Denkwijze 298 ~ Gerrit Jan Zwier

► door: A.IJ. van den Berg

Zwier begon deze bundel met boekbesprekingen met een uithaal naar de Nederlandse literatuurrecensenten. Dat is een incestueus Randstedelijk gezelschap, dat alleen al bekende schrijvers bespreekt, of wat het toevallig goed op televisie heeft gedaan. Die heffen in hun verveling te vaak weer een onbeduidende debutant te hoog op het schild.

Gerrit Jan Zwier schreef zelf recensies voor de Leeuwarder Courant, het Hoofdblad van Friesland. Hij had zich zo in de jaren tachtig een vrijplaats geschapen om onbevangen te oordelen over wat er zoal verscheen aan bellettrie. Dus kon hij goed vergelijken tussen wat hij vond, en hoe anderen daar over dachten.

Een vraag werd daarmee wel of hij nog verrassend andere boeken had besproken dan ik me uit die tijd herinnerde. Of dat zijn oordeel opvallend anders was.

Moeilijkheid is ook dat ik eigen opinies heb, over sommige boeken. En dat mijn mening uit 2010 inmiddels een andere kan zijn dan die van twintig, vijfentwintig jaar geleden.

Maar, ik bleek het nu in elk geval opvallend vaak met hem eens te zijn, over gekende hoogtepunten uit die jaren. Frans Kellendonk zijn Mystiek lichaam?

suspecte filosofie […] in een schimmelige beeldspraak [132]

Oek de Jong’s Cirkel in het Gras?

Saaiheid is dan het gevolg, vooral als er eindeloos wordt doorgepraat over zieleroerselen en elke gevoelsnuance aan een nader onderzoek wordt onderwerpen. Er wordt ook veel te veel gedroomd in deze roman, wat wel veel symbolische verwijzingen oplevert, maar wederom afbreuk doet aan het tempo van de handeling. [128]

Over Geheim dagboek 1954-1955 van Hans Warren:

In momenten van opwinding of leegte grijpt Warren naar zijn ‘Eiffeltoren’ […] of naar zijn pen. Misschien is het intensieve geschrijf in het dagboek wel een vorm van geestelijke masturbatie. Het is duidelijk dat het een centrale plaats in het leven van deze schrijver inneemt; het is praatpaal, biechtstoel en remplaçant van minnaar, moeder en God de Vader tegelijk. […]

Na een lullificatie volgt een versificatie en omgekeerd.[197]

Andersom: Zwier prees de boeken die hij van mij ook goed had moeten vinden. De Braziliaanse brieven van August Willemsen. De Kroniek van een karakter van Brouwers. Quissama van Springer. En Advocaat van de hanen van A.F.Th. van der Heijden is inderdaad het meest meeslepende boek uit die hele cyclus van hem; zonder vervelende symboliek of andere nare Revisor-trekjes bovendien.

Eigenlijk is het helemaal niet goed om het zo met een criticus eens te zijn, als zijn oordeel naast het eigen gelegd kan worden. Dat schept nogal wat verplichtingen. Dat dwingt tot het lezen van boeken die hij ook prijst, en waar ik soms niet eens van gehoord heb. En wie de Nederlandse boekhandel kent, weet dat zulk werk nu vaak al nauwelijks meer te vinden zal zijn.

Gerrit Jan Zwier, Denkwijze 298
Hoogte- en dieptepunten in de
Nederlandse literatuur uit de jaren tachtig

207 pagina’s
De Prom Bibliofiel, 1991

[x]