Late Essays ~ J.M. Coetzee

► door: A.IJ. van den Berg

Coetzee is éen van de weinige auteurs van wie ik ook het nieuwste boek ongezien zal aanschaffen. Alleen was er voor mij niet veel te beginnen met zijn laatste twee Jezus-romans. Die werden al snel weer terzijde gelegd.

Zelfs de lust om te onderzoeken waarom ik daar zo weinig mee kon, ontbreekt.

Van de weeromstuit kon een bundel als Late Essays 2006 — 2017 daarom weleens beter lijken dan deze is. Want daar staan enkele zeer goed leesbare stukken in, die ik ook met groot plezier las. En dat luchtte op.

Liet deze bundel bovendien zien dat J.M. Coetzee met sommige schrijvers al heel zijn leven bezig is. Zo gaat een groot deel van het boek, een kleine zestig pagina’s, in heel verschillende essays over de schrijver Samuel Beckett. Op wiens teksten Coetzee in de jaren zestig nog gepromoveerd is tot doctor in de letteren.

Over Ford Madox Ford is er nu een essay, en was er veel eerder ook een afstudeertekst.

En de bundel opent met een beschouwing over de merkwaardige roman Roxana van Daniel Defoe — terwijl Coetzee eerder een eigen roman wijdde aan deze auteur.

Op hun best wekken de 23 essays in deze uitgave de indruk met plezier te zijn geschreven, en met een duidelijk doel. Al speelt hierbij vast projectie van mij bij mee. Aan een aantal teksten kleefde voor mij toch het idee: Coetzee schreef dit essay omdat hij verschillende boeken had gelezen van zo’n auteur, en dan nog wat er om heen om het beeld te vervolmaken. Dat was een inspanning. En enkel door daar dan nog een eigen tekst van te brouwen zou die inspanning niet alleen die egoïstische daad blijven, en ook nog aan anderen niets leesbaars opleveren.

En hoe zeer schrijvers ook mogen klagen over hun metier. Ik vermoed toch ook dat die daad van het ordenen van gedachten tot zinnen die uiteindelijk op papier zullen verschijnen, voor hen plezierig is om te doen.

Helemaal omdat het schrijven an sich altijd nog verrassingen kan opleveren; de poging om iets te verwoorden kan ideeën opwerpen waarvan het bestaan niet eens vermoed werd.

Op zijn best doet Coetzee iets waar ik hem zelfs dankbaar voor ben, als lezer. Zo heeft hij bijvoorbeeld zo’n exemplarisch essay geschreven over de ins en outs van Goethe’s Leiden des jungen Werthers dat het daarmee overbodig is geworden dat boek zelf nog eens te lezen. En dat wilde ik toch al niet echt. Ondanks de betekenis, in de Europese geschiedenis van de literatuur. Waardoor er nog altijd wel een plicht lag.

Nam hij daarbij in éen moeite de roman Lotte in Weimar mee, van Thomas Mann.

Niet alle essays in deze bundel gaan over canonische boeken, of heilig gemaakte schrijvers. Verkende Coetzee daarbij dan de Australische letteren, dan leverde dit materiaal op dat nieuwsgierig maakte naar die boeken. Teksten over auteurs als Juan Ramón Jiménez of Antonio Di Benedetto passeerden evenwel zonder enige indruk na te laten.

J.M. Coetzee, Late Essays
2006 — 2017

297 pagina’s
Vintage 2018, oorspronkelijk 2017

[x]opgenomen in het dossier: