Foe ~ J.M. Coetzee

► door: A.IJ. van den Berg

Coetzee doet in dit boek Robinson Crusoë, maar dan helemaal anders. Want, verteld door een figuur die in het oorspronkelijke boek helemaal niet voorkomt. Ene Susan Barton, die ooit de wereld introk om haar dochter te zoeken. Op de terugreis uit het Braziliaanse Bahia werd ze als liefje van de kapitein door de muitende bemanning in een roeiboot gezet, en midden op zee achtergelaten.

Susan Barton landt met de blaren in haar handen op het eiland van Crusoë, en dat is een veel minder aangename plek dan wij denken. Het waait er altijd. Crusoë, die in het boek Cruso heet, is een kluizenaar die genoeg heeft aan dat ene eiland. Friday is een slaaf, waarvan niet verteld wordt of zijn tong werd uitgesneden door zijn vorige meesters, of door Cruso zelf.

Zo blijft er veel schimmig in dit boek. Wie is die Susan Barton precies, en hoe betrouwbaar is haar verhaal? En eenmaal terug in Engeland: waarom is die Defoe, die bij geboorte ook echt Foe heette [= vijand], helemaal niet geïnteresseerd in het verhaal van die schipbreukeling op dit onbewoonde eiland?

Als literair spel is dit allemaal aardig. Al zou ik misschien Daniel Defoe’s originele versie van Robinson Crusoe uit 1719 beter moeten kennen om dat te beoordelen. Ik kan me niet heugen dat verhaal ooit anders te hebben gelezen dan voor kinderen naverteld, en daarmee waarschijnlijk compleet onschadelijk gemaakt.

Maar als boek kan dit waarschijnlijk het beste in éen zitting genoten worden. Als er eenmaal afstand tot het verhaal komt, is er weinig dat tot verder lezen dwingt. Zo werkte het voor mij, tenminste.

Waarom moet dat verhaalgedeelte in Engeland zo veel ruimte innemen, bijvoorbeeld? En is een roman eigenlijk wel de beste plek om beschouwingen over verdichting en waarheid op te schrijven; de hoofdpersoon te laten klagen dat ze niet kan vertellen, maar dan toch bijna alles in haar stem te laten horen?

J.M. Coetzee, Foe
157 pagina’s
Penguin Books, oorspronkelijk 1986


[x]opgenomen in het dossier: