Er is geen eind aan Kuifje ~ Wim Noordhoek

Eind jaren zestig schreef Wim Noordhoek als eerste serieuze beschouwingen over de strip Kuifje, in het blad De Nieuwe Linie. Ik kan slechts vermoeden hoeveel taboes hij had te overwinnen met deze onderwerpkeuze. Het zullen er niet weinig zijn geweest.

Deze vijf essays werden tien jaar later verzameld, en aangevuld met een interview met Hergé — de schepper van Tintin — afgedrukt in het boekje Er is geen eind aan Kuifje. Noordhoek merkte bij die gelegenheid op dat er inmiddels wel al serieuzer studie van de strip was gemaakt. En dat zijn woorden daar toch wat schril bij afstaken.

Ik weet dat allemaal niet.

Prettig aan deze publicatie is nu nog dat Noordhoek niet kan wegsteken ondanks alles een fan te zijn van de reeks. En die bewondering wordt zo aanstekelijk, omdat die niet slaafs is. Zo was hij wat teleurgesteld in Vlucht 714; het album dat dan als laatste is uitgekomen.

De zwakheden in de verhalen zijn bovendien, opvallend genoeg, soms juist wat ze aantrekkelijk maken:

de kracht van Herge [ligt] er in dat hij er geen enkel bezwaar in ziet zijn verhalen op te bouwen uit de banaliteiten, overbodigheden en gemeenplaatsen die echte schrijvers juist tot het uiterste vermijden, uitgaande van het idee dat er zo het een en ander aan de fantasie en zelfwerkzaamheid van de lezer moet worden overgelaten. [5]

Eerder sprak ik eens het vermoeden uit dat de kracht van stripverhalen is dat ze goed te herlezen zijn. Dat éen keer lezen niet volstaat, omdat er dan te veel niet gezien wordt. Ik ben waarschijnlijk vrij onverschillig over Kuifje, omdat ik de meeste albums als kind wel gelezen heb, maar niet bezat. Dus is dat herlezen er nooit van gekomen. Daarom zijn de verhalen niet tot in mijn DNA doorgedrongen.

Noordhoek brengt een heel prettige antidosis tegen die onverschilligheid. Bovendien komt hij met tal van verklaringen; al dan niet geholpen door Hergé in het gesprek tussen beiden. Zo is dat zo levensloze gezicht van de stripheld, met die stipjes voor ogen, en die pukkel als neus, allereerst een masker waarin elk lezend kind zichzelf kan herkennen.

Enthousiasme maakt soms mooi.

* Wim Noordhoek’s weblog.

Wim Noordhoek, Er is geen eind aan Kuifje
Achtergronden van het beeldverhaal 3

28 pagina’s
Uitgeverij De Meulder 1979 [2e herziene druk]

Kuifje 02: In Amerika ~ Hergé

Eenmaal je iets geleerd hebt, is het vaak heel moeilijk nog weer voor te stellen hoe het was om die kennis of kunde niet te hebben. Helemaal als dat moment lang geleden ligt. Zo moet ik vroeg in mijn jeugd het benul hebben opgedaan dat er een land bestond met de naam Amerika, dat nogal speciaal was.

Ongetwijfeld bestond dit besef uit losse feiten die ik nu zou herkennen als tergende en zelfs foute clichés. Amerika was goed, want dat had ons bevrijd, en Rusland was fout, dat werk; want toevallig loeide de Koude Oorlog nog toen ik van kind een man werd.

Eén van de weinige zekerheden die ik heb, is dat ook in Nederlandse kinderboeken Amerika een magische plaats kon zijn. Pietje Bell verhuisde er naar toe. In Kruimeltje speelt dat land een rol. En dan waren er de kojboj-boekjes nog, ook die niet per se voor kinderen bedoeld zijn.

Toen het stripalbum Asterix: De grote oversteek uitkwam, herkende ik in elk geval al de parodie op het Vrijheidsbeeld in de haven van New York. Toen was ik nog geen tien.

Of Kuifje in Amerika heeft bijgedragen aan het vormen van mijn ideeën over dat land, weet ik niet. Het is onmogelijk om na te gaan wanneer dit stripalbum voor het eerst gelezen is. Zonder deze themamaand was het boek ook nooit herlezen, trouwens. De strip stamt oorspronkelijk uit 1931, en is daarom nog wel erg eendimensionaal. De eerste boeken uit een decennialang doorgaande reeks zijn óf de allerbeste, óf het gebrekkige werk van een beginner. En bij stripseries gaat meestal de laatste vuistregel op.

Dus las ik weer eens meer om een boek dan in een boek. Wat nog wel weer aardige informatie opleverde. Zo wil de Kuifje-exegese dat dit verhaal het eerste was waarvoor Hergé zich grondig gedocumenteerd had. Hij las een boek over de inheemse bewoners van Amerika, en éen over de georganiseerde misdaad in het land.

Doel was ook om de Indianen in het verhaal niet zo wreed of slecht af te beelden als de Kojboj-films uit zijn tijd altijd deden; al mochten ze blijkbaar evenmin intelligent worden. Daarom zit er een wel zeer vlot vertelde scène in het album dat als er olie ontdekt werd onder het land van de Zwartvoet-stam, ze daar vrijwel meteen van verdreven worden. Waarop de witte Amerikanen nogal prompt overnacht op dezelfde plek een hele stad laten verrijzen met wolkenkrabbers en al.

Kuifje in Amerika is een vooroorlogse Belgische strip, van een behoudend katholieke uitgever, waarvan de makers niet geheel kritiekloze fans waren van Amerika. De geldzucht daar leverde telkens voer op voor kritiek.

Het geweld in het land daarentegen speelt een vanzelfsprekende en dragende rol in het verhaal — voor zover er een verhaal verteld wordt. Uitgangspunt is namelijk dat de jongeheer Kuifje naar de VS gezonden wordt om er de georganiseerde misdaad te bestrijden. Dus biedt dit album vooral dom geknok, waarin de kansen telkens keren, van het soort dat niet meer spannend is voor wie het verhaal niet krijgt toegediend in minieme stapjes van twee pagina’s per week.

Voornaamste kwaliteit van dit album lijkt me dat er veel gebeurt in weinig plaatjes. Jammer daarom dat die gebeurtenissen me niet boeiden.

Vragen die bij mij meteen rezen op de allereerste pagina van dit album waren onder meer: wie zond Kuifje uit dan? Die jongen die volgens zijn schepper dan een jaar of zestien is? En hoe wisten de georganiseerde misdaadbendes van zijn komst?

Niet dat de jongeheer Kuifje om anonimiteit geeft trouwens. Elk van zijn heldendaden worden breed verspreid via de nieuwsmedia, en aan het einde van het verhaal krijgt hij zelfs een tickertape parade in New York. De tergende onnozelheid van de latere James Bond-verhalen en -films, dat misdaad blijkbaar het best solo bestreden kan worden door een nogal opvallend personage, bestaat dus al heel lang.

Hergé, Kuifje in Amerika
63 pagina’s
Casterman 1963, oorspronkelijk 1932
anonieme vertaling van: Tintin en Amérique

Kuifje 04: De blauwe lotus ~ Hergé

Vroeg ik me ineens af wanneer in iemands leven superhelden eigenlijk een beetje te kinderachtig worden voor een boeiend verhaal. Omdat bij superhelden de afloop van de gebeurtenissen altijd al vast staat. Variatie is er hoogstens in hoe zo iemand deze keer gehandicapt wordt; en daardoor niet alle superkrachten al meteen kan gebruiken.

Toch, misschien geldt dit voorbehoud alleen voor mij. Mensen genoeg die geloven dat een sterke man veel problemen weg zou kunnen nemen.

En, nogal wat in het hedendaagse filmaanbod gaat om éen of andere superheld, of vaak zelfs een heel stelletje daarvan.

Over de stripreeks Kuifje schreef ik al eerder dat deze verhalen me nooit eigen zijn geworden, omdat ik de albums niet zelf had. Daardoor kwam het nooit eens tot herlezen. Terwijl dat eeuwige herlezen nu net bij strips hoort. Een stapel stripalbums bood domweg troost, als je thuis was, te ziek voor school. Maakte niet uit hoe vaak je die boeken eerder al eens had gelezen.

En als ervaren lezer een Kuifje-album doornemen, blijft een hachelijke onderneming. Ook al omdat er een behoorlijke afstand in tijd kan bestaan tussen het moment dat zo’n verhaal getekend werd en 2018.

In het vroege avontuur De blauwe lotus is bijvoorbeeld het ‘Shangai incident’ verwerkt, dat speelde in het voorjaar van 1932.

Shanghai had indertijd een internationale concessie, met een eigen bestuur; die veel had van een kolonie op het Chinese vaste land, en dat dan toch net niet was omdat meerdere landen tegelijk er de dienst uitmaakten. Ook de schrijver J.G. Ballard heeft deze omgeving in meerdere boeken gebruikt.

Japan had indertijd Mantsjoerije al veroverd, en wenste nog meer invloed in China; waarbij Shanghai als havenstad van grote betekenis was.

Dus was het even oorlog in het gebied waar Kuifje vrij toevallig terecht komt, na een intrigerend bericht te hebben opgepikt via de kortegolf radio.

Ik wilde De blauwe lotus enkel lezen, of misschien herlezen, om te weten te komen hoe de held van dat verhaal zo bevriend zou raken met de jonge chinees Tchang — die zo’n belangrijke rol speelt in het veel latere verhaal Kuifje in Tibet. De heel vroege albums interesseren me namelijk niet heel erg. Dat zijn me veel te platte superheld-verhalen, met die altijd onoverwinnelijke held.

Of ik zou Kuifje in Congo nog eens in alle paternalistische en racistische glorie van de oeruitgave moeten kunnen lezen.

De blauwe lotus riep ook al onmiddellijk een hele reeks vragen op. Hoe oud is Kuifje, bijvoorbeeld? Of is hij toch eerder een volwassene die met dwerggroei kampt?

Hergé vertelde aan Wim Noordhoek het gezicht van Kuifje expres heel simpel te hebben gehouden; zodat elk kind zich met deze held zou kunnen identificeren. Meende de maker ook dat het de vereenzelfiging zou helpen door Kuifje kleiner te maken dan de meeste volwassenen in het boek? Zelfs de meest armoedige Chinezen zijn groter dan hem.

In latere albums lijkt Kuifje me nog een heel stuk groter gegroeid.

Het verhaal van De blauwe lotus is er vooral éen van veel geknok, en wisselende kansen, dat misschien spannend was voor wie de strip indertijd als vervolgverhaal las, en telkens een tijd moest wachten op de afloop, maar voor mij nooit boeiend kon worden.

Ik bleef vooral met al die vragen zitten. Waar haalde Kuifje het geld vandaan om in de jaren dertig met het vliegtuig naar Shanghai te gaan? Hoe kon het dat hij zo probleemloos een tank wist te besturen? Waar had hij zijn ervaring met vuurwapens opgedaan?

[ wordt vervolgd ]

Hergé, De blauwe lotus
64 pagina’s
Casterman 1955, oorspronkelijk 1936
anonieme vertaling van: Les Aventures de Tintin, reporter, en Extrême-Orient

Kuifje 08: De krab met de gulden scharen ~ Hergé

Aan een serie kleeft dat je favorieten krijgt, en andere afleveringen minder lief hebt. En voor zo ver ik de reeks Kuifje kende, scoorden daarin de verhalen redelijk hoog die Hergé tijdens de Nazi-bezetting publiceerde, in een collaborerende krant. Le Soir.

Meeste indruk maakte waarschijnlijk De geheimzinnige ster. Minst interesseerde me het album De krab met de gulden scharen.

En laat Steven Spielberg nu net grote stukken uit dat laatste boek gebruikt hebben voor zijn Kuifje-film, tezamen met Het geheim van de eenhoorn, en De schat van Scharlaken Rackham. Die film zag ik inmiddels, en zal ik hier verder niet bespreken; daar is boeklog het podium niet voor. Als observatie kan volstaan dat me de computereffecten en de muziekbombast van John Williams meer interesseerden dan de personages, of het verhaal.

Wel dwong die voorstelling me om nog eens te kijken wat precies uit de boeken gebruikt was, hoe dit door elkaar was gehusseld, en wat er allemaal door Spielberg werd bijbedacht.

En daarbij viel opnieuw De krab met de gulden scharen me vreselijk tegen.

Dit album is dan wel weer belangrijk voor de reeks, omdat Kuifje erin kennis maakt met Kapitein Haddock. Daarmee kwamen er meer dimensies in de boeken. Kuifje is toch allereerst een brave padvinder, die altijd goed doet, en daarmee literair gezien een volkomen éendimensionaal personage blijft.

Met de vloekende en aan alcohol verslaafde voorzitter van de Liga der Zeevarende Geheelonthouders erbij, kregen de helden van de verhalen tenminste iets kleurrijks.

Maar die Haddock is in dit album nog niet de man die hij later in de reeks zou worden. Aan zijn personage valt nu slechts nog op dat het drinkt, en er alles voor over heeft om te kunnen blijven drinken.

Er werd ook gesmokkeld met zijn schip, waarbij de contrabande verstopt zat in blikjes met een krab op het etiket.

Die misstand moest natuurlijk worden rechtgezet.

wordt vervolgd

Hergé, Kuifje: De krab met de gulden scharen
62 pagina’s
Casterman, 1966

* illustratie uit het besproken boek


Kuifje 09: De geheimzinnige ster ~ Hergé

Fictie schrijven biedt werkelijk alle vrijheid. Alles kan. En zelfs het onmogelijke kan geloofwaardig worden als de auteur zijn of haar stiel een beetje beheerst.

Wat het vervolgens zo vreemd maakt dat vrijwel alle schrijvers vast blijven plakken aan een beperkte vorm van realisme — en hoogstens wereldjes beschrijven die niet enkel zij kennen, maar het lezende publiek van dat moment ook heel bekend zal voorkomen.

Hebben strips nog eens de extra beperking dat tekeningen lang zo abstract niet kunnen zijn als woorden; willen ze een lezer tenminste een lopend verhaal brengen.

Leve daarom het stripboek waarvan de maker er in de eerste pagina’s mee dreigt de hele aarde te laten vergaan.

Maakt niet uit dat er nog een hele boel albums volgden op dit ene boek. Zodat het met het vergaan van de wereld wel wat mee vallen zal, van een afstandje bekeken.

Voor de duur van enkele pagina’s is er even hoogspanning. Een groot lichaam uit ruimte nadert de aarde ras. En de temperatuur daar stijgt tot onhoudbaar hoge waarden.

Viel ik toch uit het verhaal door een slordigheidje van de makers. Want volgens het ene plaatje suist dat ruimtelichaam met onmetelijke snelheid op de aarde af.

En vervolgens kan iemand toch het exacte moment berekenen waarop de aarde zal vergaan. En daartoe is het toch echt nodig om de snelheid te weten van wat er op de aarde afkomt. Dus is die snelheid niet onmetelijk.

Merkwaardig toch waarover ik zoal struikelen kan bij het lezen. Schrijvers mogen dus best even dreigen met een totaal armageddon, moest alleen hun taalgebruik wel kloppen daarbij.

De geheimzinnige ster is een oorlogs-Kuifje. Het verhaal verscheen in de kranten tijdens de Duitse bezetting van België. En daardoor kon er ineens heel veel niet meer in de avonturen. Dus speelt het verhaal thuis, en in zoiets onbestemds als ‘op zee’,

Bij het lezen stoorde dat aspect niet echt. Ik had er meer moeite mee dat het boek iets claustrofobisch heeft. Er lijken amper honderd mensen te wonen in de wereld van Kuifje — want natuurlijk gaat hij als enige naar de sterrenwacht om te informeren naar die vreemde lichten in het uitspansel. En vanzelfsprekend mag hij als enige journalist mee op de expeditie naar de ijszee waar het ruimtelichaam, of wellicht een deel daarvan, schijnt te zijn ingeslagen.

De beperktheid van een cast hoeft niet per se op te vallen — geef een boek vaart, en geen lezer zal er bijgedachten bij krijgen. Aan de Kuifjes die ik lees, valt alleen telkens weer op dat ze zo’n laag tempo van vertellen hebben, wat de albums iets ouderwets geeft dat niet altijd charmeert.

Hergé, De geheimzinnige ster
64 pagina’s
Casterman, 1967
vertaling van L’etoile mystérieuse, 1942

Kuifje 10: Het geheim van de Eenhoorn ~ Hergé

Simon Kuper publiceerde onlangs een heel verhaal in de Financial Times over Hergé en diens oorlogsjaren – mede vanwege die Spielberg-film. En Kuper kleurde deze beschouwingen met weetjes uit het leven van Georges Remi; zoals de tekenaar eigenlijk heette.

Zo kan het best dat hij een rolmodel had voor de twee blunderende detectives Jansen en Janssen. Omdat zijn vader een identieke tweelingbroer had.

Verder speelt er een familiegeheim. Vader Remi was wellicht een ondergeschoven kind — wat dan betekende dat de hele familie het onrecht was aangedaan om niet te hebben georven waar eigenlijk recht op was.

En waarschijnlijk niet toevallig gaan de twee albums Het geheim van de Eenhoorn en De schat van Scharlaken Rackham over een erfenis. In dit geval over wat de voorvaderen van kapitein Haddock hem eigenlijk hadden nagelaten.

Het geheim van de Eenhoorn is daarbij wel een wat statisch verhaal. Een kleine comedy of errors, die op zekere leeftijd niet meer grappig worden wil. Alles gebeurt in de plaats waar Kuifje en Haddock op kamers wonen. Daarbij speelt bovendien het toeval wel een heel grote rol. Want, toevallig vindt Kuifje op de markt een schaalmodel van een schip dat De Eenhoorn heet, dat bij zijn vriend thuis toevallig op een schilderij staat afgebeeld, zonder dat dit beide ooit is opgevallen.

Kuper koppelt in zijn FT-artikel de Belgische bezetting aan de aard van de avonturen die Kuifje meemaakte. Die kon niet meer op avontuur in nabije landen, om zo onderhuids kritiek te leveren op wat daar plaatsvond — wat in eerdere albums wel gebeurde — dus moesten de verhalen wel in de buurt spelen. Als Kuifje er wel op uittrok, was dat in de oorlogsjaren naar zoiets onbestemds als ‘de zee’.

wordt vervolgd

Hergé, Kuifje: Het geheim van de Eenhoorn
62 pagina’s
Casterman, 1967

* illustratie uit het besproken boek


Kuifje 11: De schat van Scharlaken Rackham ~ Hergé

In de albums Het geheim van de Eenhoorn en De schat van Scharlaken Rackham valt de stripreeks Kuifje in een duidelijke plooi. Kuifje hoeft voortaan niet meer in zijn eentje op avontuur, met zijn hond als voornaamste helper. Daarmee werden de boeken rijker, en evenwichtiger.

Voortaan zijn daar kapitein Haddock bij, en ook professor Zonnebloem; die plots opduikt in het album De schat van Scharlaken Rackham. Met een heel nuttige vinding ook nog. Die misschien daarom wel op het kaft staat afgebeeld.

Bovendien wordt door dit album duidelijk hoe het goed Molensloot voortaan de uitvalsbasis kon worden voor de avonturen.

Maar een kleine zeventig jaar nadat dit avontuur getekend werd, vallen ook wat andere zaken op. Zo is het tempo van dit album, net als dat in die daarvoor, nogal bedaagd. Het is niet vreemd dat Spielberg drie boeken had om éen film te maken. Hedendaagse striptekenaars verwerken vier keer zoveel verhaal in een boek.

Omgekeerd krijgen de grappen op dit moment doorgaans aanzienlijk minder ruimte; want als er al grappen voorkomen tegenwoordig zijn die allereerst verbaal. Hergé zoekt de humor liever in de slapstick; en die vergt een zorgvuldige opbouw en timing, waarvoor altijd meerdere plaatjes nodig zijn.

Mij viel op dat ik het plot van dit album volledig vergeten was; hoewel ik het meer dan eens gelezen moet hebben. Dit helemaal aan een gebrekkig geheugen wijten, is niet terecht. Het einde komt onverwacht. En daarvoor worden op het laatst wel heel veel elementen aangereikt die helemaal niet voorkwamen in het album.

En elk geval las ik het boek daardoor wel volledig gefocust uit.

Hergé, Kuifje: De schat van Scharlaken Rackham
62 pagina’s
Casterman, 1966

* illustratie uit het besproken boek


Kuifje 15: Raket naar de maan ~ Hergé

Het stripverhaal was enige decennia terug in de eerste plaats voor kinderen en tienerjongens bedoeld. Maar de jeugd van tegenwoordig is meer gewend, bewegende beelden bijvoorbeeld, met geluid daarbij, dus taant in bijna alle landen de populariteit van het genre zeer.

Niettegenstaande alle pogingen om meer van het stripverhaal te maken.

De liefhebbers van het moment, van welk genre ook, zijn vaak al lang geleden als kind aan strips verslaafd geraakt.

En ik kan die teruglopende populariteit in sommige opzichten jammer vinden, want sommige stripverhalen hebben mij veel gebracht. Maar er zijn tegelijk getekende verhalen die mij altijd weinig hebben gezegd. Misschien omdat ik dan niet alle albums heb gelezen als klein kind. Misschien omdat ik geen van de boeken bezat, en nooit aan herlezen, en het nog eens herlezen, en nog eens kijken, toekwam — dat zo noodzakelijke procedé om me de strip helemaal eigen te maken.

Daarom kan ik goed begrijpen dat kinderen, of vrouwen, er niets aan vinden.

De stripreeks met Kuifje als held heb ik in elk geval nooit de meest interessante strip gevonden. Waarom is me dus niet goed duidelijk. Misschien omdat andere reeksen gezegend waren met een wat minder kleurloze held — Mickey Mouse was al evenmin ooit een idool van me — misschien omdat de Kuifje-albums domweg altijd uitgeleend waren in de bibliotheek.

En later terugkeren naar zo’n reeks, om alsnog de ontdekkingsreis te kunnen maken, lukte niet. Toen ik me bewust was niet alle Kuifjes te kennen, bewonderde ik andere tekenaars in zijn stijl al meer. Edgar P. Jacobs bijvoorbeeld, die nota bene in vele Kuifje-albums de achtergronden tekende, maakte met Blake & Mortimer een grafisch en verhaaltechnisch interessantere reeks.

Zelfs Theo van den Boogaard deed iets binnen alle beperkingen van de ‘klare lijn’ dat me meer zei.

Ik las nu de twee albums Raket naar de maan en Mannen op de maan als een tegenwicht tegen alle wetenschap in Mary Roach’s boek Packing for Mars.

Dat viel me niet altijd mee.

wordt vervolgd

Hergé, Raket naar de maan
62 pagina’s
Casterman z.j., oorspronkelijk 1953
vertaling van Objectif lune

Kuifje 16: Mannen op de maan ~ Hergé

Ik kan me niet herinneren of ik de albums Raket naar de maan en Mannen op de maan ooit eerder gelezen heb. Tegelijk waren vele elementen uit het boek me wel bekend.

Die roodwit geblokte raket bijvoorbeeld, door Hergé ooit gemodelleerd naar de Duitse V2, is een soort stijlicoon geworden.

En ook ben ik herhaald de claim tegengekomen dat de tekenaar zich technisch zo nauwgezet had voorbereid. Dat hij, in dit science-fiction verhaal, enkele problemen waarmee astronauten vijftien jaar later mee te kampen hadden, toch al vrij goed wist te voorspellen.

Tsja.

Raket naar de maan bleek een rijkelijk traag verteld album te zijn. De spanning in het verhaal moet vooral komen van een onbekende vijand. Die wil namelijk de geheime maanraket in bezit krijgen. Maar het boek eindigt dan weer met een anderssoortige cliffhanger. Bij de lancering van de raket zijn onze helden bewusteloos geraakt. Komen ze ooit nog weer bij?

Bij zo’n vraag is het een behoorlijk nadeel om het vervolg al te weten. Natuurlijk kwamen ze weer bij. Anders konden ze immers nooit op die satelliet rondhuppelen, in het vervolg Mannen op de maan.

Aan boord van de raket was alleen wel een verstekeling verstopt, terwijl de olijke detectives Jansen en Janssen ook al onverwacht zijn meegereisd. Daardoor is er te veel weinig zuurstof om lang op de maan te blijven, en misschien ook wel om de terugreis te overleven.

Alleen weet de lezer wat dit betreft ook al beter.

Maar dat was nog niet eens mijn grootste probleem met de albums. Ik vond ze uit een duidelijk trager tijd stammen, waarin alles zich langzamer ontwikkelde. Bovendien ergerden de vele oubollige grapjes me wat. Waar Hergé de humor zal hebben ingezet om de hoogspanning zo af en toe breken, hielden ze voor mij het verhaal alleen maar extra op.

Grappig vond ik wel enkele anachronismen. Zoals het gegeven dat in de jaren vijftig nog zo in de wonderen van atoomkracht werd geloofd, dat zoiets futuristisch als een raket daar wel mee moest worden aangedreven.

Knap, dan toch, het gegeven dat Hergé wel wist dat er buiten de aarde geen zwaartekracht zou zijn — dat ook éen keer in een grap met zwevende whisky gebruikt — maar voor het overzicht liever wel de ruimtevaarders de hele tijd met hun voeten op de grond zette. Wat dan verklaard werd door de raket zo’n versnelling te geven, dat die een pseudo-zwaartekrachtveld opwekte.

Hergé, Mannen op de maan
62 pagina’s
Casterman z.j., oorspronkelijk 1954
vertaling van On a marché sur la lune

Kuifje 17: De zaak Zonnebloem ~ Hergé

Vreemd aan nogal wat Kuifje-albums blijft dat ik ze niet zo goed ken — want nooit zelf gehad, en dus nimmer herlezen — terwijl dit juist andersom is voor nogal wat andere Nederlanders. Verwijzingen naar deze strip konden vrij straffeloos gebruikt worden, in de populaire cultuur.

Strips zijn alleen iets geworden van mannen op leeftijd. De jeugd van nu heeft andere referenties.

Geen idee had ik bijvoorbeeld dat de percussiegroep Slagerij van Kampen zijn naam ontleende aan een running gag in het album De zaak Zonnebloem. Steeds als mensen het goed Molensloot van kapitein Haddock bellen, denken ze die slagerij aan de lijn te krijgen.

Dat plaatje in het boek van de detectives Jansen en Janssen, die iets te hard remmen in hun Deux-chevaux, waardoor ze bobbels in het stoffen dak maken, ben ik dan wel weer in tal van variaties tegengekomen.

Dus levert het lezen van een Kuifje een wat tweeslachtige ervaring. Enerzijds zie ik blijkbaar voor het eerst van alles dat allang tot mijn culturele bagage had moeten horen. Ook valt me op hoeveel latere stripmakers ontleend hebben aan Hergé; in lijnvoering en in hoe de plaatjes tonen wat ze tonen bijvoorbeeld.

Tegelijk valt het niet mee om als volwassene een strip te lezen die in de jaren vijftig gemaakt werd, voor een jong publiek van toen. Voor jongetjes dan ook nog, waarschijnlijk, gezien de zorg die besteed is aan het tekenen van de dure en snelle auto’s uit die tijd.

De vertelsjablonen zijn alleen wat te duidelijk zichtbaar.

Ook valt inmiddels op hoe ongewoon Hergé’s keuze is geworden om een actieverhaal af te wisselen met momenten van slapstick.

Verder lukte het me niet om te geloven in het verhaal dat De zaak Zonnebloem brengt. Wat vast komt om mijn weerzin tegen superkrachten of geniale uitvinders in verhalen.

Trifonius Zonnebloem lijkt bijvoorbeeld altijd in zijn eentje te werken. Waardoor de logica vereist dat de beste man niet alleen een geniaal wetenschapper is, maar ook een groot materiaalkundige, werktuigbouwkundig ingenieur, en een heel kundig ambachtsman. Want hoe is hij anders in staat al die vindingen te doen, die toch telkens neerkomen op het bouwen van apparaten die iets kunnen dat geen fabrikant eerder is gelukt?

Toegegeven, het verhaal zou nogal worden opgehouden als Hergé ook nog de uitgebreide staf had moeten tekenen die professor Zonnebloem omringt.

Alleen had het bestaan van zulke medewerkers wel weer een ander groot plotgat kunnen wegnemen. Want hoe kon die geheime dienst uit die dictatuur weten dat voornoemde Zonnebloem een wapen aan het ontwikkelen was die hen de macht over de hele wereld zou kunnen opleveren? Als die Zonnebloem de hele dag in zijn eentje ergens ver weg achteraf in een schuurtje zit? En niet ergens aan een universiteit zoals de titel van de beste man laat vermoeden?

Enfin. Het boek draait om de ontvoering van de geleerde, die met veel moeite, en door een onmogelijk toeval, weer recht kan worden gezet. Daar zit de spanning, dat is het verhaal.

Er zijn er die dit het beste album van Kuifje vinden. Vraag éen daarover lijkt me op welke leeftijd zij dan dit boek voor de eerste keer lazen.

[ is vervolgd ]

Hergé, De zaak Zonnebloem
64 pagina’s
Casterman z.d., oorspronkelijk 1962
vertaling van L’affaire Tournesol

Kuifje 18: Cokes in voorraad ~ Hergé

Was geweld als idee normaler in de jaren vijftig? Mede gezien de bloedige decennia daarvoor… Ofwel, ben ik in vergelijking een overgevoelig eenentwintigste-eeuws watje?

Als niet-helemaal-ingewijde lezer op leeftijd van Kuifje valt mij toch vooral op hoe gewelddadig deze stripreeks is terloops. Ontvoeringen komen voor in bijna elk verhaal. Telkens worden personages tegen hun wil vastgehouden. Geschoten wordt er altijd. En in menig album vindt een staatsgreep plaats.

Weliswaar is het geweld bij deze coups geheel impliciet — de gebeurtenis stelt op zich ook zelden wat voor — en nooit gaat er iemand dood in beeld. Maar toch.

Het album Cokes in voorraad verhaalt onder meer over een staatsgreep, en de handel in oud militair tuig. Wordt er terloops nog bijna een schip te zinken gebracht, en bombardeert de Amerikaanse marine een duikboot in internationale wateren — alsof dat zomaar mag.

Vergeet ik voor het gemak nog een beschieting of wat.

Tegelijk zijn dat allemaal slechts zijlijntjes, bedacht om de helden van het verhaal Kuifje en kapitein Haddock telkens weer in een netelige positie te brengen; waar zij zich dan uit hebben te bevrijden.

Anderzijds staat daar dan de leut tegenover van Hergé. Die in dit album nog eens extra wordt aangezet door de kwajongensstreken van het zoontje van de Emir in wiens staat een coup dreigt plaats te vinden. Dat kind is voor de zekerheid naar slot Molensloot in België uit logeren gestuurd.

Op geweld in het verhaal volgt vrijwel direct comic relief, of andersom.

Ik herinner me niet Cokes in voorraad ooit eerder te hebben gelezen. Het verhaal was in elk geval helemaal nieuw voor mij. Dus kwam het zelfs als een schok dat het boek eigenlijk over slavernij gaat. Over Afrikaanse pelgrims op de Hadj die denken goedkoop met een vrachtboot richting Mekka te varen, terwijl de scheepsbemanning er helaas voor zorgen zal dat zij nooit meer huiswaarts keren.

Ben ik hiermee dan overtuigd van de unieke kwaliteiten van deze strip? Nee, Kuifje lezen, is toch nog steeds allereerst een vorm van archeologie bedrijven; het bekijken van relict dat in een vroegere cultuur massaal gebruikt werd, zonder dat mij precies helemaal duidelijk is waarom.

Hergé, Cokes in voorraad
64 pagina’s
Casterman, oorspronkelijk 1958
vertaling van Coke en stock

Kuifje 19: In Tibet ~ Hergé

Alle albums van Kuifje hebben een uitgebreid eigen lemma op Wikipedia. En de pagina over De blauwe lotus wreef me in dat ik een legendarisch album uit de serie misschien te makkelijk had afgedaan op boeklog.

Was Hergé zich niet grondig gaan documenteren voor de strip? Werd de kwaliteit van de verhalen vanaf dat moment niet een stuk hoger?

En had de Franse bevolking juist niet dat album als een twintigste-eeuws meesterwerk erkend?

Alleen heb ik enkel weet van de naoorlogse varianten van de stripalbums; ofwel de ingekleurde versies, die niet zelden geheel opnieuw getekend zijn, of op zijn minst voor een deel. Dat aan De blauwe lotus later betrekkelijk weinig is herzien, maakt daarmee ook dat dit album opvallend genoeg veel ouderwetser lijkt in het tekenwerk dan van de boeken die er voor verschenen in de chronologie; zoals het wel compleet gereviseerde deel De sigaren van de farao.

De sigaren van de farao, dat een tweeluik vormt met De blauwe lotus, bevatte overigens zo veel onmogelijke ontwikkelingen in de plotlijn dat ik het boek daarom niet uit kon lezen, en hier verder negeer.

Kuifje in Tibet, dat ruim vijfentwintig jaar later verscheen, is misschien de enige Kuifje waaraan ik wel oude herinneringen heb. Geen idee waarom. Een mogelijke verklaring kan zijn dat het in dit verhaal niet gaat om weer zo’n strijd tegen misdadigers; met alle voorspelbare clichés van dien. Kuifje in Tibet is een reisverhaal, waarin getracht wordt een vriend te vinden in het midden van niets.

Punt was wel dat dit boek begint als Kuifje is weggedroomd, tijdens een schaakpartij, en dan ineens even heftig telepathisch contact lijkt te zijn met zijn oude vriend Tchang. Die is in levensgevaar. Arriveert er ook al vlot heel toevallig een brief, waarin Tchang zijn komst naar Europa aankondigt. Waarop onze helden moeten concluderen dat hun vriend wel in een vliegtuig moet hebben gezeten dat in de Himalaya’s verongelukt is.

Dus is het vereist dat ze op expeditie gaan, om hem te zoeken. Was er immers dat ene telepathische teken niet dat Tchang nog in leven zou zijn?

Ik had het vroege album De blauwe lotus nodig om te zien wat had gemaakt dat Kuifje en Tchang ooit zo’n sterke band kregen. Om daarbij te ontdekken dat ook daar bij nogal wat reddingen een rol speelden. Kuifje begon er mee door de ander, die hij op dat moment helemaal niet kende, uit een rivier te vissen.

Daarop redde Tchang vervolgens Kuifje nog weer een keer of wat van dood door geweld. In dat avontuur.

De sterkste signalen die tot mij komen als ik ben weggedroomd, zijn doorgaans van een nogal banale aard. Dat ik mijn schoolexamen moet overdoen. Zulk werk. Toch vervoeg ik me, eenmaal helder wakker, nooit bij mijn vroegere middelbare school. Een boek moet kortom wel goed in elkaar steken als zo’n vage aanleiding tot een verhaal geloofwaardig wordt uitgewerkt. En vervolgens bleek Kuifje in Tibet ook éen van de betere delen uit de reeks te zijn.

Zo is de afwisseling tussen ernst en luim goed getimed. Bovendien blijft er lang spanning óf Tchang nog levend wordt aangetroffen, en óf Kuifje, kapitein Haddock, en hun gids niet zelf eerst bezwijken in de koude op de berghellingen, daar zo dicht bij het dak van de wereld. Grafisch is een boek als dit ook veel interessanter dan de vroegste albums.

Ware er niet al die spoiler geweest, van de grote voetstappen, op de voorplaat van het album, dan had ik er hier trouwens over gezwegen dat er ook een Verschrikkelijke Sneeuwman voorkomt in het verhaal. En dat deze daarin een bepalende rol speelt, zelfs. Waarbij deze Yeti zich bovendien nogal wat menselijker toont dan de legenden het willen.

Alleen ligt er voor de ervaren lezer wel het elementaire gegeven dat solitaire Yeti’s niet kunnen bestaan, als aparte soort. Wil een beest met enige regelmaat geobserveerd worden, door de eeuwen heen, hoe schuw ook, dan is daar een stabiele populatie voor nodig van minstens enige tientallen exemplaren.

Tenzij de Yeti dus geen beest is, maar bijvoorbeeld een door de mensen uitgestoten rariteit; een kind bijvoorbeeld dat ooit als duivelskind werd gezien, omwille van éen of andere haargroeistoornis of andere hormonale afwijking. Wat daarmee indirect de medemenselijkheid van de Yeti in dit album zou kunnen verklaren.

Hergé, Kuifje in Tibet
62 pagina’s
Casterman, 1960