Boyhood ~ J.M. Coetzee

Er kleeft iets merkwaardigs aan de autobiografieën van schrijvers, en dat is dat die ergens allemaal op elkaar lijken. Tenminste, als het om de jeugd gaat van de auteur. Denk vooral niet dat lezen nut heeft. Eenieder die de moeite neemt zich te bekwamen in het schrijven van fictie, en daarin uitblinkt, is een angstig en beperkt mens. Buitenstaanders zijn het, die zich wel verheven boven iedereen in hun omgeving moeten voelen, omdat ze anders niet bezitten dan hun trots.

Dus is zelfs deze autobiografie over de jongensjaren van de Nobelprijswinnaar Coetzee voor een groot deel voorspelbaar.

Maar wat heeft dat terugkijken bij hem een meesterlijk boek opgeleverd.

Coetzee bouwde ook de nodige afstand in, door over zichzelf te schrijven in de derde persoon. Paar dit aan zijn soms zo kale taal, en onbarmhartig bijtende zinnetjes zijn te verwachten.

Hij is niet vriendelijk over zichzelf als kind. Maar misschien juist daardoor komen zijn kinderangsten onverbiddelijk over. Net als zijn resolute snobismen.

Het gezin Coetzee woonde een groot deel van diens jongensjaren in de Zuid-Afrikaanse provincie. Waar het uitzonderlijk was om rijk genoeg te zijn om schoenen te dragen, zoals hij. Waar zelfs de blanken in twee werelden gescheiden waren; de Afrikaners en zij. De Britten. En wat vreemd is, blijft onberekenbaar, en dus gevaarlijk. Dus rest een kind weinig anders dan camouflagegedrag te ontwikkelen. Zelfs al is het de beste van de klas.

Maar ook nadat het gezin naar Kaapstad verhuisde, bleef het wat buiten de normale orde staan. De jongen kan alleen naar een school die iedereen aanneemt waar de prestigieuzer instituten niet aan willen. Maakt dan niet uit dat deze school katholiek is.

Knap vind ik hoe deze autobiografie ook een portret is van zijn moeder. De vrouw waarvoor Coetzee’s bewondering naar het eind toe eindelijk toeneemt, terwijl er tegelijk wrevel blijft over haar verpletterende zorg.

Coetzee heeft een vervolg geschreven op dit boek, dat Youth heet. Dit begint als hij de leeftijd heeft om naar de universiteit te gaan. Boyhood eindigt vlak voor de puberteit van de hoofdpersoon. En ik geloof niet dat het heel erg is om het verslag van die tienerjaren te moeten missen. Dat Coetzee op een dag het schrijven ontdekte, is haast een invuloefening geworden, nu de kaders zijn vastgesteld.

wordt donderdag vervolgd

J.M. Coetzee, Boyhood
Scenes from provincial life

166 pagina’s
Vintage 1998, oorspronkelijk 1997

Diary of a Bad Year ~ J.M. Coetzee

Coetzee’s meest recente roman deed éen ding heel goed. Diary of a Bad Year overtuigde me dat er in fictie nog altijd nieuwe manieren te vinden zijn om een verhaal te vertellen. Waardoor zelfs een roman nog heel boeiend kan zijn om te lezen.

De meeste schrijvers bevestigen slechts dat de roman een uitgewoond genre begint te worden.

Coetzee introduceerde een split-screen techniek in het boek, waardoor op eenzelfde bladzijde drie verhaallijnen tegelijk bezig zijn. Wat voor mij soms betekende dat ik de pagina’s in een soort U-vorm las: linksbovenaan beginnend, en dan onderaan overstekend.

Vrijwel steeds bevat de bovenste helft van de pagina een kort essay, over een onderwerp dat actueel was, in het midden van de jaren nul van de eenentwintigste eeuw. Bekende Coetzee-thema’s komen dan langs, zoals wat er mis is aan het slachten van dieren. Andere stukken gaan onder meer over culturele onderwerpen, en politici die toen even het nieuws bepaalden; als een Blair en een Bush.

Uit het middelste gedeelte van de bladzijde — het eigenlijke dagboek — wordt dan duidelijk dat deze essays geschreven worden door een voormalige Zuid-Afrikaan, die thans in Australië woont. Doel is om nog eens een bundel van die essays bij een Duitse uitgever uit te brengen. Een vraag daarbij wordt of de titel moet melden dat het om meningen gaat van de schrijver, die makkelijk kunnen wegwaaien met de wind, of dat het gegronde opinies zijn.

En het onderste deel van de pagina vertelt op een gegeven moment het verhaal van de vrouw die de schrijver komt helpen. De schone Anya. Die een Australische man heeft, die dan weer wil gaan uitbuiten dat de auteur wel gevoelig lijkt te zijn voor Anya’s bekoorlijkheden.

Er zijn genoeg hints dat Coetzee een zelfportret lijkt te geven. Zo heet de auteur in het boek señor C. voor Anya en haar vriend. De onderwerpen van de essays en de daarin verwoorde opinies kunnen de lezer bekend voorkomen. Bovendien geeft deze man ergens toe een roman te hebben geschreven die Waiting for the Barbarians heet.

Het is een spel met de werkelijkheid daarom. Net als Coetzee kort daarop nog eens deed in zijn geromaniseerde autobiografie Summertime. Waarin hij zichzelf voor het gemak maar vast doodverklaarde.

Naast de doordachte opinies en het gegeven dat die ergens gaan worden uitgegeven, plus het prestige dat daaraan gehecht wordt, staat het leven van de schrijver. Dat wordt onbarmhartig becommentarieerd door de vrouw die hem helpen komt, en haar partner.

Dit is al éen vondst.

Daarnaast kan de mening van dat stel op dit moment zo makkelijk nog anders worden gezien — die twee kunnen model staan voor hoe de goegemeente denkt over elitaire bezigheden als schrijven.

J.M. Coetzee, Diary of a Bad Year
229 pagina’s
Vintage 2008, oorspronkelijk 2007

Dierenleven ~ J.M. Coetzee

Coetzee’s roman Elizabeth Costello mist in de Nederlandse vertaling opvallend genoeg twee hoofdstukken. Die beide hoofdstukken staan namelijk merkwaardig geïsoleerd in dit boekje, dat al eerder door een andere uitgever op de markt werd gebracht. Dit alleen al maakt het een curiosum.

Ook inhoudelijk is het wat raar.

Veel verhaal zit er namelijk niet in. De twee hoofdstukken gaan over een voordracht die de tamelijk gevierde schrijfster Elizabeth Costello houdt over dierenleed in de bio-industrie. En toevallig geeft ze die lezing op de universiteit waar haar zoon doceert, logeert ze bij hem, en kan ze niet opschieten met haar schoondochter.

Coetzee geeft ons die lezing met al zijn stoplappen en langdradigheid. Maar tegelijkertijd heeft hij de omstandigheden geschapen om zijn personages ook al uitgebreid kritiek op mevrouw Costello’s voordracht te uiten.

Vooral die schoondochter is vernietigend in haar oordeel. En op de keper beschouwd zegt Elizabeth Costello misschien ook niet meer over het leed dieren aangedaan dan: dat doe je toch niet?

Dit boekje is daarom eerder een pamflet dan iets anders. Een pamflet dat tot discussie na het lezen wil oproepen, en daarbij de therapeutische vraag stelt: wat vind jij er zelf van?

Ik vind van alles, maar heb daarvoor heel andere argumenten dan in dit boek naar voren kwamen. Dat voert daarom allemaal te ver, in dit bestek.

J.M. Coetzee, Dierenleven
96 pagina’s
Uitgeverij Ambo © 2001
Vertaling van The Life of Animals © 1999


Dusklands ~ J.M. Coetzee

De debuutroman van J.M. Coetzee is geen roman uit éen stuk, maar bestaat uit twee schijnbaar losstaande novelles. Geen van beide biedt een verhaal om vrolijk van te worden. Ik kan door een boek als dit goed begrijpen dat er mensen zijn die Coetzee geen moment kunnen lezen.

Er zit ook iets kil en wreeds in de schijnbaar onaangedane manier waarop deze auteur zijn personages een crisis laat doormaken.

Maar in het eerste deel van het boek gaat de Amerikaanse hoofdpersoon nu juist zelf langzaam kapot van de kil objectieve taal waarin deze immense gruwelen beschrijven moet. ‘The Vietnam Project’ is een verkenning naar de psychologische oorlogsvoering tegen Vietnam. En zo ik in symboliek geloven zou, dan is Coetzee’s commentaar op die oorlog me duidelijk.

Het tweede deel van de roman bestaat uit een schijnbaar historisch verslag van de ontdekkingsreis die ene Jacob Coetzee in de jaren 1760 maakte naar de binnenlanden van Zuid-Afrika. Onderweg wordt hij ziek, waarop de meeste van zijn Hottentot-slaven hem in de steek laten. Deze Coetzee overleeft desondanks, door de verzorging van een lokale stam. Maar dankbaarheid levert dit niet op. Eenmaal weer in de eigen wereld teruggekeerd, begint Jacob Coetzee aan een wraakactie.

Interessant aan dit boek voor mij was om te zien of er elementen zijn die al vanaf het begin in de romans van Coetzee voorkomen. En goed, dan zou dat die hierboven al gememoreerde kille afstandelijkheid kunnen zijn. Die roept uiterst effectief gevoelens bij de lezer op — waarbij afschuw wel de voornaamste is.

Maar in een goed boek zit ook liefde, en dat heeft Coetzee in latere romans beter begrepen.

J.M. Coetzee, Dusklands
125 pagina’s
Vintage 2004, oorspronkelijk 1974, 1982

Foe ~ J.M. Coetzee

Coetzee doet in dit boek Robinson Crusoë, maar dan helemaal anders. Want, verteld door een figuur die in het oorspronkelijke boek helemaal niet voorkomt. Ene Susan Barton, die ooit de wereld introk om haar dochter te zoeken. Op de terugreis uit het Braziliaanse Bahia werd ze als liefje van de kapitein door de muitende bemanning in een roeiboot gezet, en midden op zee achtergelaten.

Susan Barton landt met de blaren in haar handen op het eiland van Crusoë, en dat is een veel minder aangename plek dan wij denken. Het waait er altijd. Crusoë, die in het boek Cruso heet, is een kluizenaar die genoeg heeft aan dat ene eiland. Friday is een slaaf, waarvan niet verteld wordt of zijn tong werd uitgesneden door zijn vorige meesters, of door Cruso zelf.

Zo blijft er veel schimmig in dit boek. Wie is die Susan Barton precies, en hoe betrouwbaar is haar verhaal? En eenmaal terug in Engeland: waarom is die Defoe, die bij geboorte ook echt Foe heette [= vijand], helemaal niet geïnteresseerd in het verhaal van die schipbreukeling op dit onbewoonde eiland?

Als literair spel is dit allemaal aardig. Al zou ik misschien Daniel Defoe’s originele versie van Robinson Crusoe uit 1719 beter moeten kennen om dat te beoordelen. Ik kan me niet heugen dat verhaal ooit anders te hebben gelezen dan voor kinderen naverteld, en daarmee waarschijnlijk compleet onschadelijk gemaakt.

Maar als boek kan dit waarschijnlijk het beste in éen zitting genoten worden. Als er eenmaal afstand tot het verhaal komt, is er weinig dat tot verder lezen dwingt. Zo werkte het voor mij, tenminste.

Waarom moet dat verhaalgedeelte in Engeland zo veel ruimte innemen, bijvoorbeeld? En is een roman eigenlijk wel de beste plek om beschouwingen over verdichting en waarheid op te schrijven; de hoofdpersoon te laten klagen dat ze niet kan vertellen, maar dan toch bijna alles in haar stem te laten horen?

J.M. Coetzee, Foe
157 pagina’s
Penguin Books, oorspronkelijk 1986


Good Story ~ J.M. Coetzee and Arabelle Kurtz

De tijd is al even voorbij dat ik enkel mijzelf de schuld gaf een boek niet te begrijpen. Tegenwoordig neem ik mijn onbegrip toch echt allereerst de schrijver kwalijk. Als het hem of haar niet lukte om de noodzakelijke helderheid te produceren, zegt dit het meest nog over de kwaliteit van hun schrijven.

Ofwel, het lukt me alleen om iets van de gedachtewisseling in The Good Story te begrijpen, als ik nogal ga interpreteren. Bijvoorbeeld door te denken: J.M. Coetzee wilde weliswaar meer weten over hoe een psychoanalytisch getrainde psychotherapeut aankijkt tegen zaken als ‘het verhaal’. Alleen lijkt het een boek lang ook alsof hij een principiële weerzin blijft houden tegen de manier van denken van Arabella Kurtz.

Het boek biedt slechts zelden een werkelijk conversatie. Veeleer komen twee monologen langs, die dan toevallig elk hoofdstuk over hetzelfde onderwerp gaan.

Beide auteurs lijken langs elkaar heen te praten.

Voornaamste bezwaar na ieder hoofdstuk werd daarmee dat het zelfs direct na lezing al niet lukte om voor mijzelf samen te vatten wat er daarnet precies was langsgekomen. Terwijl elk van deze delen nog wel begint met een samenvatting in steekwoorden van wat er zo komen gaat. De moeizame verhouding van een schrijver met de waarheid. Kunnen we herinneringen veranderen? Het individu versus de groep. Discipline als vraag. Etcetera.

Bood het boek zelfs een klassieke filosofische vorm aan dialoog. Coetzee oppert steeds een these, die dan vaak komt in de vorm van een vraag. Arabella Kurtz biedt daarop haar antithese. Waarop hij het woord weer krijgt, en zij vervolgens het hoofdstuk mag afronden.

Was het vervolgens blijkbaar aan mij als lezer om tot een synthese te komen, en lukte mij dat te zelden.

Ging The Good Story nog wel grotendeels over ten dele een onderwerp dat mij na aan het hart ligt: die geschiedenis van het ik — de vraag wat zoal maakt wie ik ben, en daarmee wie zijn, en dus wie zij dan zijn.

Maar wellicht bleven beide auteurs telkens te zeer in abstracties hangen.

Mij boeide de tekst pas als deze concreet werd; bijvoorbeeld als Coetzee het had over zijn ervaringen als docent met de horden tegenover hem.

En daardoor misschien was er slechts éen moment waarop ik me geroepen voelde om diep met beide mee te denken. Toen Arabella Kurtz enthousiast over de roman Austerlitz begon, van W.G. Sebald. Omdat zij in dit boek aanwijzingen vond over hoe het best te leven is. Zoals dat we de wens moeten loslaten om over alles controle te houden.

J.M. Coetzee meende evenwel dat Austerlitz nu net beter niet als leidraad gebruikt kan worden. Omdat de hoofdpersoon opeens over zijn verleden begint, en daarin zou kunnen verdrinken, net als Coetzee dat tijdens het lezen bijna overkwam door de vloed aan details. Want hoewel hij de roman van belang vindt, heeft hij toch ook grote problemen met dat boek. Waarom vond Sebald het bijvoorbeeld nodig om een extra verteller in te zetten; die geschiedenisleraar aan wie het personage Austerlitz zijn verhaal gaat doen?

En, meer principieel, wat schoot dat personage er mee op om alle ellende van vroeger op te rakelen?

Enfin, dan is mijn relatie tot de roman Austerlitz nog weer iets anders — omdat voor mij de belangrijkste vraag over dat boek werd waarom een auteur een verhaal van een ander dat er al was, in boekvorm zelfs, nog eens meende te moeten navertellen. Mede omdat dit een vraag was over hoe het verhaal van de Holocaust dán overgebracht moet blijven worden.

Mijn onvrede daarbij kwam ook omdat er zo zelden vragen worden gesteld over dit soort mechanismen. Zo heeft Connie Palmen gemeend nog eens over het verhaal van Ted Hughes en Sylvia Plath te kunnen piesen, omdat dit daaraan blijkbaar nog van alles toevoegde. Voor deze inspanning won zij onlangs prompt éen van die hooggedoteerde literaire prijzen.

Verlang ik daarmee absolute zuiverheid van de auteurs die ik lees? Nee. Alleen lijkt het me dat er een miljoenmiljard verhalen bestaan die nog niet verteld werden. Dat een cultuur niet per se rijker wordt van recycling, als dat hergebruik uit niet meer bestaat dan uit hermontage en een nieuw parfummetje daar overeen. Alleen is dit uiteindelijk een onoplosbare kwestie. Zovelen constateerden al dat sommige kunstenaars enkel op de geschiedenis van hun kunst reageren, waar anderen juist scheppen vanuit hun reactie op het leven zelve.

J.M. Coetzee and Arabelle Kurtz, The Good Story
Exchanges on Truth, Fiction and Psychotherapy

198 pagina’s
Vintage 2016, oorspronkelijk 2015

Here and Now ~ Paul Auster & J.M. Coetzee

Helemaal geloven dat dit boek de complete brieven biedt van Auster en Coetzee doe ik niet. Daarvoor staat er wel erg weinig roddel in.

Enkel Philip Roth gaat even over de tong, en dan nog niet eens venijnig ook — omdat Coetzee de roman Exit Ghost een te voorspelbare variant vindt op een wel erg uitgekauwd thema.

Ook is duidelijk dat de heren extra hun best hebben gedaan op de brieven — en dan waarschijnlijk niet alleen om elkaar te vermaken. Paul Auster [1947] geeft in het begin toe hele pagina’s tekst niet verstuurd te hebben, omdat hij er niet tevreden over was.

De briefwisseling in Here and Now biedt kortom een gestileerde en schoon geboende conversatie. Die desondanks elke pagina boeide. Maar die tegelijk ook tal van vragen opwierp.

Aan de brieven uit de jaren 2008 — 2011 valt bijvoorbeeld op dat internationaal bekende schrijvers heel wat literaire festivals aflopen in een jaar. Voor Coetzee [1940], die in Australië woont, betekent dit dat hij telkens lange intercontinentale vluchten moet maken, en vaak aan jetlag lijdt. Hij slaapt thuis slecht — hoogstens vier uur per nacht, waarbij het een wonder is als die vier uur aaneengesloten zijn. Daardoor valt hij overdag telkens even in slaap.

Maar waarom bekende schrijvers op leeftijd zo veel festivals bezoeken in een jaar is blijkbaar oninteressant. Een gegeven. Waarover zo veel vastligt dat er verder niet over gesproken hoeft te worden.

Shoptalk biedt dit boek al evenmin. Slechts Paul Auster heeft het terloops weleens over de boeken waarmee hij bezig is — éen project moet hij na maanden toch maar loslaten — terwijl Coetzee niets zegt over wat hij aan het doen is. Behalve dan dat eens een recensie geschreven moet worden, en er die festivals zijn om te bezoeken. Waar hij dan weigert om publiek geïnterviewd te worden; omdat zijn antwoorden dan altijd veel te kort zijn voor een plezierig optreden.

Here and Now gaat misschien daarom opvallend genoeg vaak over sport.

Sport blijkt een onderwerp te zijn van waaruit het hele leven te verklaren valt. Zelfs al begint Coetzee over dit thema met de verzuchting weer heel wat uren nutteloos doorgebracht te hebben met het staren naar testmatch-cricket op de TV.

In de periode 2008 — 2011 speelt vanzelfsprekend ook ineens een financiële crisis — en beide auteurs weten daar dan toch net te weinig van om er op door te gaan.

Wel komt Coetzee op een gegeven moment tot de wijze conclusie dat mensen liever blijven doormodderen met een situatie die ze al kennen, dan dat ze afstand durven te nemen en voor iets radicaal nieuws te kiezen.

Maar dan gaat het boek al over Israel en het Palestijnen-vraagstuk. En zijn de auteurs even een Statler & Waldorf die de kwaliteit van de politici daar spottend de maat nemen.

Er hadden van mij meer van zulke momenten mogen zijn. Tegelijk is het onmogelijk hier even samen te vatten wat de conversatie dan allemaal wel biedt. Er komt heel wat langs in het boek; alleen wordt lang alles niet uitgewerkt.

Onbeantwoord bleef voor mij vooral de vraag waarom ik na vele decennia boeken van Auster te hebben gelezen deze mij nu niets meer doen. Zo niet dodelijk irriteren door hun voorspelbare literaire trucs. Terwijl ik van Coetzee, die een veel latere ontdekking was, elk nieuw boek blind aanschaf; ondanks mijn besluit dat er daardoor een boek van een ander uit mijn verzameling weg zal moeten.

Auster blijft slechts een prettige schrijver als hij nadrukkelijk geen kunst bedrijft; in de autobiografieën, of zoals hier in zijn brieven.

En misschien wordt naar de oplossing van die vraag gehint in wat zij schrijven over de roman als kunstvorm.

[…] Faced with a choice between reading a run-of-the-mill novel and raking leaves in the garden, I think I would go for raking leaves. I don’t get much pleasure out of consuming novels; and — more important — I think that indifference to reading fiction as a recreation is spreading in society. It has become quite respectable, at least among men, to say that one doesn’t read fiction at all. I am a professional, with a professional stake in the business, so I can’t use myself as a yardstick. But I must say that I get impatient with fiction that doesn’t try something that hasn’t been tried before, preferably with the medium itself.

J.M. Coetzee [165]

Paul Auster ontwijkt deze discussie dan.

As for the reading of novels, I think novelists themselves should be exempted from the discussion. You can’t read other people’s novels while you are writing your own. And when we do read them, needless to say we don’t want to read mediocre ones. Raking leaves is surely preferable (and I detest raking leaves), but we mustn’t get forget the thrill we feel when we come across something truly good. And then — ah, and then — how to forget the passion of our reading when we were young, when it seemed that our very lives depended on it?

Paul Auster [168-169]

En mede daardoor blijft een boek als dit toch allereerst divertissement; vermaak met niveau weliswaar; maar een verzameling brieven die voor mij uiteindelijk meer vragen opriep dan beantwoordde.

Wat zou Coetzee nu echt vinden van Auster’s recente boeken, bijvoorbeeld?

[ wordt vervolgd ]

Paul Auster & J.M. Coetzee, Here and Now
Letters 2008 — 2011

248 pagina’s
faber and faber, 2013

Inner Workings ~ J.M. Coetzee

J.M. Coetzee schrijft essays over boeken zoals ik ze zou kunnen willen schrijven. Eerder kwam op boeklog al de bundel Stranger Shores langs. En al mijn complimenten over dat boek gelden zonder meer ook voor deze verzameling.

Misschien is Inner Workings in éen opzicht nog een tikje beter dan Stranger Shores. Coetzee schrijft ditmaal alleen maar over auteurs, meestal door diep op éen boek van hun oeuvre in te gaan. En dat kan ik geen beperking vinden. Via de literatuur zijn net zo goed uitspraken over de wereld te doen.

Opnieuw heb ik bijna alle schrijvers die Coetzee behandelt ook al gelezen. En toch weet hij telkens ook iets over hen te melden dat nieuw voor mij is. Meestal komt dit doordat Coetzee een boek bespreekt dat ik nog niet las. Soms is het, omdat hij iets uit de levensgeschiedenis van de auteur naar voren haalt, dat mij onbekend was gebleven.

Door zijn woorden over vertrouwde auteurs, als Svevo, Walser, Musil, Grass, Bellow, en Miller, maakt Coetzee bovendien nieuwsgierig naar schrijvers die ik nog niet heb gelezen. Sándor Márai, Nadine Gordimer, of zelfs William Faulkner.

Het is werkelijk zo als ik bij de bespreking van Stranger Shores al bedacht. Weinig is er mooier dan uit eigen ondervinding te zien dat iemand een goed beoordelingsvermogen heeft, zonder daarbij alleen op diens reputatie te hoeven leunen. Omdat er dan zoveel vertrouwen is in wat iemand schrijft.

Coetzee als gids hebben, is dan ook een voorrecht.

J.M. Coetzee, Inner Workings
Essays 2000-2005

304 pagina’s
Vintage 2008, oorspronkelijk 2007

Late Essays ~ J.M. Coetzee

Coetzee is éen van de weinige auteurs van wie ik ook het nieuwste boek ongezien zal aanschaffen. Alleen was er voor mij niet veel te beginnen met zijn laatste twee Jezus-romans. Die werden al snel weer terzijde gelegd.

Zelfs de lust om te onderzoeken waarom ik daar zo weinig mee kon, ontbreekt.

Van de weeromstuit kon een bundel als Late Essays 2006 — 2017 daarom weleens beter lijken dan deze is. Want daar staan enkele zeer goed leesbare stukken in, die ik ook met groot plezier las. En dat luchtte op.

Liet deze bundel bovendien zien dat J.M. Coetzee met sommige schrijvers al heel zijn leven bezig is. Zo gaat een groot deel van het boek, een kleine zestig pagina’s, in heel verschillende essays over de schrijver Samuel Beckett. Op wiens teksten Coetzee in de jaren zestig nog gepromoveerd is tot doctor in de letteren.

Over Ford Madox Ford is er nu een essay, en was er veel eerder ook een afstudeertekst.

En de bundel opent met een beschouwing over de merkwaardige roman Roxana van Daniel Defoe — terwijl Coetzee eerder een eigen roman wijdde aan deze auteur.

Op hun best wekken de 23 essays in deze uitgave de indruk met plezier te zijn geschreven, en met een duidelijk doel. Al speelt hierbij vast projectie van mij bij mee. Aan een aantal teksten kleefde voor mij toch het idee: Coetzee schreef dit essay omdat hij verschillende boeken had gelezen van zo’n auteur, en dan nog wat er om heen om het beeld te vervolmaken. Dat was een inspanning. En enkel door daar dan nog een eigen tekst van te brouwen zou die inspanning niet alleen die egoïstische daad blijven, en ook nog aan anderen niets leesbaars opleveren.

En hoe zeer schrijvers ook mogen klagen over hun metier. Ik vermoed toch ook dat die daad van het ordenen van gedachten tot zinnen die uiteindelijk op papier zullen verschijnen, voor hen plezierig is om te doen.

Helemaal omdat het schrijven an sich altijd nog verrassingen kan opleveren; de poging om iets te verwoorden kan ideeën opwerpen waarvan het bestaan niet eens vermoed werd.

Op zijn best doet Coetzee iets waar ik hem zelfs dankbaar voor ben, als lezer. Zo heeft hij bijvoorbeeld zo’n exemplarisch essay geschreven over de ins en outs van Goethe’s Leiden des jungen Werthers dat het daarmee overbodig is geworden dat boek zelf nog eens te lezen. En dat wilde ik toch al niet echt. Ondanks de betekenis, in de Europese geschiedenis van de literatuur. Waardoor er nog altijd wel een plicht lag.

Nam hij daarbij in éen moeite de roman Lotte in Weimar mee, van Thomas Mann.

Niet alle essays in deze bundel gaan over canonische boeken, of heilig gemaakte schrijvers. Verkende Coetzee daarbij dan de Australische letteren, dan leverde dit materiaal op dat nieuwsgierig maakte naar die boeken. Teksten over auteurs als Juan Ramón Jiménez of Antonio Di Benedetto passeerden evenwel zonder enige indruk na te laten.

J.M. Coetzee, Late Essays
2006 — 2017

297 pagina’s
Vintage 2018, oorspronkelijk 2017

Life & Times of Michael K ~ J.M. Coetzee

Coetzee slaagt er telkens in een verhaal zo op te zetten dat ik er meteen in mee wil. Maar die betovering duurt meestal hoogstens veertig pagina’s. Om een of andere reden lijkt het dan vaak of ik het boek zelf wel verder kan invullen. De toon is gezet, de rest lijkt hoogstens een variatie op het voorafgaande.

Dit is frustrerend.

Daardoor ook vraag ik me van dit boek af wat de schrijver er mee bedoelt. En dat is meestal niet zo’n zinnige vraag. Maar misschien is die domme en wat lethargische Michael K inderdaad wel Afrika dat onnozel de oorlog inloopt. Of het hele land Zuid-Afrika…

Enfin. Het is Coetzee gelukt van Michael K een Elkerlyck te maken die waarschijnlijk zo op oorlog en de bijbehorende problemen reageert als de meeste vluchtelingen zullen doen; onhandig en zonder idee. Maar maakt dat een interessant boek? En hoe interessant is het dat bijna het hele verhaal over deze onnozele man tot ons komt via een alwetende verteller?

Het zal geen toeval zijn dat ik het tweede deel van de drie in dit boek het boeiendst vond. Daarin is een echt mens aan het woord en niet zo’n stem van God ergens buiten het verhaal. De dokter van het heropvoedingskamp, die Michael K probeert op te lappen uit de lethargie, redt het boek nog een beetje.

Anders had ik het niet uitgelezen.

J.M. Coetzee, Life & Times of Michael K
184 pagina’s
The Viking Press © 1984


Revolutionary ~ Hans Koningsberger

Koning was een schrijver die slechts éen verhaal te vertellen had. Zo veel is wel duidelijk nu ik het grootste deel van zijn fictie las. En dit verhaal krijgt in de ene roman beter vorm dan in de andere.

The Revolutionary is in die reeks vooral opmerkelijk door het open einde. Gaat onze revolutionair doden, of gebeurt dit niet? En misschien heeft ook het jaar betekenis waarin het boek werd uitgegeven. Veel blijft namelijk ongewis in het verhaal.

De hoofdpersoon heet nooit meer dan A.. Het land of de stad waarin hij woont, krijgt nooit een naam. Al wordt er met francs betaalt, en zijn er herinneringen aan de revolutie van 1848 — alleen was dat in heel Europa een roerig jaar.

Door de verwijzingen naar de dapperheid, vooral van de vrouwen, in Rusland, tijdens de opstanden daar, is de enige zekerheid dat het verhaal zich niet onder Russen afspeelt.

Dus dringt zich onwillekeurig de vergelijking op dat in de VS, waar Koning woonde, er in het jaar van publicatie ook een stevige protestbeweging was, tegen van alles. Daarin zullen ook mannen actief zijn geweest als A., die de revolutionaire beweging waarin hij zat te gezapig vond, en hardere actie wenste.

Net zo verwijderden autoriteiten in de VS onruststokers van de universiteiten, waardoor die hun vrijstelling voor de militaire dienst verloren. Zoals met A. gebeurt, in dit boek. Zij het dat bij hem het leger diende om opstandige arbeiders te bestrijden.

Dus lijkt dit boek ook een allegorie te zijn, over de twijfels die eenieder bevangen, of de moeilijkheden die hij ontmoet, als hij zich tegen de status quo keert.

Opvallend genoeg vielen me ditmaal bij het lezen ineens de overeenkomsten op tussen Koning en een auteur als Coetzee. Beide zijn meesters van efficiëntie, mede door hun spaarzame taalgebruik. Beide isoleren hun hoofdpersoon, en dwingen hem tot een reactie. Koning is vriendelijker voor de lezer, doordat hij meestal een liefdesgeschiedenis door zijn vertelling mengt. Als Coetzee liefde in het verhaal brengt, wordt ook die een strijdtoneel.

En goed, Koning heeft altijd een hoofdpersoon die op een gegeven moment zonder geld zit, en dan moet improviseren. Die zit vast in dat ene stramien. Van Nobelprijs-niveau is hij niet. En doordat ik te goed kon voorspellen wat er zou gebeuren, vanuit mijn kennis over zijn oeuvre, was deze roman voor mij minder interessant als voor een meer onbevangen lezer.

Dit boek is overigens ook ooit nog eens verfilmd.

* Lees hier waarom Hans Koningsberger zijn naam veranderde in Hans Koning

Hans Koningsberger, The Revolutionary
173 pagina’s
Penguin Books 1970, oorspronkelijk 1968

Slow Man ~ J.M. Coetzee

Er is bijna altijd iets met de romans van Coetzee. Enerzijds herken ik wel dat ze heel goed geschreven zijn. Maar aan de andere kant klopt er ook meestal iets niet. Alleen Disgrace vond ik zonder enig voorbehoud helemaal geslaagd als boek.

Het punt voor mij met Slow Man was dat het uitganspunt van deze roman hetzelfde is als van een favoriet van mij: het boek A Voice Through A Cloud. Dit werd in 1950 uitgegeven na de dood van de schrijver Denton Welch. Ook daarin gaat een man fietsen, om meteen in het begin van het boek aangereden te worden door een auto, en vervolgens de rest van zijn leven te lijden onder de ernstige gevolgen van het ongeluk.

Welch beschrijvingen over de ellende daarna voelden als echt aan; misschien omdat zijn ongeluk autobiografisch is. Coetzee weet in dit boek het lichamelijke lijden van zijn hoofdpersoon niet geloofwaardig over te brengen aan mij. Misschien wreekt zich hier Coetzee’s karige manier van schrijven, wellicht heb ik zelf te veel pijn gehad in mijn linkerbeen om daar de gevolgen niet van te kennen. Dat is geen criterium om literatuur mee te beoordelen, maar toch doe ik dat wel. Herkenning blijft een vorm van erkenning.

Goed, dat hoofdpersonage is een man op leeftijd. Naast het lichamelijke probleem dat hij een been verliest, komen daar ook de psychische problemen bij die horen bij eenzaamheid, en de optredende afhankelijkheid. De worsteling daarmee vond ik wel weer overtuigend, zoals die omgang met de verpleegster.

Toch, toen ik zo’n beetje aanvaard had dat dit een langzaam boek is, over een man die liever passief in het verleden leeft, paste Coetzee een schrijverstrucje toe. In plaats alleen als een alwetende verteller voort te schrijven, plaatst hij een alwetende verteller in het verhaal. Elizabeth Costello is dit; de schrijfster waar hij eerder een hele roman aan heeft gewijd.

Dat zij meer weet dan kan, is mogelijk om te illustreren dat de hoofdpersoon nog altijd zwaar onder de indruk is van zijn ongeluk. Maar ik vrees dat dit nu typisch zo’n romanelement is dat generaties aan docenten zal inspireren tot dodelijk onnozele uitlegvragen.

Verklaar het optreden van Elizabeth Costello in de roman Slow Man?

Waarop het goede antwoord volgens zo’n docent dan moet zijn: Slow Man was Coetzee’s eerste boek nadat hij de Nobelprijs voor literatuur had gewonnen. Die prijs overkwam hem wat, voelde lang als een ongewenst ongeluk. Hij was er daarom niet blij mee, en keerde zich van de wereld af. Maar toen ontdekte hij, aan de hand van zijn eigen roman Elizabeth Costello, dat in de buitenwereld best te overleven was, zolang hij daar maar speelde schrijver te zijn.

Of zoiets oninteressants.

Schrijvers mogen natuurlijk alles in hun boeken.

J.M. Coetzee, Slow Man
265 pagina’s
Vintage © 2006, oorspronkelijk 2005


Stranger Shores ~ J.M. Coetzee

Er zijn boeken die misschien wel enige rijpheid van de lezer verlangen. Omdat ze zo veel meer te geven hebben aan wie mee kan oordelen waarover de auteur het heeft.

Stranger Shores van J.M. Coetzee was zo’n boek voor mij. Waarbij me opviel hoezeer het bijhouden van dit boeklog inmiddels kan meewegen in mijn waardering tijdens het lezen.

Ik moet me op deze plek telkens uitspreken over schrijvers en boeken. Dit vergt enig nadenken over hun karakteristieken, zelfs al gaat dit nadenken meestal onbewust. Als ik dan een recensent lees die hetzelfde zag, sterkt mij dit. Maar als zo iemand meer blijkt te hebben gezien, verrijkt me dat helemaal; zijn of haar woorden verscherpen dan ook mijn blik nog eens.

Coetzee voert een bont gezelschap aan auteurs op in deze bundel, die vooral uit boekbesprekingen bestaat. Toch bleek ik ze bijna allemaal gelezen te hebben. Afgezien dan van Defoe dan — wat al eerder een gemis was in verband met Coetzee — en de meeste uit Zuid-Afrika afkomstige schrijvers.

Dus was het ook niet heel moeilijk om te concluderen dat Coetzee heel goed kan lezen — al is dat een uiterst subjectief oordeel, ik was het namelijk vrijwel steeds met hem eens.

Hoogstens viel me op dat Coetzee vaak wel veel van het boek navertelt dat hij aan het bespreken is.

Nu heeft J.M. Coetzee enkele jaren terug de Nobelprijs voor literatuur gewonnen, wat het niet moeilijk maakt hem als autoriteit te vereren. Toch valt aan de boeklogjes die ik eerder aan zijn werk wijdde op dat ik weiger me blind aan hem over te geven. Al speelt ook mee dat de Coetzee’s die ik las voor boeklog bestond, als Waiting for the Barbarians en vooral Disgrace, meer indruk maakten dan wat me later onder ogen kwam.

Mijn respect verwerven, gaat lang niet automatisch meer.

In deze bundel wordt onder meer werk besproken van Nederlandse auteurs als Emants, Mulisch, en Nooteboom. Verder staat Coetzee stil bij vertaalproblemen, als optraden bij het werk van Kafka, of de gedichten van Rilke. Hij las Musil, hij las Skvorecky, Borges, Rushdie, Oz, en bleek dezelfde ideeën te hebben over de essays van Joseph Brodsky als ik. Te veel daarvan zijn te lang, want onbewerkte colleges. Dat mocht ik natuurlijk altijd al denken. Maar hoe groot wordt het vertrouwen niet in iemand die hetzelfde ziet, en dit oordeel onbekommerd uitspreekt.

J.M. Coetzee, Stranger Shores
Essays 1986 – 1999

374 pagina’s
Vintage 2002, oorspronkelijk 2001

Summertime ~ J.M. Coetzee

Sinds hem de Nobelprijs voor literatuur overkwam, schrijft J.M. Coetzee merkwaardige boeken. Het is alsof hij telkens zeggen wil: maak me niet heiliger dan ik ben om die ene bekroning.

Neem nu deze gefictionaliseerde autobiografie met de titel Summertime. Die een derde deel is van een reeks waarin eerder Boyhood en Youth verschenen.

Hij verklaart bijvoorbeeld zichzelf terloops alvast maar overleden in het boek:

John left South Africa in the 1960s, came back in the 1970s, for decades hovered between South Africa and the United States, then finally decamped to Australia and died there. [209]

Degene die dit zegt, is een oud-collega aan de universiteit in Kaapstad. Eén van de verschillende stemmen die er over Coetzee aan het woord komen in dit boek. Uitgangspunt van Summertime is namelijk dat een ander een biografie over J.M. Coetzee wil schrijven, en daartoe diens dagboeken doorneemt, en praat met mensen die even iets in zijn leven hebben betekent. Tenminste, zo hoopt de biograaf.

Aan dit ‘portret’ vallen vooral de gebreken op waar Coetzee de nadruk op wil leggen.

Een vrouwelijke collega van de universiteit, waarmee hij even een verhouding had, vindt dat zijn boeken een gebrek aan ambitie tonen.

Een vrouw bij wie hij even op dansles kwam, en waaraan hij brieven schreef die zij niet wenste te beantwoorden, vond hem een man die niet in zijn lichaam thuis was. Een solitair. Iemand die niet lief kon hebben.

De hierboven al geciteerde collega van de letterenfaculteit stelt dat hij betere boeken had kunnen schrijven, als hij niet zo veel tijd had besteed aan het corrigeren van werk van studenten.

Veertig jaar was Coetzee verbonden aan een universiteit. En dat in de bloei van zijn leven. Het is daarom alsof de schrijver met dit boek de rekening opmaakt van wat deze tijd hem heeft opgeleverd. Daarnaast speelt er dan nog diens dubbele verhouding tot zijn geboorteland. Zuid-Afrika. En een heel positieve balans levert al dit niet op. Tegelijkertijd is daar nu niets meer aan te veranderen.

Ook lijkt me dit boek een waarschuwing aan toekomstige biografen. Die er al volop zijn. In besprekingen elders wordt nogal eens met nadruk gemeld dat de autobiografische feiten in Summertime niet kloppen met zijn leven. Zo leefde zijn moeder nog toen Coetzee naar Zuid-Afrika terugkeerde, anders dan in dit boek wordt gesteld.

Ach ja.

Dit boek was voor mij op metaniveau vreemd genoeg wel humoristisch, door J.M. Coetzee’s zo duidelijke pogingen om zichzelf neer te halen. Geen biograaf zal hem nu ooit nog kunnen vermoorden, hij heeft zichzelf al dood gemaakt. Tegelijk is Summertime een veel dunner boek dan het aantal van 266 pagina’s laat vermoeden.

J.M. Coetzee, Summertime
Scenes from Provincial Life

266 pagina’s
Harvill Secker, 2009

Youth ~ J.M. Coetzee

Er was een reden voor, dat ik Youth wel gelezen had, en het voorafgaande deel Boyhood niet. Coetzee was namelijk ooit computerprogrammeur, en schreef daarover in dit boek. Ook ik heb dat ambacht ooit beoefend — of is het een kunst — en zocht al eens naar geestverwantschap.

Mij lijkt trouwens wel, dat mensen met een exacte achtergrond anders schrijven. Zij zullen nooit een overgestileerd ‘hysterisch realisme’ scheppen, zoals James Wood het zou noemen. Zelfs hun fantasieën volgen altijd een dwingende logica, om het ongeloof bij de lezer voor te zijn.

En het zal vast verbeelding zijn van mijn kant, maar Coetzee’s boeken beginnen altijd zo dat de logica het verhaal als vanzelf vaart geeft en een richting uit dwingt.

Zelfs in zijn gefictionaliseerde autobiografieën.

Youth gaat over beloften, en wat daar van wordt. Waarvan éen belofte was, zoals voor iedereen in het Gemenebest gold, dat het ware leven in Londen plaatsvond. En niet in Zuid-Afrika, waar Coetzee in Kaapstad aan de universiteit studeerde.

Wiskunde, deed hij daar.

Al bevatte zijn studieprogramma ook de nodige onderdelen taal, hij zou met een bachelor wiskunde naar Londen trekken. Om daar zo ongeveer dezelfde ontheemding te voelen als bijvoorbeeld Clive James beschreef, of Doris Lessing. Een groot verschil met hen is dat Coetzee zich weliswaar schrijver voelde, maar daar in het boek nog geen werk van maakte.

Hij ging eerst als programmeur werken bij IBM. En later voor een concurrent.

Dit was werk dat hij weliswaar aankon, maar hem ook behoorlijk wat moeite koste. Zeker als hij zich vergeleek met zijn collega’s. Het staat er zo niet uitdrukkelijk in het boek, maar uit mijn eigen ervaring vul ik dan in: deze inspanning ging ten koste van de energie die nodig zou zijn om te doen wat hij eigenlijk wilde.

Dus bleef er de frustratie dat elk literair tijdschrift vrijwel alleen gedichten bevatte die hij slecht vond, en die toch maar gedrukt waren.

Youth eindigt als de de hoofdpersoon 24 is. En nog altijd computerprogrammeur — een beroep waarin er dan geen 30-jarige programmeurs bestaan. De belofte van dat schrijverschap is nog lang niet ingelost, en lijkt dat ook niet te worden. Al weet de lezer wat dit betreft wel iets meer.

Ik ben erg blij dit boek herlezen te hebben. Het is me nu zelfs onbegrijpelijk ooit reserves over Youth te hebben gehad; waarschijnlijk omdat ik het Coetzee toen op een vreemde manier kwalijk nam niet genoeg in detail op zijn programmeerwerk te zijn ingegaan.

Dit is een zeldzaam openhartig boek, zo lijkt me. Ik heb het gevoel gekregen de auteur te kennen — voor zoiets ooit mogelijk is, en hoeveel projectie van eigen ervaring daar ook bij zit. Geen interview zal me meer kunnen vertellen over de persoon achter de schrijver dan me nu werd geopenbaard.

Coetzee is dan ook immens wreed voor zichzelf. Al was het maar door die jaren als jonge man opnieuw in de derde persoon te beschrijven; door naar zichzelf te kijken alsof hij een ander was. Nu ja, niet alleen wreed. Alle twee zijn autobiografieën bevatten een merkwaardig krachtig mengsel van wrede objectiviteit, verbazing, en mededogen.

Had hij een ander zo beschreven, dan was dit onsympathiek geweest. Nu werkt dat.

J.M Coetzee, Youth
169 pagina’s
Vintag 2003, oorspronkelijk 2002