeerd — wat misschien toch ook verklaart waarom ik hem zo goed schrijven vind. Tekenen bestaat allereerst uit kijken. En waarnemen is nu net iets dat A.A. Gill heel goed kan.

Mislukte hij wel in de beeldende kunsten omdat hij daarin nooit iets eigens bereikte. Weliswaar leerde hij op de academies ambachtelijke vaardigheden. Alleen doet hij in zijn autobiografie opvallend badinerend over de positieve kant van die kwaliteiten. Want, wie goed tekent, volgt daarmee toch ook getrouw eerdere klassieke voorbeelden. En in de kunsten is dat nu net niet goed.

Adrian Gill is zo dyslectisch dat als hij een fonetisch gespelde tekst van hem te lang laat liggen, ook hijzelf al niet meer weet wat er staat. Al zijn krantencolumns en artikelen, en ook dit boek, werden daarom gedicteerd. De laatste jaren is dat steeds aan dezelfde vrouw. En misschien bestaat zijn schrijven uit wel niet veel meer dan de wens om deze vrouw te amuseren.

Ze hebben elkaar ook nog nooit ontmoet.

Dus blijft mijn inmiddels standaard geworden kritiek op Gill staan. Hij is een schrijver van zinnen. Een maker van alinea’s. Daarom lees ik hem. De opbouw van zijn teksten daarentegen is altijd merkwaardig, laat staan dat in een boek over éen onderwerp, zoals deze autobiografie, de indeling de inhoud versterkt. Het begint indrukwekkend, met beschrijvingen van die drankovergoten periode, daarna kakt het boek in.

En Gill vermijdt éen vraag wat in Pour Me. Achter elke overwonnen verslaving schuilt de vraag waarom zo iemand dan ooit zo vallen kon voor de verleiding van hetgene dat de verslaving bracht. De Britten zijn al van de harde drinkers, getuige de centra in de steden elk weekend. Veel genot lijken deze niet te kunnen beleven aan alcohol.

En dan komen Gill’s pogingen tot een antwoord niet verder dan dat er geen antwoord is. Behalve dan dat hij waarschijnlijk niet erg gelukkig was, zonder doel in het leven; terwijl er tegelijk geen redenen waren om zo ongelukkig te zijn. Hij weet niet waarom al die drank elke dag moest, die periode van vijftien jaar in zijn leven.

Maar in de rijkheid aan details over dat door drankdoordesemde leven zit de voornaamste waarde van dit boek — zelfs al is die dan enkel constructie van een man in de zestig die terugkijkt na nu al dertig jaar droog te staan.

A.A. Gill, Pour Me
241 pagina’s
Weidenfeld & Nicholson, 2015

[x]