Baron in de bomen ~ Italo Calvino

► door: A.IJ. van den Berg

Van de drie vertellingen over Onze voorouders die Italo Calvino schreef, is De baron in de bomen uit 1957 verreweg de langste.

Toch heeft dit boek een uitgangspunt van schijnbaar niets. Op 15 juni 1767 klom de twaalfjarige Cosimo Piovasco van Rondò in een eik, om vervolgens nooit meer voet op de grond te zetten. Sommige zonen hebben nu eenmaal vaders die hen tot zulke drastische besluiten kunnen aanzetten.

Dus vroeg ik me direct af of Calvino de tweehonderdvijftig resterende pagina’s van zijn roman nog een beetje aardig had weten te vullen — en of hij daar dan geen al te opzichtige trucs voor nodig had gehad.

Die vrees was geheel onterecht.

Probleem om vervolgens een aardig boeklogje over deze roman te schrijven, is nu wel dat ik te goed weet wat Italo Calvino nastreefde in zijn proza. En daardoor nogal geneigd ben om hier de woorden te gebruiken die hij daarvoor al aandroeg — zoals de begrippen lichtheid, en vaart; die dit boek zo prettig leesbaar maken.

Mijn enige probleempje met De baron in de bomen is dat volgens mij Calvino smokkelt met de chronologie. Want, de eerste tijd is het nog vreselijk spannend, daarboven. Dan moet Cosimo allerhande oplossingen vinden om in de bomen te overleven. Bondgenootschappen sluiten ook.

Dus de zomer met die branden was een goede zomer: er was een gemeenschappelijk probleem waarvan de oplossing iedereen ter harte ging en ieder stelde dat vóór de andere persoonlijke belangen die hij had; voor dit alles kreeg hij de voldoening terug te leven in eendracht en respect met vele andere uitstekende lieden.

Later zal Cosimo moeten inzien dat als dat gemeenschappelijke probleem er niet meer is, de samenwerking niet meer zo goed is als eerst en dat het beter is alleen mens te zijn en geen leider. […]

Bovendien maakt de jongen de normale ontwikkelingen door van elke jongeman. Hij ontdekt de liefde. Hij ontdekt het lezen zelfs — Cosimo voert op een gegeven moment een driftige correspondentie met alle geleerden uit zijn tijd.

Maar de normaal daarop volgende stappen maakt hij niet. In tegenstelling tot zijn jongere broer, die zijn verhaal vertelt. Deze trouwt wel, en krijgt wel kinderen.

Over de laatste dertig veertig jaar van baron Cosimo’s leven gaat het boek amper. Terwijl hij ook toen nog steeds in die bomen zat. Calvino geeft het verstrijken van de periode aan door telkens zijdelings over de geschiedenis te vertellen — zoals de val van Ancien Régime eerst, en daarna de komst van Napoleon.

Tegelijk is Cosimo’s levensverhaal met zo veel Schwung verteld dat bij het lezen niet opvalt dat de nadruk zo op die eerste tien jaar ligt boven de grond.

Ook weet de auteur zijn verhaal telkens heel goed bijna aannemelijk te maken. Want had Cosimo het niet koud ’s winters dan, in zijn boom? Och, de winters waren toen milder. Pas nadat Napoleon onverrichter zake uit Rusland vluchtte, en de kou hem achtervolgde, pas toen kregen ze winters.

Net zo was het indertijd makkelijker om van tak naar tak te bewegen daarboven. De wereld stond veel voller met bomen toen schrijft Calvino — terwijl de massale ontbossing van zo veel streken in werkelijkheid toch echt al in de prehistorie heeft plaatsgevonden.

[ wordt vervolgd ]

Italo Calvino, De baron in de bomen
256 pagina’s
Atlas, 2009
vertaling door Henny Vlot van Il barone rampante, 1957

[x]