Kuifje 19: In Tibet ~ Hergé

► door: A.IJ. van den Berg

Alle albums van Kuifje hebben een uitgebreid eigen lemma op Wikipedia. En de pagina over De blauwe lotus wreef me in dat ik een legendarisch album uit de serie misschien te makkelijk had afgedaan op boeklog.

Was Hergé zich niet grondig gaan documenteren voor de strip? Werd de kwaliteit van de verhalen vanaf dat moment niet een stuk hoger?

En had de Franse bevolking juist niet dat album als een twintigste-eeuws meesterwerk erkend?

Alleen heb ik enkel weet van de naoorlogse varianten van de stripalbums; ofwel de ingekleurde versies, die niet zelden geheel opnieuw getekend zijn, of op zijn minst voor een deel. Dat aan De blauwe lotus later betrekkelijk weinig is herzien, maakt daarmee ook dat dit album opvallend genoeg veel ouderwetser lijkt in het tekenwerk dan van de boeken die er voor verschenen in de chronologie; zoals het wel compleet gereviseerde deel De sigaren van de farao.

De sigaren van de farao, dat een tweeluik vormt met De blauwe lotus, bevatte overigens zo veel onmogelijke ontwikkelingen in de plotlijn dat ik het boek daarom niet uit kon lezen, en hier verder negeer.

Kuifje in Tibet, dat ruim vijfentwintig jaar later verscheen, is misschien de enige Kuifje waaraan ik wel oude herinneringen heb. Geen idee waarom. Een mogelijke verklaring kan zijn dat het in dit verhaal niet gaat om weer zo’n strijd tegen misdadigers; met alle voorspelbare clichés van dien. Kuifje in Tibet is een reisverhaal, waarin getracht wordt een vriend te vinden in het midden van niets.

Punt was wel dat dit boek begint als Kuifje is weggedroomd, tijdens een schaakpartij, en dan ineens even heftig telepathisch contact lijkt te zijn met zijn oude vriend Tchang. Die is in levensgevaar. Arriveert er ook al vlot heel toevallig een brief, waarin Tchang zijn komst naar Europa aankondigt. Waarop onze helden moeten concluderen dat hun vriend wel in een vliegtuig moet hebben gezeten dat in de Himalaya’s verongelukt is.

Dus is het vereist dat ze op expeditie gaan, om hem te zoeken. Was er immers dat ene telepathische teken niet dat Tchang nog in leven zou zijn?

Ik had het vroege album De blauwe lotus nodig om te zien wat had gemaakt dat Kuifje en Tchang ooit zo’n sterke band kregen. Om daarbij te ontdekken dat ook daar bij nogal wat reddingen een rol speelden. Kuifje begon er mee door de ander, die hij op dat moment helemaal niet kende, uit een rivier te vissen.

Daarop redde Tchang vervolgens Kuifje nog weer een keer of wat van dood door geweld. In dat avontuur.

De sterkste signalen die tot mij komen als ik ben weggedroomd, zijn doorgaans van een nogal banale aard. Dat ik mijn schoolexamen moet overdoen. Zulk werk. Toch vervoeg ik me, eenmaal helder wakker, nooit bij mijn vroegere middelbare school. Een boek moet kortom wel goed in elkaar steken als zo’n vage aanleiding tot een verhaal geloofwaardig wordt uitgewerkt. En vervolgens bleek Kuifje in Tibet ook éen van de betere delen uit de reeks te zijn.

Zo is de afwisseling tussen ernst en luim goed getimed. Bovendien blijft er lang spanning óf Tchang nog levend wordt aangetroffen, en óf Kuifje, kapitein Haddock, en hun gids niet zelf eerst bezwijken in de koude op de berghellingen, daar zo dicht bij het dak van de wereld. Grafisch is een boek als dit ook veel interessanter dan de vroegste albums.

Ware er niet al die spoiler geweest, van de grote voetstappen, op de voorplaat van het album, dan had ik er hier trouwens over gezwegen dat er ook een Verschrikkelijke Sneeuwman voorkomt in het verhaal. En dat deze daarin een bepalende rol speelt, zelfs. Waarbij deze Yeti zich bovendien nogal wat menselijker toont dan de legenden het willen.

Alleen ligt er voor de ervaren lezer wel het elementaire gegeven dat solitaire Yeti’s niet kunnen bestaan, als aparte soort. Wil een beest met enige regelmaat geobserveerd worden, door de eeuwen heen, hoe schuw ook, dan is daar een stabiele populatie voor nodig van minstens enige tientallen exemplaren.

Tenzij de Yeti dus geen beest is, maar bijvoorbeeld een door de mensen uitgestoten rariteit; een kind bijvoorbeeld dat ooit als duivelskind werd gezien, omwille van éen of andere haargroeistoornis of andere hormonale afwijking. Wat daarmee indirect de medemenselijkheid van de Yeti in dit album zou kunnen verklaren.

Hergé, Kuifje in Tibet
62 pagina’s
Casterman, 1960

[x]opgenomen in het dossier: