Alles is begonnen ~ Koos van Zomeren

Chronologisch komt Alptraum na Alles is begonnen. Maar ik ben niet rouwig deze twee autobiografische boeken in omgekeerde volgorde te hebben gelezen. Er kleeft iets vervelends aan Alles is begonnen, dat me anders weer lange tijd van Koos van Zomeren had vervreemd.

De schrijver wordt vijftig jaar schrijver in dit boek. En bij zo’n kroonjaar horen dan overdenkingen, zoals de vraag hoeveel jaren er nog gaan volgen als auteur, in het harnas.

Helaas vertoont Van Zomeren daarbij ook wat bedenkelijke trekjes.

Zo maakt hij er nogal een nummer van een hedendaagse luddiet te zijn. Aan de mobiele telefoon wil hij niet, laat staan de smartphone; en van computers moet hij ook al niets hebben, laat staan dat internet.

Ook heeft Van Zomeren de typemachine inmiddels afgezworen. Hij schrijft nu weer met de hand, met een vulpen, op specifiek lichtgeel papier.

En dat mag allemaal best, hoor. Ieder mens verschilt, en niemand werkt hetzelfde. Er zijn ook auteurs die het stromen van vulpeninkt met dat van bloed hebben vergeleken, omdat de warmte van hun schrijfhand de inkt iets opwarmt voor die op papier komt. Zulke poses nam Koos van Zomeren gelukkig niet aan.

Alleen beklaagt hij zich dan wel dat er nogal een verschil zit tussen hoe hij als schrijver vroeger behandeld werd, als hij zo’n met de hand gevuld pak papier als manuscript op de uitgeverij kwam inleveren, en hoe het nu gaat. Als zijn vrouw zijn woorden braaf op de computer heeft uitgetypt, en via de mail heeft verzonden.

De man heeft dat uiteindelijke manuscript dus al niet eens meer zelf gemaakt, en klaagt daarop er nu zo’n ander gevoel bij te hebben als eens éen wordt ingeleverd…

Eenzelfde wat klagerig verwende indruk maakt Van Zomeren als het om de erkenning gaat die hij geniet, en genoot, als schrijver. Want ooit haalden zijn boeken veel hogere oplagen; en was daar veel meer publiciteit om heen. Zelfs al uitte hij toen, in de tijd van Een jaar in scherven, toch ook al behoorlijk wat geklaag over zijn marginale positie.

Deze schrijver heeft gemiddeld meer dan éen boek per jaar uitgebracht tijdens zijn carrière, en heeft niet door dat zelfs een liefhebber van zijn werk — zoals ik soms wel degelijk ben — daar lang niet alles van zal lezen. Die productie van hem ligt gewoon wel erg hoog. En lezers willen domweg ook weleens verrast worden door iets volkomen nieuws, in plaats weer iets op te zoeken dat een reeks aan al bekend materiaal compleet houdt.

Niettemin had Alles is begonnen zeker zijn momenten. Van Zomeren weet ware woorden te formuleren als het over dat schrijven gaat, en hij eens niet het kleverige pluis uit de eigen navel ontleedt.

Het boek heeft aan het einde trouwens ook een aardig contrapunt, als er een ineens een verhaal verteld wordt over twee broers, waarvan éen een schrijver is, een wat sneu type van wie het publieke succes uitdoofde na het begin van de jaren negentig. Ook is de hond van hem ineens dood.

Gelukkig dat die zichtbare relativering er was.

Met de belangrijkste obsessie in Alles is begonnen kon ik dan weer minder aanvangen. Want onder de schrijfkamer van Koos van Zomeren in Arnhem zijn ineens mannetjesorchissen gaan groeien — zo veel noordelijker dan het volgens de literatuur kan. Heeft hij, zijn auto, of de hond misschien in zijn vacht, zaadjes van die orchidee meegenomen uit Grindelwald, waar de plant in het geheel niet zeldzaam is?

Ik had geen idee hoe een mannetjesorchis eruit ziet. Even bestond er hoop dat dit net zo’n obsceen lijkend plantje zou zijn als de orchis italica. De tekening op het kaft van het boek maakte alleen duidelijk dat die hoop vergeefs was. Al laat die wel zien dat de plant twee knolletjes aanmaakt die iets van klootjes hebben.

Het was voor mij moeilijk om na te voelen waarom iemand zo obsessief bezig is met een plant, enkel omdat die niet hoort te groeien waar deze groeit, terwijl de wereld wat verderop vol staat met dezelfde planten.

Dat Van Zomeren ook overal in Nederland gaat kijken waar er in het wild orchideeën groeien, is een veel logischer te begrijpen passie. En het maakt ook nogal uit voor de dynamiek in een boek, of zelfs al in een column, of de schrijver op ontdekking uit gaat, of thuis blijft om daar over de minieme variaties te schrijven van wat al werd geweten; of wel altijd een raadsel zal blijven.

Koos van Zomeren, Alles is begonnen
Een vertelling

208 pagina’s
De Arbeiderspers, 2015

Alptraum ~ Koos van Zomeren

Ruim zestig boeken schreef Koos van Zomeren [1946] inmiddels, en de meeste daarvan zal ik niet gelezen hebben. Een lezer is zoveel wendbaarder ook dan een schrijver, en gauwer verveeld. Een auteur kan daardoor weleens uit beeld verdwijnen.

Niettemin vind ik Van Zomeren een goed genoeg schrijver om boeken van hem te willen herlezen. De bundels die uitkwamen met de miniatuurtjes die hij ooit publiceerde op de voorpagina van NRC-Handelsblad, bijvoorbeeld, kunnen inmiddels heel goed weer eens in de herhaling.

Door het deeltje privé-domein Een jaar in scherven is alleen wel al heel lang geleden vast komen te staan welke boeken ik het liefst lees van Koos van Zomeren. Zijn romans zeggen me namelijk het meeste niet, de dichtbundels evenmin, in tegenstelling tot zijn boeken met een autobiografisch vertrekpunt.

Begin deze eeuw verscheen er in dat genre alleen ook Het complete Rekelboek. En die uitgave heb ik altijd vermeden. Geen zin om te lezen over de dood uiteindelijk van een hond, zelfs al was dat dier me dan nog zo vertrouwd geworden door wat van Zomeren terloops daar allemaal al over geschreven had.

Alptraum kon dan weer wel. Ondanks dat dit boek gaat over de dood van de hond die na Rekel in Van Zomeren’s leven kwam, de borderterriër Stanley. Want die huisgenoot kende ik amper. Daarvan maakte het niet per se uit dat de schrijver hem in éen band zowel dood liet gaan als tot leven moest wekken, voor mij.

Bovendien maakten zowel titel als ondertitel van het boek duidelijk dat er iets gebeurd moest zijn in de bergen. Dus zou het verhaal ook over wandelen gaan, in de natuur, en daarmee kijken.

En dat is toch een groot voordeel van boeken waarin een hond een belangrijke plaats heeft. Kan ik katten weliswaar veel leukere huisdieren vinden, met die beesten ga je er domweg nooit op uit; hoogstens in een mandje naar de dierenarts.

Stanley was vijftien jaar de hond van Koos van Zomeren. De ouderdom had zich ook al zichtbaar aangekondigd in hem, door Parkinson en incontinentie. Bovendien leefde zijn moeder nog, van slechts twee jaar ouder, en had het leven deze hond al met zoveel complicaties opgescheept dat er een einde aan werd gemaakt.

En mede daarom las dit boek over het plotselinge einde van een hond als een wat onwillig requiem. De schrik ineens, over een zware val, kleurde aanvankelijk de rouw, voor er aanvaarding mogelijk werd.

Kwam daar in dezelfde periode nog een val bij, met gevolgen, waaraan de vader van de schrijver later zou overlijden. Zesennegentig was hij.

Het einde van iets kan alleen ook zo vaak het begin betekenen van wat anders. De schrijver weet aanvankelijk niet of hij op zijn zeventigste nog aan een nieuwe hond moest beginnen; die hem misschien wel overleven zal. Toch kwam er een pup. Weer een bordertje.

En hoewel Stanley evenzeer een monument op papier verdient als Rekel, wantrouwt Van Zomeren het schrijfproces dat daartoe leiden moet. Omdat hij nog niet wil dat zijn herinneringen aan Stanley, of het verdriet over de dood, ineens gereduceerd worden tot het literaire probleem nog eens een boeiende tekst op te moeten leveren.

Maar een boek kan ook interessant zijn om zulke voetangels.

Ben ik nu wel verplicht om snel Van Zomeren’s boek Alles is begonnen te lezen, dat uitkwam terwijl hij aan dit requiem schreef; vanwege de vele mogelijke parallellen met Alptraum. Een straf lijkt me dat niet.

[ is vervolgd ]

Koos van Zomeren, Alptraum
(Stanley’s laatste gems)

176 pagina’s
De Arbeiderspers, 2016

Bewoonde wereld ~ Koos van Zomeren

Een bundel is dus niet bij voorbaat een boek; zelfs al werd zo’n uitgave op de markt gezet als een boek. Want als de inhoud uit een verzameling bestaat van losse elementen moet het toeval al behoorlijk meehelpen om daar nog een eenheid in te krijgen. Of de schrijver moest al zo’n persoonlijkheid hebben waardoor werkelijk alle woorden in zo’n uitgave onvervreemdbaar van hem of haar zijn.

De bewoonde wereld is éen van de vreemdste boeken die ik in lange tijd las. Omdat het een bloemlezing biedt uit de boeken die Koos van Zomeren schreef tot 1998, toegespitst op de fragmenten waarin hij het over natuur had. En die schreef hij nogal eens. Zelfs in zijn misdaadromans. Alleen zijn zulke fragmenten los gelezen raar, omdat alle context er bij ontbreekt. Deze niet heel lange boekgedeelten zijn gelukkig verder aangevuld met reportages uit NRC Handelsblad, die indertijd wel een enorme lengte konden krijgen.

Meest opvallend aan De bewoonde wereld was nog wel het zelfplagiaat dat Van Zomeren erin liet zien voor mij. Eerder deze zomer las ik namelijk zijn Ruim duizend dagen werk; de integrale verzameling van zijn dagelijkse korte column voor NRC Handelsblad begin jaren negentig. Dus viel mij nu opvallend vaak op iets te lezen dat mij nogal bekend leek, want recent al gelezen, dat dan toch jaren ouder bleek te zijn dan die columns waren.

Bij die dagelijkse plicht toen werden dus nogal eens zinnen, als het al niet hele paragrafen zijn, of zelfs scènes, overgenomen uit eerdere teksten.

De vriendelijkste constatering daarover is dat het schrijven van die dagelijkse column blijkbaar moeilijk moet zijn geweest. Dat de schrijver in problemen gekomen daarom weleens voor een wat makkelijke oplossing koos, door van oud werk weer even net te doen of het helemaal nieuw was.

Indertijd viel dat plagiaat ook aan andere lezers op, trouwens. En Van Zomeren koos daarbij toen voor de vlucht naar voren, door zo’n criticaster openlijk in zo’n column te prijzen. Had hij even goede lezers! Alleen echte fans zouden zulke doublures opmerken bij een verstrooide auteur, niet waar!

Die leugen doorzie ik daarmee nu.

Niettemin had het lezen van De bewoonde wereld om verschillende redenen nut.

De eerste moet zijn dat ik het ‘mereleffect’ door leerde kennen. Dat is een plotselinge gedragsverandering van een hele soort.

Begin deze eeuw was de merel een schuwe bosvogel. Plotseling legde hij zijn mensenvrees af en verscheen hij in parken en achtertuinen, waardoor de soort explosief in aantal toenam.

In Van Zomeren’s verhaal gaat het dan over de opmars van de steenmarter, en hoe deze profiteert van het leven dicht bij mensen — wat zijn observaties ineens persoonlijk maakte. Ik krijg namelijk al de hele eeuw geregeld steenmarters langs, wat stinkt, en nogal wat lawaai maakt op onchristelijke tijden. Alleen zijn deze dieren ooit als een bedreigde diersoort bestempeld, en is dat label nog altijd niet veranderd, en dat maakt het merkwaardig ingewikkeld om die beesten uit mijn plafond te krijgen.

Dertig jaar terug was die opmars van de steenmarter de woonwijken in een heel nieuw verschijnsel.

De tweede reden waarom het lezen van deze bloemlezing nut had, is dat ik nu beter begrijp wat me precies aantrekt in Van Zomeren’s werk. Wat dan komt door die lange reportages.

Daarin boeien me toch allereerst de mensen die zich jarenlang met éen aspect bezighouden van die natuur. Of dat nu om wetenschappelijk onderzoek is, of uit de bevlogenheid ooit om de das te willen redden. Koos van Zomeren blijft in al die stukken enkel de voorbijganger. De meest unieke observaties over de natuur die hij meedeelt, komen ook altijd van zulke zegslieden. Nooit van hem. Hij is doorgaans een doorgeefluik, waarbij de extra waarde er dan in zit dat hij toevallig leuk formuleren kan. En goed, dat hij erop uit ging om de verhalen te halen.

Een andere reden was nog dat ik plots een eigen observatie naast die van deze schrijver kon plaatsen. Laatst zag ik namelijk voor het eerst in eigen land een das van heel dichtbij. Daar was overigens geen enkele bijzondere inspanning voor nodig. Deze sjokte langzaam, wat verongelijkt schommelend, het fietspad over. Had ik niet meteen geremd dan had ik het dier aangereden.

Dassen lijken een stuk wijder dan ze zijn; net alsof hun vacht als een grote deken losjes over hun rug is gedrapeerd — zo beschreef ik deze terloopse ontmoeting in een mail. Om een week of wat later bij Koos van Zomeren te lezen:

Ik heb dassen gezien, in ’79 bij Vierlingsbeek. Ik weet dat ze je recht in je gezicht kijken zonder je te zien, dat ze zich wonderlijk soepel bewegen, dat hun pels als een jutezak om hun lijf zwabbert. […]

scheiding
Koos van Zomeren, De bewoonde wereld
Een bloemlezing uit ons landschap

279 pagina’s
Singel Uitgevers 2002, oorspronkelijk 1998

Eeuwige leven ~ Koos van Zomeren

Toen ik met boeklog begon, wat dat met een ideaal voor ogen. Met een stiekem ideaalbeeld dan ook nog. Want mij was duidelijk dat wat ik wilde, waarschijnlijk niet kon, in de paar minuten daartoe uitgetrokken.

Schrijven kost tijd.

Van dit ideaalbeeld — combineer de onderkoelde humor van Szymborska, met de precisie van een Van Zomeren, en blijf daarbij jezelf — heeft alleen het idee postgevat dat een goed boeklogje niet meer dan tweehonderdvijftig woorden hoeft te tellen. Daarin moet alles over een boek te zeggen zijn. Zelfs al betekent dit dat ik maar éen of twee eigen opmerkingen kan plaatsen; omdat een boekbespreking zo veel verplichte elementen kent.

Schrijven is selecteren.

Zoals Koos van Zomeren begin jaren negentig columns schreef, van dagelijks rond de tweehonderd woorden op de voorpagina van NRC Handelsblad, zo heeft sindsdien niemand nergens meer gepubliceerd. Dus koester ik de boeken maar die deze periode heeft opgeleverd. Zoals Het eeuwige leven, met het beste van wat verscheeen vanaf maart 1993 tot een jaar later. Vaak gaat het in dit boek over de dood. Altijd gaat het over leven, en de natuur.

De dood maakte zo veel indruk ook niet zonder al dat leven.

En goed, dan krijgt niet elk van zijn columns evenveel aandacht bij het lezen, anders dan toen ze in de krant verschenen. En dan blijft het vrijwel onmogelijk ze na te vertellen. Maar ik krijg er wel het idee door beter te moeten nadenken, over wat ik precies wil zeggen hier.

Schrijven is zitten blijven tot het er staat. De waarheid van een cliché.

undefined

Mysterie

Een mysterie is voor mij het werken aan een roman. Ik bedoel, je loopt jaren met ideeën in je hoofd en op zekere dag ga je naar je kamer, je draait een vel papier in de schrijfmachine en begint aan een verhaal, en je weet dat het maanden gaat duren en dat het nergens goed voor is. Want laten we wel wezen, mensen gebruiken boeken zoals ze een maaltijd gebruiken, om van de ene dag naar de andere te komen, en je hoeft maar één blik in een boekhandel te werpen om te zien dat er boeken genoeg zijn. En de kans op nog een meesterwerk is uiteraard gering. Maar aan het werk. Om de kost te verdienen. Om van de straat te zijn. Om van de ene dag naar de andere te komen. En op zeker moment ben je over de helft. Dan begint een roman zo’n beetje op zijn eigen benen te staan. Je loopt een uurtje door de polder en je roman, die spreekt je toe. Het ziet ernaaruit, zo zegt het boek, dat ik iets heel bijzonders kan worden; jij bent de enige, van alle mensen de enige, op heel de wereld de enige, die dat kunt. Dus dat je uit jezelf een idee creëert, dat dat idee zich min of meer zelfstandig maakt en dat het zegt: jij bent onmisbaar en uniek, de zin van mijn bestaan. En dat je dat dan ook gelooft! Dan is het geen mysterie meer, dan is het een vorm van genade, mystiek.

[december 1993]
Koos van Zomeren, Het eeuwige leven
224 pagina’s
De Arbeiderspers, 2004

Gegeven moment ~ Koos van Zomeren

Studs Terkel gaf in 1995 een boek uit waarin over twintigste eeuw naverteld werd door mensen die er een groot deel van hadden meegemaakt. En een beter overzicht is er nauwelijks te vinden. Niet alleen de Amerikaanse geschiedenis kwam langs, maar ook de beleving van de geschiedenis, door zij die er bij waren geweest.

Koos van Zomeren tekende in 1983 en -84 al een terugblik op een twintigste eeuw op, door twaalf mensen te interviewen die in 1900 geboren waren. Ook die bundeling kan heel goed dienen als eeuwoverzicht. Zo veel van naam gebeurde er daarna niet meer hier. Van Zomeren besteedde geen enkele aandacht aan de Koude Oorlog, dus is de ineenstorting van communisme geen issue — en die beroerde Nederland toch ook niet echt.

Twaalf interviews zijn er nogal wat minder dan de honderd die Terkel meestal publiceerde; waarbij deze vaak nog uit een groter corpus koos ook. Dus is het misschien niet helemaal terecht dit interviewboek als een overzichtswerk te beschouwen. Er zijn makkelijk ontwikkelingen te bedenken die niet of amper aam bod komen in het boek.

Zo had ik bijvoorbeeld graag eens een goed gesprek gelezen met iemand die beroepsmatig die opkomst van de auto hier had beleefd. Liefst zo iemand die zelf nog over luxe-wagen spreekt.

Het punt is natuurlijk ook dat iemand uit 1900 al in 1965 uit het arbeidsproces werd geduwd, en er in hoog tempo nogal wat veranderingen na deze tijd plaatsvonden.

Neemt niet weg dat het een voorrecht was de levensgeschiedenissen in deze bundel te mogen lezen. Of het nu dat gesprek met die kunstenaar was, die luchtvaartpionier, of het oud-hoofd van de stadsplanning die liever niet over haar persoonlijke leven vertelde; Van Zomeren brengt als een interviewer vrij moeiteloos het idee over dat iedereen overal tenminste éen boeiend verhaal te vertellen heeft.

Wel was dit boek slecht handelbaar, door de bizarre breedte van dertig centimeter, en door het idee de tekst in meerdere kolommen te gieten.

Koos van Zomeren, Een gegeven moment
Interviews met mensen van 1900

99 pagina’s
Uitgeverij De Arbeiderspers, 1984

Hangende man ~ Koos van Zomeren

Een paar weken terug weet ik de voorspelbaarheid van Nog in morgens gemeten aan een eerder boek van Koos van Zomeren. Het herhaalde me wat te veel diens ook al autobiografische Een jaar in scherven. Maar vaag stond me bij dat er in een ander boek van hem eveneens een moord in een rivierdorp voorkomt. Moord waarbij evenzeer een familievete speelde.

Dat moet dan deze thriller zijn geweest, uit 1982. De enige van alle vroege Van Zomeren’s in mijn boekenkast. Nu ja, bij mij in huis. Ergens in een doos op zolder.

En met Nog in morgens gemeten vers in het geheugen is het vrij onthullend om te kunnen zien hoe vaak Van Zomeren uit eigen ervaring heeft geput in dit boek. Dat naamloze dorp, met de voor het decor blijkbaar noodzakelijke groep aan dorpse types, is naar het leven getekend.

Zelfs de mijmeringen van het hoofdpersonage over het verdwijnen van de ergste armoede uit dat dorp zijn dezelfde als Van Zomeren’s latere ontboezemingen.

Nu is dit een roman, en er wordt ook duchtig in gefabuleerd door de schrijver. Maar van de weeromstuit misschien voelt veel van het verzonnene als onecht aan. Zo last de auteur allerlei broeierige tussenscènes in om de uiteindelijke misdadiger van een motief te voorzien. Die waren niet vreselijk boeiend, en voor mij dus overbodig.

Het hoofdverhaal had nu juist wel iets, over dat pas verkozen Kamerlid. Vers was hij de PvdA-fractie binnengewandeld, terwijl de kansloze onderhandelingen over een kabinet Den Uyl-Van Agt net begonnen. Misschien is alle cynisme van deze Bart Timmer over het politiek bedrijf niet helemaal literair verantwoord, prettig las het wel.

Politieke misdaden vind ik inmiddels ook veel interessanter om over te lezen dan weer een boek waarin wat mensen bloederig worden omgebracht, trouwens. Mits goed opgevoerd, natuurlijk.

Koos van Zomeren, De hangende man
226 pagina’s
Uitgeverij De Arbeiderspers, 1982

Jaar in scherven ~ Koos van Zomeren

Herlezen doet iets met een boek. Helemaal als er een aardige spanne tijds zat tussen de eerste kennismaking en een volgende lezing. Ik moet Een jaar in scherven al gelezen hebben kort nadat het uitkwam. Zeg zeker vijfentwintig jaar geleden.

Koos van Zomeren legde in dit boek zijn versie van 1987 vast, in dagelijkse aantekeningen. En aan het einde van elke maand volgt steeds een reportage waar hij als journalist aan had gewerkt voor éen van zijn opdrachtgevers. Las ik bij hem in dit boek, in éen van deze artikelen, voor het eerst een gerichte en dodelijke kritiek op de beroerde schrijfstijl van Willem Frederik Hermans? Of was mijn argwaan over dat oeuvre toen al op eigen kracht ontwaakt?

Van Zomeren werd in 1987 eenenveertig jaar oud.

Indertijd, vijfentwintig jaar terug, had ik daar geen enkele gedachte bij. Dat mannen op leeftijd de neiging krijgen op terug te blikken, zoals in dit boek ruimschoots gebeurde, leek me niet vreemd. Ditmaal, nu ik die eenenveertig alweer even voorbij ben, lag dat toch anders. Ineens maakte de auteur enkel door dat terugkijken een wat ouwelijke indruk op mij.

Tegelijk is dit een blij vlagen meesterlijk geschreven boek, waarover ik vele aantekeningen maakte. Mij trof vooral dat die dagboekbladen in toon en scherpte al zo’n duidelijke voorafschaduwing zijn voor de korte columns die Koos van Zomeren enkele jaren later even zou hebben, linksonder op de voorpagina van NRC Handelsblad.

In 1987 was De Muur nog niet gevallen. Evenmin gebeurde dat in 1988, toen dit deeltje privé-domein verscheen. En toch gebruikte Van Zomeren Een jaar in scherven om al terug te kijken op het communistische verleden. Alleen was dit vooral zijn eigen verleden, en dat van enkele partijgenoten — want ooit hoorde hij tot de top van de Socialistiese Partij [SP]; toen deze nog zo radicaal links was dat Mao er een inspiratiebron vormde.

Helemaal begrijpen wat hem ooit tot die stellingname bewoog, lukt hem inmiddels toch niet meer. Behalve dan dat hij protesteren wilde.

Voor dit protest zegde Van Zomeren zijn baan op als journalist bij het Vrije Volk, om na een cursus de fabriek in te gaan. Om daar metaal te bewerken. En om zo waarschijnlijk de revolutie van onderaf vorm te kunnen geven; dat gegeven wordt gemakshalve bekend verondersteld.

Maar het meest tekenend over dit aspect van het dagboek vond ik toch wat Van Zomeren opschrijft als hij de ooit zo geruchtmakende Vrij Nederland-bijlage leest over Nederlandse SS-ers. Dan herkent hij nogal veel in de grote onderlinge kameraadschap die zij voelden na hun keuze. De SS-ers gebruikten daarvoor zelfs dezelfde woorden als zij in de SP. Dan is hij ineens zelfs blij niet in 1940 al twintig te zijn geweest.

Een jaar in scherven dient ook om terug te kijken naar wat hij in zijn jeugd meemaakte in Herwijnen; dat dorp aan de rivier. Nu pas zag ik dat deze herinneringen ook dat grotere doel dienen van die terugblik op de ‘Socialistiese idealen’. Want de familie daar, die zo goed voor hem was, waren eigenlijk de eerste arbeiders die hij kennen leerde; wier positie zo overduidelijk verbeterd worden moest.

In 1987 ging het alleen ook niet goed met de das in Nederland, noch met de otter, zoals uit dit dagboek blijkt. Daar gaat het inmiddels beter mee. Alleen vragen nu andere fauna en flora om aandacht.

Tekenend voor deze verzameling aantekeningen is verder de enorme nadruk die de schaduwzijden van het literaire leven krijgen in het boek. Het lange wachten dat Van Zomeren voelt tot er eindelijk recensies van zijn nieuwe romans worden geschreven. De grote hoop om genomineerd te worden voor een literaire prijs. Het verlangen naar een doorbraak, zodat het allemaal wat makkelijker leven worden zou.

Ik tekende van zijn woorden onder meer aan:

scheiding

Waar standpunten worden betrokken maakt de waarheid zich klein. Heb ik in de politiek geleerd. [14]

scheiding

Wat iedereen altijd wil weten: hoe ik mijn huidige opvattingen en bezigheden kan rijmen met die van toen. Dat zou ik zelf ook wel willen weten. Niemand is zo benieuwd naar mijn ideeën als ik. [19]

scheiding

Het was geen verheffende bezigheid, maar ik heb mijzelf leren kennen. Ik zou mijn deelname aan een polemiek ten diepste wantrouwen. En die van mijn opponent ook. Te vaak blijkt in het schone woud van argumenten het smerige lijk van een standpunt te liggen. Alles wat tot betoog aanzet is bij voorbaat verdacht. [127]

scheiding

Ik vrees dat ik er nogal hard tegenaan ben gegaan. Een partijtrekje: gediscussieerd wordt er om te winnen. [151]

scheiding

Maar dit is NRC, kwaliteit omdat er kwaliteit op staat. Goed schrijven is niet alles, je moet vooral de suggestie wekken dat je goed schrijft en dat heeft met wat je schrijft maar weinig te maken. [157]

scheiding

Het lijkt wel alsof je de rest van je leven bezig blijft met het steeds opnieuw ontdekken van de dingen die je al wist toen je zeventien was. Hoe zou je je op je zeventiende voelen als je ook dát al wist? [216]

scheiding

In de Volkskrant beschouwt Heumakers de letteren: veel vakwerk, maar waar zijn de dwarsliggers?

Een interessante vraag, vooral daar zij gesteld wordt door een criticus. Juist van de kritiek gaat een constante druk uit tot eenvormigheid. Juist de kritiek beijvert zich voor een neuzelig soort proza, dat door analyse tot leven moet worden gebracht. [219]

scheiding

Wat je schrijft moet alles wat je had kunnen schrijven aan het oog onttrekken. Als een geschreven zin een lawine aan ongeschreven zinnen losmaakt ben je reddeloos verloren. [235]

scheiding

Als kop gebruikt Trouw een kreet uit Het verhaal: ‘Sinds ik weet dat niemand zich voor de waarheid interesseert lieg ik niet meer.’

Ik heb daar een tijdje naar zitten kijken en er toen zoveel achter geschreven. Daarna opgevouwen en weggeborgen. Het beroerde van interviews is dat ze niet helpen. [282]

scheiding

Boeken winnen, net als mensen, aan kwaliteit naarmate zij met grotere welwillendheid bejegend worden. Daarin schuilt geen kwaad, maar het betekent wel dat een schrijver al half in zijn opzet is geslaagd als hij zijn werk weet in te bedden in de fictie van een groot schrijverschap–fictie uiteraard in de beste betekenis van het woord.

[Hermans’ stijl, 323]
scheiding
Koos van Zomeren, Een jaar in scherven
352 pagina’s
De Arbeiderspers, 1988
privé-domein nr. 150

Klein kanoetenboekje ~ Koos van Zomeren

Een bloemlezing uit eerder gepubliceerd werk, dat is het Klein kanoetenboekje. Opgenomen werden onder meer reportages, en wat korte columns uit Van Zomeren’s dagelijkse rubriek op de voorkant van NRC-Handelsblad.

Centraal daarin staan steeds trekvogels; en dan in het bijzonder de vogels die in het Nederlandse waddengebied zo goed konden foerageren, op doorreis naar Afrika, of om aan te sterken voor een winterverblijf hier.

Tegelijk gaat het over vogels als de kanoet, door in detail het onderzoek te behandelen dat hen betreft. En zo dus zijdelings ook om de onderzoekers die dit doen. Plus, de geschiedenis van hun studie.

Van Zomeren ontmoette de bioloog Theunis Piersma in 1980 in Mauretanië; in een leeg Waddengebied waar verder alleen vogels te bekennen waren. En dit boek had ‘Terug tot Theunis Piersma’ kunnen heten. Van Zomeren zoekt hem ook later telkens opnieuw even op.

En zie, daarmee blijkt de waarde van zo’n bloemlezing van werk dat geschreven werd over een langere tijd. Alleen al door telkens even vast te leggen hoe het er dan voor staat, met de natuur, worden ontwikkelingen duidelijk. En die zijn, over een kleine vijfentwintig jaar genomen, niet al te positief.

Wat me daarbij vooral zal bijblijven, is het dilemma van een wetenschapper die ziet dat het ecosysteem waarin hij onderzoek doet, aangetast wordt door menselijke handelen. Daar zou hij het liefst actie tegen willen voeren, ware het niet dat wetenschap zo niet werkt. Observeren hoe een vogelsoort functioneert in een omgeving waar minder voedsel te vinden is, levert tenslotte ook kennis op. Zelfs al sterft het onderwerp van onderzoek ondertussen af. Maar tegelijkertijd laten de beroepsactivisten, zoals de Waddenvereniging, het schromelijk afweten, ondanks dat het omwoelen van de zeebodem door schelpenvissers zo veel schade brengt…

Koos van Zomeren, Klein kanoetenboekje
95 pagina’s
KNNV Uitgeverij, 2003

Levende have ~ Koos van Zomeren

Toen Koos van Zomeren ophield met zijn korte columns op de voorpagina van NRC Handelsblad, verschenen zijn stukken elders in die krant. En van het ene moment op het andere verdween de dwang om ze te moeten lezen.

Dus liet ik dat na.

Van Zomeren’s kwaliteiten komen ook niet zo tot hun recht in de krant, met alles wat daarin voor nieuws doorgaat. Zelfs al brengen de bijlagen dan tijdlozer materiaal. Want, hij blijft te verbaasd over alles wat hij ziet. En bij deze verwondering passen dan weer geen hard verwoorde opinies, of een snelle duiding van hijgerig gebracht nieuws.

In De levende have is twee jaar aan reportages verzameld, die tussen september 2001 en 2003 wekelijks in de krant verschenen. Van Zomeren begon daar een klein half jaar na de grote mond- en klauwzeerepidemie [MKZ] mee, waarvoor honderdduizenden koeien geruimd werden. Ook al was er een vaccin. En is MKZ geen ziekte om dood van te gaan. Maar economische overwegingen gingen voor; Nederland moest kunnen blijven exporteren.

Tijdens de twee jaar dat van Zomeren rondkeek, brak de vogelpest uit. Dat zou de belastingbetaler 400 miljoen euro kosten, omdat er miljoenen kippen werden afgemaakt.

En eenzelfde dreiging hangt onuitgesproken in het hele boek. Er wordt met boerderijdieren gedaan. En al gaat de auteur vooral kijken op plaatsen waar alternatieve methoden worden uitgeprobeerd om beesten te houden; ook onuitgesproken houden die een kritiek in op wat er elders gebeurt. Want, als hij ergens dan wel blij om kan worden, is het om de mensen in hun contact met de dieren.

Andere reportages gaan over wat er Nederland nog is aan natuur. Over een populatie kanoeten die opvallend sterk is afgenomen, doordat de Waddenzee een wingewest werd voor schelpenvissers. Van Zomeren kijkt op vliegveld Twente, hoe daar wordt geprobeerd om torenvalkjes uit de luchtinlaat van straaljagers te houden.

Dan zijn er nog tal van portretten. Zoals van het Zeeuwse echtpaar dat een kanoet als huisdier opnam. Hij keek bij de boer met het koeienstoplicht.

En Van Zomeren’s oude hond, die in zo veel van zijn werk figureerde, is dood. Dus kwam er een nieuwe. Dat zijn baas daaraan wennen moet, wordt ook beschreven.

Eigenlijk deed de schrijver in De levende have niet heel anders dan in zijn korte columns uit het begin van de jaren negentig. Behalve dan dat een reportage nu drieënhalve pagina telt, en niet slechts éen. Soms bood die ruimte voordelen, maar ook las zo’n stuk weleens als een wat lang uitgevallen column.

Mooi is in elk geval dat dit boek soms even het gemis goedmaakte dat er nog altijd is, sinds hij die columns niet meer schrijft.

Koos van Zomeren, De levende have
Een modern bestiarium

429 pagina’s
De Arbeiderspers, 2004

Nog in morgens gemeten ~ Koos van Zomeren

Ik was altijd een tamelijk kritiekloos bewonderaar van Koos van Zomeren. Dit komt mede omdat hij al schrijft zolang ik lees. Zijn thrillers uit de jaren zeventig hebben meegeholpen om me voor te bereiden op hogere literatuur. Maar ook Van Zomeren’s eigen ontwikkeling als schrijver hielp daaraan mee.

Toch kan ik dit dagboek geen goed boek vinden. Dit is omdat ik het belangrijkste eruit al wist. Van Zomeren publiceerde in 1988 al eens een eerder dagboek over het rivierdorp Herwijnen, waar zijn vader’s familie wortelde. En dat boek, met de titel Een jaar in scherven, ken ik vrij goed. Dat heb ik gelezen en herlezen.

Dit nieuwe boek over Herwijnen is voor mij bovenal een kliekje met een wat ouwelijk smaakje. Ook al doet Van Zomeren nog zo zijn best een plot in dit dagboek [!] te componeren. Er is iemand doodgeschoten in de polder, ooit, of misschien was dit juist een ongeluk. En veel in dit boek gaat over de vraag wat er toen gebeurde, op het moment dat de schrijver zelf amper vijf jaar oud was.

Dus, behalve dat het de herinneringen van de schrijver weergeeft, gaat dit boek telkens om herinneringen van anderen. Of ook, over hoe de tijd veel vergoelijken kan. Daar is niets op tegen, dat mag zelfs een prachtig thema heten voor een boek, maar Van Zomeren werkt het allemaal nogal voorspelbaar uit. Bovendien blijft alles nogal particulier, maar weer niet op zo een kenmerkende wijze dat ook anderen er wat aan hebben.

De noodzaak voor dit boek zag ik niet. Of het moet zijn dat sinds Mak er nogal vaak wee-sentimenteel op het armoedige verleden wordt teruggekeken in boeken, en Van Zomeren daar toch een zeker realisme tegenover wilde plaatsen.

Uiteindelijk waren er maar twee redenen om dit boek uit te lezen. De eerste luidt dat Van Zomeren zo af en toe een paragraaf schrijft, die helemaal af is. En gelukkig was dit boek ook af en toe een echt dagboek, met al zijn nodeloze maar intrigerende terzijdes, en de bijbehorende persoonlijke opmerkingen.

Maar da’s minder dan hij in andere boeken presteerde.

wordt vervolgd

Koos van Zomeren, Nog in morgens gemeten
Nieuw Herwijns dagboek

317 pagina’s
De Arbeiderspers, 2006


Ruim duizend dagen werk ~ Koos van Zomeren

Boek van het jaar 2018 is waarschijnlijk nu al bekend, voor mij. Dat kan niets anders zijn dan de bundel Ruim duizend dagen werk van Koos van Zomeren, waarin integraal alle columns werden opgenomen die hij medio jaren negentig schreef voor de voorpagina van NRC Handelsblad.

Tegelijk moet ik meteen toegeven dat de vier bloemlezingen die indertijd verschenen uit deze columnreeks elk voor zich betere boeken zijn dan deze dikke pil. Selectie toepassen, maakte het soortelijk gewicht hoger van de bundels Zomer, Winter, Het eeuwige leven, en Wat wil de koe.

Wat Ruim duizend dagen werk namelijk ook deed, was om de onmacht van de schrijver te tonen. Zo heeft deze een putdiepe hekel aan de zomer. In die meer selectieve bundels viel ook op dat er wel eens hele weken aan columns ontbreken. Toevallig allemaal uit de zomermaanden. Ik meende indertijd nog dat Van Zomeren dan een zomerstop had gehad. Alleen bleek het weer dus werkelijk invloed te hebben gehad op zijn schrijven; de schrijver vond zelf dat hij dan zijn normale kwaliteit niet haalde.

Deze integrale bundel liet namelijk zien dat hij geen dag gemist heeft, in de periode van 21 maart 1993 tot en met 22 juni 1995 — op de zon- en feestdagen na, als er geen krant verscheen. En daarmee had ik ruim zes weken lang het voorrecht om iedere dag een maand aan redelijk tijdloos gebleven tekstjes te lezen van toen.

Mijn enthousiasme geldt dan ook vooral de ervaring die dit bracht; om de wetenschap bijna iedere dag dat er iets op mij wachtte om gelezen te worden met kwaliteit. Gek is dat. Om zoveel gelezen te hebben, en zoveel schrijvers te kennen, en dan toch zo zelden boeken te hebben liggen waarop ik me echt verheugen kan om er in verder te mogen.

Koos van Zomeren wist zo af en toe die minieme ruimte van 250 à 270 woorden per column op een perfecte manier te vullen.

Opvallend in deze integrale bundel was alleen ook dat hij, waarschijnlijk onbedoeld, nogal wat over zichzelf vertelde; zonder het daarbij dan over zichzelf te hoeven hebben.

Van Zomeren woonde indertijd nog in Woerden. Dat is een stad die zich weliswaar aanprijst als centrum van het Groene Hart, alleen ligt dat centrum wel in de Randstad; dat overvolle mensenpakhuis tussen de snelwegen in Holland in, waar het steevast stinkt; en er altijd menselijke activiteit merkbaar is; zo daar geen overlast aan beleefd wordt.

Zelfs de logische opeenvolging van de seizoenen, die dit boek zo fraai illustreert, heeft mede daarom vervelende kantjes. Van Zomeren kan nog zo blij verheugd in de lente de terugkeer van de grutto’s begroeten op de wandelingen thuis met zijn hond. Hij weet ook dat de gruttokindjes, net uit het ei, over een paar weken gruwelijk gehakseld gaan worden door boeren die hun eerste snee gras willen maaien.

De schrijver was net 46 toen hij met zijn columnreeks begon, en op dat moment een relatief beginnende natuurliefhebber. Nooit had hij getaald naar wat er buiten te zien was, tot er een hond kwam, en dat beest elke dag moest worden uitgelaten, ongeacht het weer. Sindsdien vergingen vijftien jaar, en in die spanne tijds veranderde er langzaam en zeker van alles, en nam hij dat ineens waar. En daar is hij dan fel over, met het fanatisme nog steeds van de nieuwe bekeerling.

De grutto’s, waar zijn ze gebleven?

Deels kwam die verandering dus door de schaalvergroting in de landbouw, en andere ingrepen van de mens.

Nederland is een geheel door mensen bedacht land, waar zelfs over elke vierkante meter ‘vrije natuur’ besluiten zijn genomen. Dus levert de wijsheid dat veeteelt daarbij ook nogal bepalend moet zijn geweest een wat eigenaardige sensatie op.

Want het lijkt zo aardig, het idee dat land zo goed mogelijk de koe van dienst zou moeten zijn — zoals Van Zomeren uiteindelijk concludeerde. En tegelijk begint op dat niveau toch ook de fnuikende invloed van het kapitalisme; dat de aarde allereerst onze winstmaximalisatie ten dienste hoort te staan.

Zelfs al kwamen de uitwassen er dan misschien in Nederland pas echt met de massale ruilverkaveling, de bijbehorende herinrichting van het landschap, het kappen van talloos veel boomwallen, de structurele verlaging van het grondwaterpeil, en het invoeren van de monocultuur van het Engelse raaigras.

Niettemin blijft opvallend aan die ruim duizend columns dat Koos van Zomeren er telkens op uit gaat, op zoek naar natuur die er nog wel is; vaak aan de hand van een lokale expert.

En misschien is de grote kwaliteit van deze tekstjes dus wel altijd geweest dat de taal iets aan beweging had vast te leggen. Waardoor er toch spanning was in wat heel goed tegelijk de beschrijving kan zijn geweest van een verstild moment. Stilte wordt pas echt invoelbaar als het rumoer erom heen ook is benoemd.

In het voorjaar van 1994 begon Koos van Zomeren aan een serie columns over de koe, die tot het eind doorliep, en dus ook tot een heel boek zouden leiden. En juist deze reeks teksten bleek ik bijzonder goed onthouden te hebben. Waarop een vraag werd waarom dit zou zijn.

Was het omdat er nu eens een serie lag met éen helder onderwerp? Had hij eindelijk de ideale invalshoek gevonden om over onze idiote omgang te schrijven met de natuur? Want zo’n koe is vanzelfsprekend een door-en-door gemanipuleerd beest. Telkens doorgefokt op eigenschappen die het nuttigst waren voor de mens.

Tegelijk waren ook zijn lezers nog niet eerder zo door een onderwerp geraakt. Hij ontving er talloos veel brieven over.

Enerzijds leverde zo’n brief weleens stof op voor een column. Dankuwel. Anderzijds raakte Van Zomeren er toch ook wat verveeld mee dat hij inmiddels getypecast leek te worden door zijn tekstjes.

De mensen beginnen mij aardig te vinden. Ik bedoel mensen die me niet kennen maar zo nu en dan een stukje van me lezen, en ja, dat zijn nu eenmaal aardige stukjes; huisje, boompje, beestje en in het ergste geval een wolk erboven, daar zul je je niet gauw een buil aan vallen; en ja, het is ook zo, iemand met zo’n fijn gevoel voor een vogeltje in zijn hand kan niet slecht zijn, niet echt.
[…]

De tol

En het laatste halfjaar van de reeks volgen er ook weleens venijnige columns over zijn keuze om vooral over de natuur te schrijven. Ineens moest Van Zomeren nog even bewijzen dat het niet uit onmacht was dat hij het zo vaak over vogels had. Uit zijn tijd als politiek journalist waren er echt wel verhalen te vertellen die misschien meer indruk zouden maken.

Dus is mijn conclusie nu, anders dan na de losse bundels, dat het wellicht goed was dat er een einde kwam aan de reeks, na ruim duizend dagen. Daar waar ik eerder altijd had gevonden dat de auteur nog jaren door had moeten gaan, en het betreurd heb dat hij stopte.

Koos van Zomeren, Ruim duizend dagen werk
1028 pagina’s
De Arbeiderspers, 2000

Schrijvers op reis ~ Privé-domein gaat op vakantie

Een kleine honderd deeltje privé-domein zijn er inmiddels geboeklogd. En dat had een reden kunnen geven om eens een wat langere beschouwing aan deze serie egodocumenten te wijden. Alleen lukt me dat niet. Over een serie is weinig anders meer te melden dan dat niet elk deel dezelfde kwaliteit heeft.

Bovendien is de betekenis van de serie privé-domein al even verandert — wat misschien mede komt omdat de uitgever de reeks heeft laten versloffen. Het meest recente deel, Schrijvers op reis, waarin een reeks aan Nederlandse en Vlaamse auteurs die toevallig een band hebben met De Arbeiderspers een verhaal of fragment publiceren, is op geen enkele manier een hoogtepunt te noemen.

De ondertitel ‘Privé-domein gaat op vakantie’ lijkt me zelfs leugenachtig. In weinig verhalen speelt vakantie namelijk een rol. Een verblijf even elders, à la. Daarmee houdt het gauw op.

Vrijwel geen van de auteurs is trouwens ook onderweg — voor mij altijd het belangrijkste deel van een vakantie — bijna iedereen is al op zijn of haar bestemming; en gauw ietwat losgeslagen daar, doordat in den vreemde zo veel vertrouwds van thuis moest worden losgelaten.

Privé-domein diende me ooit om schrijvers te leren ontdekken. Opname in de reeks alleen al was een aanbeveling. Lang geleden.

Vandaar toch dat ik Schrijvers op reis probeerde. Wellicht dat uit deze verzameling een interessante nieuwe stem zou opklinken die me naar een tot nu toe genegeeerd oeuvre leiden kon. Maar zo’n ontdekking zat er niet bij.

En ja, dat zegt evenveel over mij als lezer, of meer wellicht, dan over de opgenomen auteurs.

Dus blijf ik de deeltjes privé-domein koesteren die me kennis lieten maken met iets, in de jaren tachtig, dat me toen de toegang ontsloot tot wat veel groters. Canetti’s Wat de mens betreft. Handke’s Last van de wereld.

Dus is er de wetenschap ook dat er deeltjes privé-domein bestaan die ik nooit zal lezen, omdat ik die uitgaven al in de oorspronkelijke taal bezit; en daardoor nooit als onderdeel van die Nederlandse reeks heb kunnen zien.

En dus staat de vervelende constatering nog altijd die al deze jaargangen boeklog me bracht: dat heel veel deeltjes privé-domein merkwaardig bescheten bloemlezinkjes zijn van veel grotere egodocumenten. Wat het ook heel moeilijk maakt om nieuwe uitgaven in de reeks werkelijk nog onbevangen in huis te halen.

Schrijvers op reis
Privé-domein gaat op vakantie

264 pagina’s
De Arbeiderspers, 2013
Privé-domein nr. 276

Wat wil de koe ~ Koos van Zomeren

In het laatste jaar dat Van Zomeren dagelijks een column schreef op de voorpagina van NRC Handelsblad, had hij vaak een binnenpretje. Terwijl die krant serieus de belangrijkste ontwikkelingen van de wereld bracht, ging het bij hem meestal over de koe. En dan liefst door even stil te staan bij een miniem maar tekenend detail. Zoals het haar dat in koeienoren groeit. Omdat de aardewerk borden van de Koninklijke Tichelaar in Makkum beschilderd worden met penselen die daarvan gemaakt zijn.

Tegelijk levert die hele reeks interessante cultuurgeschiedenis op. Omdat de mens het oerrund niet alleen geknecht heeft tot vee, maar omgekeerd de koe ook grote invloed heeft gehad op de mens. In de samenlevingen die geen vee hoedden, hebben de volwassenen ook nooit geleerd om melk te kunnen verteren. En dit kon volgens sommige latere theorieën weleens van zeer bepalend invloed zijn geweest op de loop van de geschiedenis.

Maar ook het Nederlandse landschap heeft zich gevormd naar de aanwezigheid van de koe daar. Die moest kunnen grazen, en dus weiden hebben die niet te nat lagen. Ook al betekende dit uiteindelijk dat de schaarse koe die nu nog naar buiten mag in een nogal prikkelarme omgeving met enkel Engels raaigras wordt gebracht.

Terwijl koeien toch zo goed zelf hun kostje kunnen opscharrelen, als ze niet als melkfabriekjes gehouden worden, maar moeten helpen om het landschap te beheren.

Koos van Zomeren is in deze bundel telkens bezig met de vraag hoe veel natuur er nog zit in een al zo lang gedomesticeerd beest als de koe. Zijn gruwel voor de uitwassen van het agromanagement is oprecht. Zelfs al negeerde hij daarbij de vraag hoe de veehouderij dan georganiseerd zou moeten worden.

Maar dit is dan ook geen monografie. Wat wil de koe vormt een verzameling van ruim tweehonderd verstilde columns, die elk rond de tweehonderd woorden telden, en daarbij toch telkens een afgerond verhaal wisten te brengen.

En anders dan de meeste andere columns zal ik deze om de zo veel jaar herlezen.

undefined

Steeds korter

Wat schrijven betreft: het kan altijd korter en als het niet korter kan kun je het altijd nog weggooien.

Je hebt schrijvers die de dingen groter maken en schrijvers die de dingen kleiner maken. Ik geloof niet dat het ene per definitie beter is dan het andere. In beide gevallen wordt door vertekening de juiste maat gezocht.
Ikzelf ben een typische verkleiner. Hele romans schrompelen onder mijn handen ineen tot een hoekje in de krant. Invallen, die met enige zorg en geduld hadden kunnen worden uitgewerkt tot een Huizinga-lezing, verdwijnen zomaar ergens in een bijzin.

Natuurlijk gaat het zo omdat ik het zo wil. Maar ik zou ook best eens anders willen. Ik zou best eens zo gulzig willen uitpakken als A.F.Th. van der Heijden. Of zo rondborstig als Wolkers, zo elegant als Nooteboom.

Ik probeer het weleens, al is het maar bij wijze van oefening. Maar het lukt me niet, het wordt aanstellerij. Let wel, ik zeg niet dat het aanstellerij is bij iemand anders, bij mij wordt het aanstellerij. En dan schrijf ik maar weer zoals het moet.

Een kennis uit Heerlen heeft m’n laatste boek gelezen. Hij schrijft: ‘Beste boek tot nu toe? Denk het wel. Die kleine stukjes. Naarmate je minder bent gaan schrijven is het beter geworden. Dat belooft wat als je helemaal niet meer schrijft!’

Die begrijpt het.

[oktober 1994]
Koos van Zomeren, Wat wil de koe
220 pagina’s
De Arbeiderspers, 1995

Wereld vereenvoudigen ~ Koos van Zomeren

Isoleer de mooie zinnetjes uit iemands oeuvre — dat zo vaak geprezen is om de mooie zinnetjes — en wat krijg je dan?

De wereld vereenvoudigen van Koos van Zomeren zal een jubileumuitgave zijn. Een bekroning bij veertig jaar schrijverschap; gezien de jaartallen op het kaft. Waarbij het de uitgever heeft behaagd een bloemlezing te geven uit het beste dat de auteur in al deze decennia bedacht had.

En dat leverde toen dus een Abecedarium op met zinnetjes.

Van Zomeren had alleen zelf al door dat dit knip- en plakwerk niet automatisch opnieuw iets moois zou hoeven op te leveren:

Woorden Woordenboeken vergruizen de taal tot woorden, daar zijn het woordenboeken voor. Maar woorden jagen altijd in groepsverband, ze ontlenen hun waarde mede aan de woorden waar ze naast, voor of achter lopen.

scheiding

Zin Mooie zinnen hebben hun eigen ecologie. Ze zijn altijd mooi in samenhang met een bepaalde omgeving. Je moet ze niet plukken.

Bovendien bleek vervolgens alle verantwoording te ontbreken waar de zinnen wegkwamen, wat dit boek nutteloos maakt als naslagwerk, of als introductie tot de rest van het toch behoorlijk omvangrijke oeuvre. Want de krenten maakten soms wel degelijk nieuwsgierig naar de pap waar ze uit werden gevist.

Het was dat ik net Een jaar in scherven had gelezen, en de losse regels die uit dit dagboek stamden me nog goed herinnerde. En als Van Zomeren expliciet over koeien schrijft, of kanoeten, of uilen, is ook welhaast af te leiden dat die zinnen stammen uit de boeken over koeien, kanoeten, of uilen.

Enkel Gerrit Komrij lukte het nog eens om een heel aardige ready-made te ontlenen aan de zinnen die hij ooit uitsprak tijdens interviews. Alleen staan in De buitenkant vooral heel stellige uitspraken; die al gauw iets van aforismen hebben; en soms zelfs grappen zijn. Hij is de uitzondering op het gebied van dit soort recycling.

Canetti’s en Handke’s boeken met losse zinnen zijn me ook heel lief. Maar die bevatten nu net losse aantekeningen. Die bij elkaar horen doordat het aantekeningen zijn. Alle losse regels in hun boeken hebben een voorlopig karakter. Daar moest ooit nog eens wat mee.

Van Zomeren’s zinnen daarentegen hebben hun werk al gedaan. En dat deden ze toen goed.

Los in een boekje zijn ze alleen gauw losse plukjes siervuurwerk overdag op twee januari. Doelpunten zijn het in een samenvatting op tv; die wel een resultaat tonen, maar daarbij al die lange en vervelende doelpuntloze minuten vooraf negeren; waardoor de emotie gemist wordt van hoeveel opluchting het scoren uiteindelijk bracht.

Desalniettemin tekende ik onder meer aan:

Diepzinnig Aan de andere kant — wat zijn diepzinnigheden anders dan gewone dingen die alleen maar op een minder gebruikelijke manier onder woorden worden gebracht?

scheiding

Gedachte Een mooie gedachte. Echt een gedachte voor een borduurwerkje aan de muur. Verder kun je er absoluut niks mee. Dat zie je vaak bij mooie gedachten, ze hebben iets nutteloos, ze voegen niets toe aan wat er al is. Behalve zichzelf dan.

scheiding

Genie Uiteindelijk is het de lezer die beslist over het genie van de schrijver. Hij zegt: wat is dat schitterend geschreven, en hij bedoelt: wat heb ik dat schitterend gelezen.

scheiding

Kwijt Heel wat moois ben ik kwijtgeraakt door erover te schrijven.

scheiding

Passages Ik hou er niet van passages in mijn eigen werk op te zoeken en na te lezen. Je wordt er ongedurig en mismoedig van. Ze zijn nooit volmaakt. En wáren ze volmaakt, waar moest je dan de moed vandaan halen om nog méér te schrijven.

scheiding

Polderweg Hier en daar vertoonde zich een fietser op een eindeloze polderweg. Fietsers zijn de meest voldane bewoners van Nederland. Ze verplaatsen zich bijna gratis en hoeven niet bang te zijn dat ze ver van huis geraken.

scheiding

Roman Vreemd moment altijd. Aan een nieuwe roman beginnen. Net of je van plan bent om naar Moskou te fietsen en om te beginnen je fiets uit de schuur haalt om de banden op te pompen.

scheiding

Schrijven Praten is zoeken, schrijven is vinden.

scheiding

Vergeten Ik heb eens geschreven dat schrijven een vorm van vergeten is (dat weet ik nog). Nu doet zich de vraag voor of niet-schrijven een vorm van onthouden is. Ik denk het wel.

scheiding
Koos van Zomeren, De wereld vereenvoudigen
Zinnen en passages
1965-2005

met illustraties van Erik van Ommen
167 pagina’s
De Arbeiderspers, 2005

Winter ~ Koos van Zomeren

Toen Koos van Zomeren ophield met zijn verstilde columns, op die verder zo schreeuwend nieuwsige voorpagina van NRC-Handelsblad, was dat meteen een gemis.

Tien jaar later is dit gemis er nog steeds.

Niemand heeft de leegte die hij achterliet voor mij opnieuw kunnen invullen. Geen columnist, weblogger, of schrijver slaagt erin mij dagelijks te boeien met een stukje van amper tweehonderd woorden, waarin eigenlijk niets staat en toch alles. Probeer eens zo’n column na te vertellen, en verder dan stamelen dat het vaak over de natuur gaat, kom ik niet.

Gelukkig zijn er dan de boekjes nog. En dan vooral de eerste twee deeltjes, die ook door de vormgeving extra bijzonder zijn geworden. Latere bundelingen van de columns leverden een standaard paperback op, maar zowel dit boekje Winter, als de voorganger Zomer zijn nog speciaal door de smalle bladspiegel, het mooie papier, en niet te vergeten de illustraties van Peter Vos.

Eens in de twee jaar herlees ik ze, in het gepaste jaargetijde. En dat plezier is altijd weer te snel voorbij.

Koos van Zomeren, Winter
120 pagina’s
Uitgeverij De Arbeiderspers © 1993

Zomer ~ Koos van Zomeren

Toen Koos van Zomeren met zijn dagelijkse column op de voorpagina van NRC-Handelsblad stopte, hield ik ook op met hem te lezen. Het was gek genoeg blijkbaar vooral de regelmaat die me aanstond, en het genot op zo’n geheel aan nieuws gewijde bladzijde iets te lezen dat helemaal tijdloos en verstild was.

omslag zomer

Van de columns die hij later schreef, weet ik niet eens of die wekelijks of iedere veertien dagen in de krant kwamen. Simpelweg omdat deze stukken veel minder bijzonder waren. Niet dat ze in toon en aanpak afweken van die dagelijkse dingen, maar er zijn zo veel columnisten die maar éen per week een stukje brengen. In dat peloton viel van Zomeren’s werk minder op.

Gelukkig zijn die dagelijkse columns ook in boekvorm uitgegeven. En het boekje Zomer is van die vier losse verzamelbundels waarschijnlijk wel mijn favoriet. Het heeft een opvallend formaat, omdat de smalle bladspiegel van de oorspronkelijke column is aangehouden. En het papier is goed, dus het boek leest alleen daarom al prettig.

Dus lees ik uit dagelijkse aantekeningen hoe het ook in 1992 van lente zomer werd. Waarbij ik vooral de columns prettig vind die gaan over die man — met zijn hond — in een landschap. Alleen al om daarna zelf even de deur uit te stappen en met frisse ogen naar al dat groen buiten te kijken.

Koos van Zomeren, Zomer
120 pagina’s
Uitgeverij De Arbeiderspers, 1993