Revolt of the Pendulum ~ Clive James

► door: A.IJ. van den Berg

Clive James is zo’n veelgevraagd schrijver, dat hij een bundel kan samenstellen met wat er in slechts enkele jaren allemaal van hem tussendoor gepubliceerd werd aan essays. Terwijl er ondertussen ook ander werk verscheen. Van een grotere omvang.

Nog opvallender is: hij blijft bij alles even prettig leesbaar. Zelfs al kleeft aan een aantal essays uit deze bundel de geur dat ze niet goed genoeg waren voor het magnum opus Cultural Amnesia.

The Revolt of the Pendulum heeft ook het nadeel als alle bundels hebben die voor de gelegenheid bijeen zijn gegaard. Er zit niet echt een lijn in. En dit maakt het voor mij moeilijk hier een paar zinvolle woorden aan het boek te wijden.

Ik beperk me daarom tot de beide essays die me het meest opvielen. Het eerste, omdat dit zo uniek is. Het tweede, vanwege het beeldenstormende gehalte daarvan.

In ‘Robert Hughes Remembers’ doet Clive James namelijk iets dat te zelden gebeurt. Hij bespreekt daarin de autobiografie van iemand waarvan hij het leven vrij goed kent. Robert Hughes is een mede-Australiër; die op hetzelfde moment als hem de universiteit bezocht in Sydney — tezamen met Germain Greer — die ook schreef voor universiteitsblaadjes, en kranten daarbuiten. En wie na zijn emigratie beroemd werd in de hele Angelsaksische wereld; een lot dat alle drie genoemde namen delen.

En James beknort Hughes dan om wat hij weet dat weggelaten is. Waarbij Clive James zich dan bijvoorbeeld jaloers toont op het aantrekkelijke uiterlijk van Hughes als student, en het gemak waarmee deze vrouwen wist in te palmen. En daarover is nog te zeggen dat Robert Hughes hiermee niet hoeft te epateren.

Wezenlijker kritiek is dan ook dat Hughes het in Things I Didn’t Know nalaat om echt te schrijven over de betekenis van kunst voor zijn leven. Terwijl dat element in de setting van de autobiografie toch zo’n logische ontwikkeling zou zijn geweest.

En zulke opmerkingen maken dat me ineens opvalt hoe autobiografieën of memoires vrijwel nooit door mensen worden besproken die over de inhoud kunnen oordelen.

Nog kritischer is Clive James in het essay ‘Canetti, Man of Mystery’. Daarin merkt hij ergens op indertijd nog te zijn voorgesteld aan Elias Canetti, terwijl deze liever in het enige behoorlijke café in Hampstead naar passerende meisjes zat te staren. De weerzin over dat vieze-oude-mannen-gedrag moet iets bij Clive James hebben nagelaten. Nooit eerder las ik een essay waarin zo op Canetti wordt afgegeven.

Terwijl ik overigens zonder meer aanneem dat hij geen aangenaam mens was. Voor dat idee geven de postuum uitgegeven boeken aanleiding genoeg.

Alleen… Maakt dit wat uit? De meeste ‘grote’ prestaties, zijn niet zelden het gevolg van een stuitend egoïsme. Daarom is het meestal maar beter mooie boeken enkel te lezen, en de schrijver als persoon verder te negeren.

James gaat wel heel erg ver in zijn afkeer van de man, en lijkt van daaruit zijn ergernis op diens werk te projecteren. Ik vind het daarbij alleen vrij onnozel om bijvoorbeeld Canetti te verwijten dat er niets van diens werk vertaald was, toen deze in 1939 naar Engeland vluchtte — als Jood mocht Canetti werkelijk blij zijn in de jaren dertig tenminste nog éen roman gepubliceerd te hebben gekregen bij een Duitstalige uitgeverij.

Vervolgens verwijt James de Britse critici dan weer te zeer door Canetti en diens Nobelprijsstatus gebiologeerd te zijn gebleven, en daardoor het talent van W.G. Sebald te hebben gemist.

En dat is een opvallende deus ex machina, aan het eind van een wel heel merkwaardig betoog.

Clive James, The Revolt of the Pendulum
Essays 2005–2008
324 pagina’s
Picador, 2009

[x]