Als op een winterdag een reiziger ~ Italo Calvino

Je staat op het punt om iets te lezen over Als op een winternacht een reiziger, de bekende roman van wijlen Italo Calvino. Ontspan je. Concentreer je. Want wat hierna volgt zou je in verwarring kunnen brengen. Ook al omdat de kans groot is dat je boeklog nog niet eerder bezocht, maar nu even plompverloren binnen komt vallen, na een losse zoekopdracht in Google.

Daarom zal je waarschijnlijk niet meteen opvallen dat mijn aanpak hier gauw eens afwijkt van hoe boekrecensies door anderen geschreven worden. Ik probeer namelijk allereerst te vangen wat mijn subjectieve beleving was van een boek. Als er ook nog objectieve informatie over zo’n uitgave komt in een boeklogje, staat die daar lang niet altijd werkelijk bewust.

En voor je nu geschokt ophoudt met lezen — want wat heb je nu aan boekenwebsite die zich niet aan gangbare conventies houdt? — neem dan alsjeblieft toch ook mijn waarschuwing ter harte. Italo Calvino’s Als op een winterdag een reiziger houdt zich al evenmin aan algemene opvattingen over wat een roman zou horen te zijn.

Calvino [1923 — 1985] had uitgesproken ideeën over wat literatuur moet brengen — die hij ooit heeft uitgewerkt in een vijftal lezingen. En samenvattend zou ik over al zijn werk willen zeggen dat hij graag speelde; maar dat spel vervolgens wel heel serieus nam.

Je begint nu aan de vijfde paragraaf van deze tekst, en begint wat ongedurig te worden. Want je begint je af te vragen waarom deze absurde aanloop nodig is, en ik nog altijd niet aangeef waar de roman over gaat. Want je zou zo graag een samenvatting hebben. Of liever nog een duidelijk oordeel over het boek — zo’n heldere opinie misschien wel dat alleen die luttele zinnetjes al het lezen van de roman overbodig zouden maken. Omdat je daarmee dan voortaan in elk gezelschap mee zoudt kunnen praten over Als op een winternacht een reiziger.

Welnu, er komt geen winternacht noch een reiziger voor in de roman.

Dat is opnieuw geen duidelijk antwoord, vind je. Sterker nog, je krijgt zo langzamerhand genoeg van alle omtrekkende bewegingen die dit boeklogje maakt, en begint misschien zelfs licht geïrriteerd te raken.

Het boek speelt telkens met wat een lezer van een roman verwacht, meld ik daarom.

Maar geef nu toch eens een oordeel, zo eis je nu. Geef een duidelijk aantal sterren, of stippen aan. Plak een rapportcijfer op de roman desnoods. Je bent nu eenmaal nieuwsgierig naar Als op een winternacht een reiziger maar negeert voor het gemak de simpele waarheid dat een boek zich alleen kennen laat door het zelf te lezen. Elk boek. Ieder boek. Geen kritiek kan je vertellen wat het opslaan van de eerste pagina’s met je doen zal.

En de eerste pagina’s van Calvino’s roman zijn heel bijzonder. En waren zeker indertijd uniek. Al geldt tegelijk dat dit boek vrijwel niet te herlezen was — terwijl ik herlezen doorgaans het enige lezen noem. Calvino’s vondsten moeten namelijk spontaan worden ondergaan. Een terugkeer naar het boek bleek voor mij vrijwel niet mogelijk. De verrassing was weg — de roman werkt volgens mij enkel voor wie nog niet weet wat er komen gaat.

Moest je ook nog weten dat Calvino in zijn andere werk met regelmaat opmerkt dat commentaar van anderen op een boek maar afleidt.

Italo Calvino, Als op een winternacht een reiziger
300 pagina’s
Atlas, 1999
vertaling door Henny Vlot van Se una notte d’inverno un viaggiatore, 1982

Baron in de bomen ~ Italo Calvino

Van de drie vertellingen over Onze voorouders die Italo Calvino schreef, is De baron in de bomen uit 1957 verreweg de langste.

Toch heeft dit boek een uitgangspunt van schijnbaar niets. Op 15 juni 1767 klom de twaalfjarige Cosimo Piovasco van Rondò in een eik, om vervolgens nooit meer voet op de grond te zetten. Sommige zonen hebben nu eenmaal vaders die hen tot zulke drastische besluiten kunnen aanzetten.

Dus vroeg ik me direct af of Calvino de tweehonderdvijftig resterende pagina’s van zijn roman nog een beetje aardig had weten te vullen — en of hij daar dan geen al te opzichtige trucs voor nodig had gehad.

Die vrees was geheel onterecht.

Probleem om vervolgens een aardig boeklogje over deze roman te schrijven, is nu wel dat ik te goed weet wat Italo Calvino nastreefde in zijn proza. En daardoor nogal geneigd ben om hier de woorden te gebruiken die hij daarvoor al aandroeg — zoals de begrippen lichtheid, en vaart; die dit boek zo prettig leesbaar maken.

Mijn enige probleempje met De baron in de bomen is dat volgens mij Calvino smokkelt met de chronologie. Want, de eerste tijd is het nog vreselijk spannend, daarboven. Dan moet Cosimo allerhande oplossingen vinden om in de bomen te overleven. Bondgenootschappen sluiten ook.

Dus de zomer met die branden was een goede zomer: er was een gemeenschappelijk probleem waarvan de oplossing iedereen ter harte ging en ieder stelde dat vóór de andere persoonlijke belangen die hij had; voor dit alles kreeg hij de voldoening terug te leven in eendracht en respect met vele andere uitstekende lieden.

Later zal Cosimo moeten inzien dat als dat gemeenschappelijke probleem er niet meer is, de samenwerking niet meer zo goed is als eerst en dat het beter is alleen mens te zijn en geen leider. […]

Bovendien maakt de jongen de normale ontwikkelingen door van elke jongeman. Hij ontdekt de liefde. Hij ontdekt het lezen zelfs — Cosimo voert op een gegeven moment een driftige correspondentie met alle geleerden uit zijn tijd.

Maar de normaal daarop volgende stappen maakt hij niet. In tegenstelling tot zijn jongere broer, die zijn verhaal vertelt. Deze trouwt wel, en krijgt wel kinderen.

Over de laatste dertig veertig jaar van baron Cosimo’s leven gaat het boek amper. Terwijl hij ook toen nog steeds in die bomen zat. Calvino geeft het verstrijken van de periode aan door telkens zijdelings over de geschiedenis te vertellen — zoals de val van Ancien Régime eerst, en daarna de komst van Napoleon.

Tegelijk is Cosimo’s levensverhaal met zo veel Schwung verteld dat bij het lezen niet opvalt dat de nadruk zo op die eerste tien jaar ligt boven de grond.

Ook weet de auteur zijn verhaal telkens heel goed bijna aannemelijk te maken. Want had Cosimo het niet koud ’s winters dan, in zijn boom? Och, de winters waren toen milder. Pas nadat Napoleon onverrichter zake uit Rusland vluchtte, en de kou hem achtervolgde, pas toen kregen ze winters.

Net zo was het indertijd makkelijker om van tak naar tak te bewegen daarboven. De wereld stond veel voller met bomen toen schrijft Calvino — terwijl de massale ontbossing van zo veel streken in werkelijkheid toch echt al in de prehistorie heeft plaatsgevonden.

[ wordt vervolgd ]

Italo Calvino, De baron in de bomen
256 pagina’s
Atlas, 2009
vertaling door Henny Vlot van Il barone rampante, 1957

Collection of Sand ~ Italo Calvino

Het laatste boek dat nog tijdens Calvino’s leven verscheen, leek bij het lezen lang meer op een postume uitgave. Zo’n vergaarbakje. Een bundel snel even op de markt gegooid op een moment dat er reuring is over de schrijver — wat dan de reden ook zijn mag voor de belangstelling.

Tot driekwart van de Collezione di sabbia waren de opgenomen essays me simpelweg iets te veel maakwerk. Netjes uitgevoerde opdrachten, in plaats van unieke scheppingen van een hoogst uniek auteur. Krantenstukken, in plaats van de beloofde essays.

Want juist bij een zo goede schrijver als Italo Calvino is er altijd hoop dat er iets echt nieuws komt.

Waarmee ook weer niet zij gezegd dat Collection of Sand me tegenviel. Zelfs drijvend op routine is Calvino beter dan bijna alles dat bijvoorbeeld op televisie vertoond wordt. Maar hij reageerde nu eenmaal telkens vooral op tentoonstellingen en andere gebeurtenissen, die ergens begin jaren tachtig in Parijs plaatsvonden — zijn woonplaats toen. En deze reactie bestond dan vaak ook nog uit beschrijvingen, of het navertellen van iets dat juist een ander bedacht had.

Zelfs lezen wordt soms een routine die dan alleen wordt volgehouden bij een gebrek aan leuker vermaak.

Maar in het laatste kwart van de bundel staan dan ineens reisimpressies gebundeld. Calvino ging onder meer naar Japan en Iran.

En misschien is het waar dat hij naar nogal vreemde landen trok. Dus dat Calvino wellicht al kon volstaan met het beschrijven van wat hij waarnam. Toch waren het juist deze impressies die voor mij dit boek memorabel maakten.

Hij komt dan tenminste voor in zijn teksten als instantie — waar dat eerder wat lijkt te ontbreken.

Al weegt bij mijn oordeel waarschijnlijk ook mee dat ik zijn Onzichtbare steden al zo lang koester; en ik citaten uit dat boek afweeg tegen o zo vergelijkbare zinnetjes uit zijn reportages in Collezione di sabbia.

In the first days in a new country one makes the effort to establish links between everything one sees. [157]

scheiding

In Japan invisible distances are more powerful than visible ones. [ibidem]

scheiding

Actually it is only by representing the conflict as something happening inside myself that I can have any hope of penetrating the secret, of deciphering it. [158]

Italo Calvino, Collection of Sand
Essays

210 pagina’s
Penguin Modern Classics, 2013
vertaling van Collezione di sabbia, 1984

Cosmicomics ~ Italo Calvino

Eerder dit jaar bracht Radiolab het populairste Kosmikomische verhaal van Calvino als een podcast. En ‘The Distance to the Moon’ lijkt als audioboek ineens een wonderbaarlijk rijk en apart sprookje. Zo rijk zelfs dat het plots een raadsel werd waarom nu juist deze bundel met verhalen van Italo Calvino me altijd zo onverschillig had gelaten.

De simpelste verklaring daarvoor is dat ik ook keiharde SciFi las in de tijd dat Calvino’s boeken voor het eerst op mijn pad kwamen. En vergeleken met dat genre leken de verhalen van de Italiaan te dromerig, en te weinig exact.

Een reactie die wonderlijk genoeg nogal overeenkomt met het effect dat die recente Radiolab-podcast had op het Amerikaanse publiek.

Er lijkt doorgaans dus geen middenweg te zijn bij de reacties op het werk van Italo Calvino. Of hij raakt iets, of er groeit al gauw ergernis omdat hij iets doet dat op verder niets lijkt.

Hij vraagt namelijk onbevangenheid van zijn lezers. En deze willen daar lang niet altijd aan. Calvino wil kunnen spelen. Niet iedereen is daar voor in.

Zo heeft elk van de twaalf verhalen in de oerbundel Le cosmicomiche een onpeilbare hoofdpersoon, die de onuitspreekbare naam Qfwfq voert.

En misschien is ‘The Distance to the Moon’ wel zo populair omdat Qfwfq dan het meest een mens lijkt. Vreemd in dat verhaal is enkel dat de maan nog zo dicht bij de aarde staat dat je er met wat handigheid van een ladder zo op kon springen.

In een ander verhaal is Qfwfq een dinosauriër die er niet meer zo uitziet.

Dan weer herinnert hij zich met zijn hele familie krap in éen punt verzameld te hebben zitten wachten tot de oerknal eindelijk eens plaats zou hebben, zodat ook de tijd kon beginnen.

Calvino kijkt kortom niet op honderd miljoen jaar meer of minder in de verhalen. Wat ze enerzijds uniek maakt, en me tegelijk duidelijk maakte dat de schrijver soms wel heel stevig leunde op een enkele niet heel sterke vondst.

Ik had evenwel van die podcast geleerd, en liet bij lezing elk verhaal op zich staan. Bovendien nam ik ruim de tijd om ze te lezen.

En daarbij bleek me toch dat Italo Calvino wel kan hebben willen experimenteren met de vorm — omdat verhalen met daarin een psychologische ontwikkeling al te vaak waren gedaan. Maar dat mij toch de vertellingen het liefst waren met de meest herkenbaar traditionele elementen erin. De verhalen met meerdere personages bijvoorbeeld;en hoe deze dan om elkaar heen draaien.

Calvino moet genoten hebben van de vrijheid die deze verhalen hem bij het schrijven opleverde. Er zijn na de eerste Le cosmicomiche nog een hele reeks vergelijkbare verhalen verschenen — die in 1999 tezamen gebundeld werden in Tutte le cosmicomiche. Ik zou dus nog even vooruit kunnen met lezen in dit genre.

Alleen zou ik dan toch snel éen verhaal moeten lezen dat minstens zo’n plezierige verrassing levert als het luisteren naar die ene podcast bracht.

Italo Calvino, Cosmicomics
pagina’s 1 – 152
© 1965
in: Italo Calvino, The Complete Cosmicomics
402 pagina’s
Penguin Modern Classics 2010, oorspronkelijk 2002

Gespleten burggraaf ~ Italo Calvino

Afzijdig sta ik in het vaak zo felle debat over de voordelen van het papieren boek boven elektronische uitgaven. Of vice versa. Voordelen hebben beide, en nadelen evenzeer.

Weinig kan me zo vrolijk maken als het zien van een rijtje boeken in de kast als die van bijvoorbeeld John McPhee — die daar zichtbaar maken dat ik altijd iets goed te lezen zal hebben. Zo, voor het grijpen, staan die titels daar.

En weinig irriteert me meer dan de boeken die op een koopje werden uitgegeven. Waarvan de bladspiegel niet deugt, het papier te goedkoop is, of de band veel te dik.

Digitale boeken zijn tenminste altijd prettig leesbaar te maken.

Eén zo’n werkelijk nare uitgave op papier is de omnibus Onze voorouders van Italo Calvino uit 1986. Die telt te veel en te grote pagina’s, van een papier dat na vijfentwintig jaar op plaatsen al vervelend een diepbruine goedkoopte uitwasemt.

Het lukte me daarom simpelweg niet om de drie opgenomen romans te herlezen. Terwijl ik ze toch al enige tijd herlezen wilde. Blij was ik daarom dat er losse heruitgaven bestaan van de drie delen.

Alleen viel De gespleten burggraaf me toen niet bijzonder mee — wat heel goed kan omdat deze novelle uit 1951 de eerste was van de drie boeken van Calvino die speelden in een vaak wat sprookjesachtig verleden. Overigens biedt zelfs een matige Italo Calvino nog altijd meer dan wat de meeste auteurs presteren — hem houd ik aan een behoorlijk hoge standaard.

Calvino grabbelde in dit boek alleen wel opvallend in de geschiedenis naar wat hem goed uit kwam. James Cook [18e eeuw] komt in het boek voor, en dan vooral door een arts die bij Cook in dienst was. Er is sprake van een strijd tegen de Turken [waar het hoogtepunt in de 17e eeuw lag], er spelen pestepidemies [14e eeuw en later], Hugenoten vluchten [17e eeuw], en zo was er nog wel een anachronisme hier en daar meer.

Het verhaal gaat over burggraaf Medardo van Terralba, die half uit de oorlog tegen de Turken terugkomt. Zijn hele linkerkant is weggeschoten — en daarmee schijnbaar ook de goede kant van zijn karakter.

De eerste hoofdstukken van de novelle zijn bijzonder wreed — zelfs voor een verhaal dat een sprookje lijkt — met tal van plastische details over het slagveld en het lijden daar. Waardoor ik me afvroeg of het toeval was dat de schildknaap van de graaf met diens voorliefde voor het schilderen van nare details de naam Curzio droeg.

Want, zo’n boek is dit ook. Niet alleen geeft de schrijver een verhaal, dat verhaal biedt vervolgens in details die er schijnbaar nauwelijks toe doen dan weer commentaar op andere zaken.

Net als de novelle wat inkakt, omdat het niet heel interessant is om over een dom wrede heerser te lezen, blijkt ook de linkerkant van de burggraaf in leven te zijn.

Alleen is die goed op een manier waar al evenmin iemand iets mee aan kan uiteindelijk.

Dus komt het, klassiek, uiteindelijk tot een gevecht tussen de goede en de kwade kant van éen en dezelfde man.

Waarbij toch zij opgemerkt dat geen samenvatting de novelle recht doet. Die moet het veel meer hebben van zijn sfeer, en de ruim aanwezige humor in de terzijdes, dan van het verhaal; met zijn o zo duidelijke moraal.

Ik herinnerde me dit boek als de minste van de drie in die vermaledijde verzamelband, en hoop nu wel dat deze herinnering klopt.

[ wordt vervolgd ]

Italo Calvino, De gespleten burggraaf
114 pagina’s
Atlas, 2009
vertaling door Henny Vlot van Il visconte dimezzato, 1951

Hermit in Paris ~ Italo Calvino

Er staat een Amerikaans dagboek in deze postume verzameling autobiografisch materiaal. Weer zo éen. En naast dat dit de langste tekst is in het boek, met zijn ruim honderd pagina’s, redde die voor mij deze uitgave ook.

Nu staat er tenminste iets in het boek om nog eens naar terug te keren.

Het was schrapen om Hermit in Paris/Eremita a Parigi vol te krijgen, zo lijkt me. Er staan te veel stukjes voor de krant in, gelegenheidsdingetjes, korte interviews over iets of wat; teksten die hoogstens waarde hadden op het moment van publicatie. En die nu zo deftig verzameld in een boek daar niet per se aan bijdragen.

Toegegeven, bij Italo Calvino gaat het aloude vooroordeel niet op dat je de schrijver het beste leert kennen uit zijn eigen werk. Hij probeerde namelijk in vrijwel ieder boek weer wat anders.

Zo bezien zijn Calvino’s Zes memo’s voor het volgende millennium misschien ook zijn diepst gravende autobiografische werk — want enkel daarin gaat het onomwonden over wat hij van een tekst verlangt. En hoeveel auteurs hebben zich zo over dit onderwerp uitgelaten? Het gevaar opgezocht dat de lezer vervolgens zijn of haar werk naast deze idealen gaat leggen, en oordeelt dan?

Het leven van Italo Calvino [1923 — 1985] is in verschillende perioden op te delen — voor wie dat wil. Er was die jeugd, zoals ieder mens er éen heeft. Die tijd bij de partizanen aan het einde van Tweede Wereldoorlog. Zijn periode als communist, en de breuk met die partij. En er moet toch ook een tijd van welvaart zijn geweest; van toen hij internationaal was doorgebroken, en van puur het schrijven leven kon.

Er staat slechts éen rechtstreekse verwijzing in Hermit in Paris naar dat succes; alleen bestaat die uit het mij al bekende verhaal van hoe Gore Vidal hem de doorbraak bracht in de VS.

Terloopse aanwijzingen zijn verder dan dat Calvino er ook een huis in Parijs op na kon houden, voor vijftien jaar.

Zowel in het opgenomen materiaal als in de summiere toelichting gaat het verder alleen nooit inhoudelijk over deze tijd.

En zelfs over die American Diary 1959-1960 leert de lezer weinig meer dan dat de reis de schrijver een ander boek had moeten opleveren — dat nooit verscheen. Calvino dichtte dat verblijf in de VS later wel een bepalende invloed toe in zijn leven; alleen blijft het dan weer bij een statement als dat. En dit gebrek aan informatie vond ik wat pesterig. Al helemaal omdat Italo Calvino vaak nogal kritisch is over het land dat hij bezocht. Want al was hij misschien op dat moment al geen communist meer; helemaal afstand doen van de vragen waarmee de communisten zaten, deed hij nooit.

Calvino kon naar de VS omdat de Ford Foundation hem een werkbeurs gaf. Günter Grass had ook gezuld, alleen kwam deze niet door het lichamelijke onderzoek; hij had TBC.

Medepassagier op de heenreis was wel ene Hugo Claus, die door Calvino slim en belezen wordt genoemd, hoewel hij verder niets van kwaliteit zag in diens eerste roman.

Tegelijk vind ik een kleine zestig jaar later grappig wel de namen Calvino, Grass, en Claus te kennen, terwijl de overige schrijvers die zo’n werkbeurs kregen vrijwel totale onbekenden zijn. Alfred Tomlinson? Claude Ollier? De naam Fernando Arrabal zei me dan wel weer wat; alleen kende ik die vooral als filmer. Ooit, evenwel, werden zij zessen van een gelijk kaliber geacht.

Als Calvino uiteindelijk in New York de titels en schrijvers opnoemt met dan de meeste buzz zeggen die mij ook al zo weinig. Weinig relativeert zo goed als even kunnen zien waar men zich zoal druk om maakte ooit.

Wat die American Diary zo goed maakt, komt overigens door wat anders. De schrijver is simpelweg even weer aan het werk te zien, in een lange tekst met kwaliteit, die ik nog niet kende. Dan doet de rest van zo’n verzameling mengelwerk er ook nogal wat minder toe.

Italo Calvino, Hermit in Paris
Autobiographical Writings

255 pagina’s
Pantheon Books, 2003
vertaling van Eremita a Parigi, 1994

Invisible Cities ~ Italo Calvino

Bij sommige boeken geldt dat de herlezing ze beschadigen kan. Voor Italo Calvino’s [1923 – 1985] Città invisibili gaat nog iets anders op. Ik heb er een emotionele band mee, die veel moeilijker uit te leggen is dan de kwaliteiten, of de fouten van het boek.

Le città invisibili is een boek dat bestaat uit vele fragmenten, waarin nogal kernachtig steden beschreven staan. Dit lijken denkbeeldige steden, vanwege de merkwaardigheden die worden benoemd. Eens in de zo veel tijd worden deze fragmenten afgewisseld met een gesprek tussen de jonge ontdekkingsreiziger Marco Polo en de Chinese heerser Kublai Khan.

Vervolgens beginnen dan de interpretaties. Om te beginnen: zijn het wel allemaal verschillende steden, gaat dit boek niet alleen over Venetië?

Ik lees, of herlees, dit boek doorgaans als een poëziebundel. Laaf me dan aan een paar beschrijvingen van steden. Maar zoek al gauw de dialogen van Polo en Khan. Dat is doorgaans genoeg. Meer dan wat sfeer hoef ik dan niet te mee te krijgen.

Er zijn evenwel Calvino-uitleggers die stellen dat La città invisibili niet te begrijpen is zonder kennis van diens postume autobiografie. Eremita a Parigi. Kluizenaar in Parijs.

Zo zou het boek gelezen moeten worden als een reflectie op Dante’s Divina Commedia. Als een reis door de negen cirkels van de hel — want beschrijvingen van het voorgeborchte, en het paradijs vallen buiten het bestek. Vandaar dat het boek negen hoofdstukken telt. Vandaar de repetities daar weer in; een cirkel is dan doorlopen.

Ook zou er iets met de letter V zijn. Elke stad wordt op vijf elementen gewogen. En goed, Vergilius was de gids in Dante’s Commedia, en V. staat gelijk aan vijf.

Tja.

Voor deze interpretatie spreekt het einde van dit boek, hier helaas in de Engelse vertaling:

And Polo said: ‘The inferno of the living is not something that will be; if there is one, it is what is already here, the inferno where we live every day, that we form by being together. There are two ways to escape suffering it. The first is easy for many: accept the inferno and become such a part of it that you can no longer see it. The second is risky and demands constant vigilance and apprehension: seek and learn to recognize who and what, in the midst of the inferno, are not inferno, then make them endure, give them space. [126-127]

Voor deze interpretatie spreekt verder het gegeven dat Calvino nogal wat studie van Dante heeft gemaakt, en daar ook over publiceerde.

Mijn interpretatie is wat anders. Die Parijse periode, diens vriendschap met Sartre daar, gekoppeld aan Calvino’s teleurstelling in het communisme, had hem somber gemaakt. Ik ben daarom geneigd dit boek, en dan vooral de dialogen tussen Marco Polo en Kublai Khan, te zien als een gesprek tussen de jonge schrijver en de oude. Waarbij die gedachtewisseling gaat over schrijven, en wat er bereikt kan worden met taal.

In het begin is Polo telkens aan het woord, om over zijn grandioze ontdekkingen te praten. Naar het einde toe begint Khan zich steeds meer met de inhoud te bemoeien.

Marco Polo describes a bridge, stone by stone.
“But which is the stone that supports the bridge?” Kublai Khan asks.
“The bridge is not supported by one stone or another,” Marco answers, “but by the line of the arch that they form.”
Kublai Khan remains silent, reflecting.
Then he adds: “Why do you speak to me of the stones? It is only the arch that matters to me.”
Polo answers: “Without stones there is no arch.” [66]

Calvino heeft veel sympathie voor Marco Polo, die hij als een verwante geest lijkt te zien. Iemand die door de omstandigheden gedwongen werd om verhalen te vertellen. En dat is een bezigheid die moet worden geleerd.

Newly arrived and totally ignorant of the Levantine languages, Marco Polo could express himself only with gestures, leaps, cries and wonder and of horror, animal barkings or hootings, or with objects he took from is knapsack — ostrich plumes, pea-shooters, quartzes — which he arranged in front of him like chessmen. [20]

De reactie van Kublai Khan, door tenslotte eigen verhalen te gaan vertellen, zie ik als een soort innerlijke dialoog. Als een poging van de oude Calvino om uit te vinden hoe het kwam dat hij vroeger zo makkelijk schreef, en dacht, en om te bedenken welke technieken hij toen onbewust moet hebben gebruikt in zijn schrijven. Om telkens zijn jongere zelf tegenover zijn sceptische zelf te zetten om dat writer’s block te overwinnen.

Dit is allemaal hoogst speculatief natuurlijk, maar er zijn aanwijzingen in Calvino’s brieven en die postume autobiografie dat er een schrijfcrisis was. Omdat het allemaal zo weinig uitmaakt wat éen auteur vermag. Wat dan tegelijk het idee logisch maakt om de hel te beschrijven die desalniettemin gezien wordt.

Het maakt ook weinig uit wat ik denk. Dit boek kan voor elke lezer weer iets anders betekenen. Het is zelfs heel gewoon als een sprookjesachtig reisboek te zien.

The traveller recognizes the little that is his, discovering the much he has not had and will never have. [26]

Italo Calvino, Invisible Cities
127 pagina’s
Picador, 1979
Vertaling van Le città invisibili, 1974

Letters 1941 — 1985 ~ Italo Calvino

Boeken tonen onbarmhartig aan wat de schrijver er voor eentje is. Voor de ietwat gevorderde lezer tenminste. En de conclusies die deze onbewuste verkenning oplevert kunnen nog bijdragen ook aan de waardering van zo’n boek.

Zeker is dat ideeën over een schrijver meewegen bij de vraag of het zin heeft nog eens verder te graven in zijn of haar oeuvre.

Italo Calvino [1923 — 1985] was alleen steevast een uitzondering op deze vuistregel. Deze Italiaan schreef boeken van een zo diverse aard dat daar niet of nauwelijks een constante uit te destilleren valt; laat staan dat die dan een portret van de maker oplevert. Ook verschilt mijn waardering van het oeuvre van boek tot boek. Terwijl er een uitgave is die ik eeuwig zal kunnen herlezen, bedacht hij eveneens verhalen die ik zeldzaam vervelend heb genoemd hier.

En simpelweg door over hem te schrijven op boeklog vorige herfst leek ik Calvino tot gevallen held te degraderen — zijn werk bekoorde me vroeger meer dan nu. Dat besef maakt me niet heel vrolijk.

Dus heb ik even gewacht met het lezen van het brevarium Letters 1941 — 1985. Zelfs al leken de recensies nogal veelbelovend. Citaten lieten zien dat Calvino zich nu eens wel rechtstreeks had uitgesproken over van alles, in plaats van zich te verbergen achter een idee, een experiment, of een vorm.

Want ik wist heel goed dat brievenbundels doorgaans tegenvallen. Helemaal als ze uit de twintigste eeuw stammen, en de schrijver ook andere communicatiemiddelen ter beschikking zal hebben gehad.

En inderdaad, de bloemlezing van 650 epistels in Letters 1941 — 1985 heeft iets willekeurigs. Zo staan er erg veel zakelijke en eenmalige brieven in het boek — waarin Calvino dan meestal iemand bedankte voor een recensie van zijn werk.

Zulke teksten zijn op zijn best aardig als ook de andere kant van het verhaal gekend wordt. Zo publiceerde Gore Vidal in 1974 publiek ooit zeer lovende woorden over het werk van Italo Calvino, waar ik toevallig weet van had, wat vervolgens aan Calvino’s aarzelende dankbrief aan Vidal net een extra lading gaf.

Volgde de internationaal doorbraak van Italo Calvino en de lauwering van hem als auteur bovendien vrij snel daarna.

Calvino schreef niet alleen boeken, hij werkte ook voor een uitgever, en was recensent. En het is goed dat hij in alle drie de gedaanten optreedt in de brieven. Sterker nog, juist in die uitgeverscorrespondentie stonden voor mij de aardigste nieuwtjes.

Zo schreef hij over de problemen met het vertalen van literatuur. Tekst van Frans naar Italiaans omzetten, of omgekeerd, schijnt bijvoorbeeld een ramp te zijn; doordat auteurs zich zo anders uitdrukken in elk van die talen.

Amerikaanse uitgevers wachten met vertalingen dan weer altijd tot er een Britse collega-uitgever is die mee wil betalen.

Het aardigst aan de verzameling brieven was misschien nog wel dat de hele cultuurgeschiedenis van de Twintigste Eeuw er terloops in langskomt.

Calvino was in zijn jonge jaren lid van de Communistische partij — hij bedankte in 1957, met een lange brief die ook in het boek staat — en moest zich daarom nog heel lang laten welgevallen dat zijn werk door critici werd gewogen op eventuele Communistische tendensen.

En anders was er wel iemand die zijn werk Freudiaans ging duiden.

Ook Oulipo kwam langs, Barthes’ dood van de auteur, de eeuwige crisis in het boekenvak.

En soms, heel soms, stond er een brief in deze uitgave waar ik ook werkelijk wat aan had. Als Calvino correspondeerde met iemand die aan een boek werkte, en deze over van alles moest informeren. Dan schreef hij in een paar alinea’s vaak even iets dat stond — bijvoorbeeld toen hij de samenstelster van een boek met brieven van Cesare Pavese uitlegde welke cruciale positie deze auteur innam in de transformatie van die wat provinciale Italiaanse boekenwereld pas na de oorlog naar een breder georiënteerde en meer geïnspireerde literatuur.

Pavese was alleen al niet politiek geëngageerd; anders dan vrijwel al zijn collegaschrijvers.

Maar, alles waar ik op gehoopt had, brieven die de waarde van Calvino’s eigen werk hadden kunnen vergroten, ontbrak ietwat pijnlijk in dit boek. Want die talloze dankbrieven, waarin hij zijn critici zo vaak complimenteerde met wat ze allemaal hadden weten te zien in het werk, brachten dat extra inzicht zeker niet.

Italo Calvino, Letters 1941 — 1985
Selected and with an introduction by Michael Wood

Translated by Martin McLaughlin
619 pagina’s
Princeton University Press, 2013

Literature Machine ~ Italo Calvino

Ik heb een boek vermoord door het heel langzaam te lezen; wat er alle leven uit sloeg. Voor elk van de dertig teksten in The Literature Machine stond een dag, in november 2018. Alleen kostte dat lezen iedere keer hoogstens enkele minuten. Dat ik daarop er over ging nadenken, en vervolgens aantekening maakte van mijn ideeën, nam meer tijd dan dat. En daarbij viel ineens wel heel erg op dat ik nogal eens maakwerk had gelezen. Tekstjes die even de krant in moesten; en daarmee niet direct geschreven waren voor de eeuwigheid.

Weinig kans daarom dat ik vaker een boek op deze manier zal doornemen. Of het moest me precies dezelfde problemen opleveren als deze bundel essays.

The Literature Machine bestaat uit twee delen aan teksten. Het eerste boekdeel gaat over het schrijven van literatuur, en het tweede grofweg over het lezen daarvan. Dat tweede deel heeft overigens wat overlappingen met Waarom zou je de klassieken lezen?.

Mij lukte het eerder niet om deze uitgave gewoon te lezen, omdat de meeste teksten relatief kort zijn, en geen er van aansluit op de voorafgaande of daarop volgende. Dus telkens las ik opmerkingen van Calvino over literatuur die me van groot belang leken, om twee essays verderop alweer vergeten te zijn wat die eerder geopenbaarde wijsheden waren. Want die twee essays daarna waren dan over iets heel anders gegaan. Dus ging het knagen zo weinig direct op te nemen uit dit boek.

Tijdens mijn leesprojectje van een maand viel alleen tegen wat er, voor de verandering in isolement beschouwd, overbleef van de schrijfwetten die Italo Calvino [1923 — 1985] formuleerde. Wat mede komt omdat ik ook kennis heb van zijn postuum uitgebrachte Zes memo’s voor het volgende millennium.

Toch, als die late uitgave het eindpunt aangeeft van waar Calvino was aangeland met het denken over het schrijven van fictie, dan biedt The Literature Machine het aarzelend vorm geven aan deze gedachten. En dat was traktatie genoeg om dat project van een maand niet als verspilde tijd te laten aanvoelen.

Tijdens het wegen van al deze teksten apart vielen me alleen ook zaken op die me waarschijnlijk ontgaan zouden zijn als dit boek op mijn normale leestempo was doorgenomen.

Zo was nogal opmerkelijk dat in tal van teksten informatie ontbreekt die toch behoorlijk noodzakelijk was voor het begrip. Het lijkt of Calvino er telkens vanuit kon gaan dat de lezer wel weet waarover of over wie zijn woorden gaan.

In een tekst over de futuroloog Charles Fourier [1772 — 1837] wordt zijn voornaam bijvoorbeeld nergens genoemd, noch de jaren waarin hij leefde. In een recensie over een dichtbundel van Marianne Moore staat nergens de titel van het besproken boek vermeld. En zo ontbreekt wel meer heel basale informatie telkens.

Mede daardoor werd een eis om deze bundel te snappen om na te gaan wat een Italiaanse of Franse lezer met enige bagage tussen 1965 en 1981 zo ongeveer paraat had aan begrip.

En dat zal ongetwijfeld meer zijn geweest dan enig auteur nu nog bekend kan veronderstellen.

Op zich is dat trouwens ook wel weer verhelderend om iets te begrijpen van de cultuurverschillen tussen landen. Er is bijvoorbeeld hoogstens éen algemeen bekende Nederlandse roman uit de negentiende eeuw die nu nog én als roman gelezen kan worden, én als beschouwing over de politieke gebeurtenissen van dat moment. De Max Havelaar. Die stamt uit 1860. Terwijl er voordien toch ook wel wat gebeurde in de Nederlanden.

Kees ’t Hart neemt deze grote culturele armoede aardig op de hak, door de onverwachte claim in de roman Ter navolging dat Betje Wolff en Aagje Deken eind achttiende eeuw politiek commentaar hadden opgeschreven in de vorm van porno.

In Italië speelde begin negentiende eeuw dat het land nog geen eenheid was als natie; wat daarmee ook weer als gevolg had dat er geen eenheid was in schrijftaal. Waren daar niet enkel Italiaanse auteurs mee bezig, ook een Franse grootheid als Stendhal plaatste twee van zijn grote romans in het land. Dus spreekt het van zelf dat over zulke boeken nog kennis mag worden verondersteld bij het oorspronkelijke publiek van deze teksten. Alleen is hun belang daarmee niet het mijne.

Meest opvallend aan deze collectie teksten is daarmee toch, alles overziend, Calvino’s worsteling met de betekenis van politiek in romans. Want hij groeide nu éen keer op in een tijd dat de enige literatuur die er toe deed uit politiek geëngageerde boeken bestond. Terwijl hij zelf zich niet geneigd voelde ook zo te schrijven.

Niettemin staan er nogal wat verhandelingen in deze bundel over boeken waarin politiek wel belangrijk was.

Having grown up in times of dictatorship, and being overtaken by total war when of military age, I still have the notion that to live in peace and freedom is a frail kind of good fortune that might be taken away from me in an instant.

Given this incentive, politics took up perhaps too great a part of the preoccupations of my youth. I mean too great for me, for what contribution I might have made, since things that seem distant from politics count far more as influences on the history (even political) of countries and of people.

By Way of an Autobiography

Evenmin interesseerde de traditionele psychologische roman hem iets.

Writers like me, who are not attracted to psychology, to the analysis of feelings, or to introspection, are greeted by horizons certainly no less broad than those dominated by characters with clear-cut personalities, or those revealed to people who explore the depths of the human mind. What interests me is the whole mosaic in which man is set, the interplay of relationships, the design that emerges from the squiggles on the carpet.

Two Interviews on Science and Literature

The Literature Machine is deels een plaatsbepaling in de tijd, omdat Calvino in de stukken over schrijven nogal eens in gaat op actuele discussies van toen, inmiddels vijftig jaar geleden. Toen een vraag was of de auteur niet dood was, en zo meer. Niet dat Italo Calvino daar geen tijdloze opmerkingen bij gemaakt heeft trouwens. De vraag uit het essay ‘Whom Do We Write For’ lijkt me een eeuwig actuele vraag. Voor dichters is het al zo dat die vooral poëzie schrijven voor andere dichters; heel veel andere lezers zijn er niet.

En wie leest er met plezier essays? In bundels als deze, van een schrijver die al 35 jaar dood is?

Wie leest er straks nog literair bedoelde romans die de bestsellerlijst niet haalden?

Italo Calvino, The Literature Machine
Essays

Translated from the Italian by Patrick Creagh
341 pagina’s
Vintage 1987, oorspronkelijk 1980, 1982

Ridder die niet bestond ~ Italo Calvino

Stop meerdere boeken in éen band, en onwillekeurig zullen ze met elkaar worden vergeleken. En zelfs al las ik de drie ‘historische’ romans van Calvino ditmaal los van elkaar, dan nog is er het gegeven dat kennis van het ene boek het lezen van het volgende beïnvloedt.

Dus kan ik niet eens objectief zeggen of De ridder die niet bestond de beste roman is van het drieluik over Onze voorouders — terwijl dit toch zo aanvoelde.

Het kan namelijk zijn dat De gespleten burggraaf en De baron in de bomen me ontvankelijk hebben gemaakt voor dit derde boek. Dat ik Calvino’s gebreken als auteur beter kon negeren.

Want, ondanks al mijn enthousiasme over zijn werk, ben ik niet blind voor waar het bij de schrijver aan schort. Een levend mens, die meer is dan de intelligente uitwerking van een idee, komt er in zijn boeken nauwelijks voor.

Wonderlijk genoeg zijn in de drie romans de vertellers, die in de eerste twee boeken bijfiguren waren in het eigenlijke verhaal, nog de meest waarachtige personages.

Maar in De ridder die niet bestond werd zelfs de ridder die niet bestond — die een leeg harnas was, enkel aangedreven door wilskracht — bijna een echt mens. Ondanks zijn griezelige perfectie.

Een ridder die niet bestaat hoeft namelijk niet te eten, noch te slapen. Die heeft als enige in het leger van Karel de Grote gelegenheid om zijn uitrusting schoon te houden en te oliën. Dat alleen al maakt zo iemand tot voorbeeld voor anderen; zelfs al is hij enkel een idee.

Italo Calvino zal zo ver niet vooruit gekeken hebben in 1959. Toch zette De ridder die niet bestond me ook tot gedachten aan over robotsoldaten — die nooit hoeven te rusten, mits hun accu’s stroom blijven vinden. Of over onbemande vliegtuigen, die zo veel meer kunnen in de lucht dan de vliegtuigen waar per se nog een pilootje in moet; terwijl deze vervolgens altijd flauw valt na een te snelle bocht.

De ridder in zijn lege harnas is alleen al een memorabel personage omdat een gedenkwaardige vrouw verliefd werd op hem. Bradamanta. Die stiekem meevocht met de mannen — en mede daardoor geen bijzonder hoge dunk had over ridders. Op die ene bijna perfecte na dan.

Bradamanta’s bijzondere eigenschappen zijn dan weer onderdeel van het plot van de roman. Dus daar zwijg ik verder over.

Alleen heeft De ridder die niet bestond dus een duidelijk plot. En ongetwijfeld heeft Calvino in de aanloop naar deze ontknoping allerlei ridderverhalen gepersifleerd zonder dat ik die herken — want zo’n schrijver is hij ook. Wat zijn werk dus weer zo eminent herleesbaar maakt. Hoe meer de lezer erin kan stoppen, hoe meer Calvino’s boeken terug lijken te geven.

Maar ridders gaan in de verhalen nu eenmaal op queesten. Zo ook in deze roman. Waarbij Bradamanta hem volgde, met een merkwaardige schildknaap aan haar zijde.

En straight verteld had een ridderverhaal me nooit geïnteresseerd. Laat staan in de vorm van een historische roman. Er is parodie nodig, zoals bij Monty Python, om zo’n gegeven genietbaar te maken. Of het geheel moet iets sprookjesachtigs krijgen, dat dan toch bijna geloofwaardig is, zoals bij Calvino.

Want zelfs een korte roman van hem biedt meer dan menig auteur in zijn hele oeuvre voor elkaar krijgt.

Italo Calvino, De ridder die niet bestond
139 pagina’s
Atlas, 2009
vertaling door Henny Vlot van Il cavaliere inesistente, 1959

Time and the Hunter ~ Italo Calvino

Schrijvers zijn zo goed als hun beste werk. Wat maakt dat ik Italo Calvino tot mijn eeuwige favorieten zal blijven rekenen. Zelfs al las ik zelden zo’n vervelend boek als diens verhalenbundel Ti con zero [Time and the Hunter].

En daarmee bedoel ik niet eens: vervelend binnen het oeuvre van Calvino. Dan meen ik echt: vervelender teksten binnen alles wat me ooit onder ogen is gekomen van serieuze auteurs waren er zelden.

Een geniaal schrijver kan dus ook geniaal mislukken.

Naar aan de verhalen in Ti con zero [Time and the Hunter] is niet eens dat Italo Calvino inspiratie zocht in de exacte wetenschappen. Want dat zouden van mij heel wat meer auteurs mogen doen.

Vervelend is dat hij merkwaardig lang uitgesponnen verhaaltjes maakte van een reeks verschijnselen zoals de wetenschap die verklaart, of probeert te verklaren. Elke vertelling begint ook steeds met een heldere inleiding over het onderwerp van éen alinea.

Alleen verrijkte Italo Calvino’s de kijk op zulke fenomenen vervolgens nooit, de blik werd juist nogal vertroebeld door zijn holle gebabbel; door zijn keuze onder meer om menselijke stemmen te geven aan natuurlijke verschijnselen, terwijl antromorfisering daar nu net niets aan toe voegt.

Een heel deel van de bundel gaat bijvoorbeeld over het mirakel dat het ontstaan van nieuwe cellen is, door celdeling. En in die zin kunnen deze verhalen van Calvino dus ook over het ontstaan van nieuw leven gaan; namelijk als ze die allereerste cruciale celdeling beschrijven nadat het erfelijke materiaal van twee kanten versmolten is.

Ik moet dan meteen toegeven mijn meiose niet meer recht van mijn mitose te kunnen onderscheiden — ondanks de 9 op biologie waarmee ik ooit afstudeerde. En dus had Calvino heel wel de gelegenheid om die halfvergeten kennis, die nu nooit eens nuttige toepassing vond in de afgelopen dertig jaar, op verrassende wijze op te frissen.

Dit gebeurde alleen niet.

Wat mede komt omdat Calvino zo vaak eindeloze zinnen schrijft, en daarin dan toch nog niets zegt:

So I am speaking then of the initial phase of a love story which afterwards is probably repeated in interminable multiplication of initial phases just like the first and identified with the first, a multiplication or rather a squaring, an exponential growth of stories which is always tantamount to the first story, but it isn’t as if I were so very sure of all this, I assume it as you can also assume it. I’m referring to an initial phase that precedes the other initial phase, a first phase which must surely have existed, because it’s logical to expect it to exist, and also because I remember it very well, and when I say it’s the first I don’t in the least mean first in the absolute sense, that’s what you’d like me to mean but I don’t; I mean first in the sense that we can consider any of the identical initial phases the first, and the one I refer to is the one I remember, the one I remember as first in the sense that before it I don’t remember anything.

[Mitosis]

Om diens dood lees en herlees ik Gerrit Krol momenteel. Om daarbij nu pas op een bespreking te stuiten die Krol ooit wijdde aan Calvino’s Kosmikomische verhalen.

Gerrit Krol’s oordeel was daarbij simpel. Italo Calvino kon schrijven noch denken in zijn ogen.

En helemaal kan ik dat niet met hem eens zijn, vanwege mijn liefde voor dat ene boek van de Italiaan. Maar Gerrit Krol’s wrevel voel ik wel.

Wetenschap, en wetenschappelijke kennis, is een prachtig ding; ook al omdat de blik daarmee zo gescherpt wordt. En wie dit vindt, en dan op deze verhalen van Calvino stuit, bestaande uit fantasietjes enkel leuk voor de schrijver, die ergert zich makkelijk.

Italo Calvino, Time and the Hunter
pagina’s 153 – 294
© 1967
in: Italo Calvino, The Complete Cosmicomics
402 pagina’s
Penguin Modern Classics 2010, oorspronkelijk 2002

Waarom zou je de klassieken lezen ~ Italo Calvino

Het essay kende ik al heel lang, zij het onder de titel ‘Why Read the Classics?’. Met een vraagteken. Die tekst staat ook gewoon online1. En daarmee dacht ik opvallend genoeg dus het hele boek te hebben gelezen.

Was dat niet een dunnetje? Zoals Zes memo’s voor het volgende millennium?

Maar Waarom zou je de klassieken lezen is dus een turf, met zesendertig stukken over boeken. Waarin vrijwel alles nieuw voor mij bleek te zijn.

Als verzameling viel het boek me alleen niet mee.

Dit komt simpelweg doordat de delen niet in balans zijn. Het boek is een postuum vergaarbakje van teksten over boeken die er nog lagen. Sommige daarvan stonden eerder in de krant. Anderen waren een lezing, of een voorwoord. De teksten werden kortom telkens voor een verschillend publiek geschreven. En bovendien dateerden ze uit drie verschillende decennia. Geen auteur houdt zo lang eenzelfde toon vast.

Ook enthousiasmeerde Calvino me geen enkele keer om nu eens iets te gaan lezen waaraan ik tot nu toe altijd voorbij ging — een effect dat dit boek wel op anderen schijnt te hebben.

Ik moest het daarom doen met terloopsheden. Calvino zien uitleggen waarom het rijm van Montale zo rijk is, deed wat, bijvoorbeeld. Geen taal rijmt makkelijker dan het Italiaans, zo schijnt het, maar Eugenio Montale speelde daarmee door telkens de nadruk te leggen op de een-na-laatste lettergreep.

Ook de persoonlijke leesherinneringen die Calvino door zijn teksten weefde waren interessant. Mede omdat goed verwoorde persoonlijke opvattingen over boeken of schrijvers bijna altijd boeiender zijn dan een objectief bedoelde benadering.

Zelfs al schrijft hij, terecht, meteen wel dat klassieke teksten beter sec gelezen kunnen worden; dat geleerd commentaar van anderen maar hindert.

Interessantst was daarmee toch het titelessay. Om het programma dat daaruit spreekt. Dat voor een deel krekt hetzelfde leesprogramma is als ik boeklog hanteer. Geen beter lezen bestaat er dan het herlezen. En een klassieker is nu net een boek waarvan de mensen altijd zeggen dat ze die moeten herlezen, aldus Calvino. De eerste kennismaking is dan al geweest.

Elders beweer ik zelfs dat de ideale recensie pas te schrijven is na een tweede lezing, lang na de eerste ontmoeting.

Ik heb op boeklog alleen nog nooit samengevat welke boeken eeuwig herlezen kunnen worden, en bij de derde of vierde kennismaking toch weer nieuw blijken te zijn.

En ik denk nu dat je veel van die persoonlijke klassiekers al eens op jonge leeftijd moet hebben gelezen — wat het tal mogelijke titels dan meteen al beperkt. Het helpt vast mee om een boek te lezen in het besef niet heel het raadsel al meteen te doorgronden. En dat dan niet erg te vinden.

Helemaal als dan bij herlezing blijkt dat zo’n boek weliswaar groots is, maar nog steeds onverklaarbaar blijft waarom.

Ietwat verneukeratief aan de bundel Waarom zou je klasieken lezen is dat het lijkt of de inhoud alleen bestaat uit de boeken waar Italo Calvino eeuwig naar terugkeerde. Dat geloof ik namelijk niet zonder meer. Opgenomen zijn toch vooral werken die al tot de canon horen; zonder dat Calvino daar iets aan hoefde te doen. En boeken kunnen ook eenmalig indruk maken, zonder dat een terugkeer naar die ervaring ooit nog mogelijk is.

In het titelessay noemt hij ook eerder Dickens — vrijwel onbekend in Italië — en Balzac als zijn evergreens.

Voor mij zijn dat boeken als Pigeon Feathers and Other Stories van John Updike, Nine Stories van Salinger, of de aantekenboeken van Elias Canetti. Bij ieder ander zullen dit andere titels zijn. Ik zou Pigeon Feathers ook niet als klassiek boek aan u willen opdringen. Of hoogstens als u nog heel jong bent.

Want om later met afstand te kunnen herlezen, kun je beter vroeg beginnen.

Italo Calvino, Waarom zou je de klassieken lezen
383 pagina’s
Atlas, 2003
vertaling door Henny Vlot van Perché leggere i classici, 2003
  1. Al ontbreken de laatste zinnen. []

Zes memo’s voor het volgende millennium ~ Italo Calvino

De zes memo’s voor het komende millennium uit de titel zijn er uiteindelijk maar vijf. Italo Calvino [1923 – 1985] stierf onverwacht, voor hij de zesde had kunnen schrijven. Hij was uitgenodigd om in Harvard een cyclus van zes lezingen te komen uitspreken, maar reisde uiteindelijk nooit af.

Interessant aan dit postuum gepubliceerde werk, is dat het enkele van de literaire waarden beschrijft die Calvino ook na het jaar 2000 graag behouden zag. Daarbij spreekt hij zich bovendien uit over keuzes in zijn eigen werk. En mij intrigeerde het om meteen na Onzichtbare steden toch eens te lezen welke ideeën Calvino bij dit boek had gehad.

De eerste waarde die literatuur moet hebben, volgens Calvino, is lichtheid. Niet dat zwaarte geen verdiensten zou hebben, maar met lichtheid komt ook afstand, en daarmee overzicht.

Literatuur is vervolgens zeker ook gebaat bij snelheid, omdat vaart van stijl en denken een tekst kwaliteiten oplevert als behendigheid, beweeglijkheid, en onbevangenheid.

Een derde waarde is exactheid. En daarbij kon Calvino verwijzen naar zijn Onzichtbare steden, omdat hij in dat boek al zijn ervaringen, gedachten en hypothesen zo goed had kunnen projecteren op éen symbool. Die stad. Beschreven in telkens zo verschillende maar precieze abstracta.

De vierde lezing zou over ‘zichtbaarheid’ zijn gegeaan. Omdat voor Calvino zijn boeken zo vaak begonnen vanuit éen beeld, en er dan het probleem was dat in taal te vatten.

En de een-na-laatste lezing, die het boek besluit, gaat over veelvoudigheid;

over de roman als encyclopedie, als middel tot kennis, en vooral als het verbindend netwerk tussen de gebeurtenissen, de mensen en de dingen van de wereld. [111]

Ik moet ook dit boek eerder gelezen hebben, het stond in de kast, maar zal toen enige afstand tot de tekst hebben gehouden. Het zijn tenslotte lezingen die werden opgenomen, en in lezingen gaat het niet alleen om wat iemand heeft te zeggen. Dat is namelijk meestal in een paar zinnen samen te vatten. Bij lezingen telt altijd zwaar waarmee al die uren gevuld gaan worden. Dus is dit niet echt een leesboek.

Toch viel het me mee. Op de eerste lezing na dan, die iets gewrongens heeft. En misschien is dit omdat ik, door boeklog, meer ben gaan nadenken over wat voor mij literatuur nodig heeft.

Het kan ook zijn dat ik Italo Calvino inmiddels meer waardeer dan vijftien, twintig jaar geleden. Wellicht omdat het toen vanzelfsprekender leek wat hij gepresteerd had dan nu, zo veel boeken en zo vele auteurs verder.

Italo Calvino, Zes memo’s voor het volgende millennium
De Charles Eliot Norton lezingen
1985 – 1986

128 pagina’s
Uitgeverij Bert Bakker, 1991
Vertaling door Linda Pennings van Lezione americane.
Sei proposte per il prossimo millennio
, 1988