Bewoonde wereld ~ Koos van Zomeren

► door: A.IJ. van den Berg

Een bundel is dus niet bij voorbaat een boek; zelfs al werd zo’n uitgave op de markt gezet als een boek. Want als de inhoud uit een verzameling bestaat van losse elementen moet het toeval al behoorlijk meehelpen om daar nog een eenheid in te krijgen. Of de schrijver moest al zo’n persoonlijkheid hebben waardoor werkelijk alle woorden in zo’n uitgave onvervreemdbaar van hem of haar zijn.

De bewoonde wereld is éen van de vreemdste boeken die ik in lange tijd las. Omdat het een bloemlezing biedt uit de boeken die Koos van Zomeren schreef tot 1998, toegespitst op de fragmenten waarin hij het over natuur had. En die schreef hij nogal eens. Zelfs in zijn misdaadromans. Alleen zijn zulke fragmenten los gelezen raar, omdat alle context er bij ontbreekt. Deze niet heel lange boekgedeelten zijn gelukkig verder aangevuld met reportages uit NRC Handelsblad, die indertijd wel een enorme lengte konden krijgen.

Meest opvallend aan De bewoonde wereld was nog wel het zelfplagiaat dat Van Zomeren erin liet zien voor mij. Eerder deze zomer las ik namelijk zijn Ruim duizend dagen werk; de integrale verzameling van zijn dagelijkse korte column voor NRC Handelsblad begin jaren negentig. Dus viel mij nu opvallend vaak op iets te lezen dat mij nogal bekend leek, want recent al gelezen, dat dan toch jaren ouder bleek te zijn dan die columns waren.

Bij die dagelijkse plicht toen werden dus nogal eens zinnen, als het al niet hele paragrafen zijn, of zelfs scènes, overgenomen uit eerdere teksten.

De vriendelijkste constatering daarover is dat het schrijven van die dagelijkse column blijkbaar moeilijk moet zijn geweest. Dat de schrijver in problemen gekomen daarom weleens voor een wat makkelijke oplossing koos, door van oud werk weer even net te doen of het helemaal nieuw was.

Indertijd viel dat plagiaat ook aan andere lezers op, trouwens. En Van Zomeren koos daarbij toen voor de vlucht naar voren, door zo’n criticaster openlijk in zo’n column te prijzen. Had hij even goede lezers! Alleen echte fans zouden zulke doublures opmerken bij een verstrooide auteur, niet waar!

Die leugen doorzie ik daarmee nu.

Niettemin had het lezen van De bewoonde wereld om verschillende redenen nut.

De eerste moet zijn dat ik het ‘mereleffect’ door leerde kennen. Dat is een plotselinge gedragsverandering van een hele soort.

Begin deze eeuw was de merel een schuwe bosvogel. Plotseling legde hij zijn mensenvrees af en verscheen hij in parken en achtertuinen, waardoor de soort explosief in aantal toenam.

In Van Zomeren’s verhaal gaat het dan over de opmars van de steenmarter, en hoe deze profiteert van het leven dicht bij mensen — wat zijn observaties ineens persoonlijk maakte. Ik krijg namelijk al de hele eeuw geregeld steenmarters langs, wat stinkt, en nogal wat lawaai maakt op onchristelijke tijden. Alleen zijn deze dieren ooit als een bedreigde diersoort bestempeld, en is dat label nog altijd niet veranderd, en dat maakt het merkwaardig ingewikkeld om die beesten uit mijn plafond te krijgen.

Dertig jaar terug was die opmars van de steenmarter de woonwijken in een heel nieuw verschijnsel.

De tweede reden waarom het lezen van deze bloemlezing nut had, is dat ik nu beter begrijp wat me precies aantrekt in Van Zomeren’s werk. Wat dan komt door die lange reportages.

Daarin boeien me toch allereerst de mensen die zich jarenlang met éen aspect bezighouden van die natuur. Of dat nu om wetenschappelijk onderzoek is, of uit de bevlogenheid ooit om de das te willen redden. Koos van Zomeren blijft in al die stukken enkel de voorbijganger. De meest unieke observaties over de natuur die hij meedeelt, komen ook altijd van zulke zegslieden. Nooit van hem. Hij is doorgaans een doorgeefluik, waarbij de extra waarde er dan in zit dat hij toevallig leuk formuleren kan. En goed, dat hij erop uit ging om de verhalen te halen.

Een andere reden was nog dat ik plots een eigen observatie naast die van deze schrijver kon plaatsen. Laatst zag ik namelijk voor het eerst in eigen land een das van heel dichtbij. Daar was overigens geen enkele bijzondere inspanning voor nodig. Deze sjokte langzaam, wat verongelijkt schommelend, het fietspad over. Had ik niet meteen geremd dan had ik het dier aangereden.

Dassen lijken een stuk wijder dan ze zijn; net alsof hun vacht als een grote deken losjes over hun rug is gedrapeerd — zo beschreef ik deze terloopse ontmoeting in een mail. Om een week of wat later bij Koos van Zomeren te lezen:

Ik heb dassen gezien, in ’79 bij Vierlingsbeek. Ik weet dat ze je recht in je gezicht kijken zonder je te zien, dat ze zich wonderlijk soepel bewegen, dat hun pels als een jutezak om hun lijf zwabbert. […]

scheiding
Koos van Zomeren, De bewoonde wereld
Een bloemlezing uit ons landschap

279 pagina’s
Singel Uitgevers 2002, oorspronkelijk 1998

[x]