Literature Machine ~ Italo Calvino

► door: A.IJ. van den Berg

Ik heb een boek vermoord door het heel langzaam te lezen; wat er alle leven uit sloeg. Voor elk van de dertig teksten in The Literature Machine stond een dag, in november 2018. Alleen kostte dat lezen iedere keer hoogstens enkele minuten. Dat ik daarop er over ging nadenken, en vervolgens aantekening maakte van mijn ideeën, nam meer tijd dan dat. En daarbij viel ineens wel heel erg op dat ik nogal eens maakwerk had gelezen. Tekstjes die even de krant in moesten; en daarmee niet direct geschreven waren voor de eeuwigheid.

Weinig kans daarom dat ik vaker een boek op deze manier zal doornemen. Of het moest me precies dezelfde problemen opleveren als deze bundel essays.

The Literature Machine bestaat uit twee delen aan teksten. Het eerste boekdeel gaat over het schrijven van literatuur, en het tweede grofweg over het lezen daarvan. Dat tweede deel heeft overigens wat overlappingen met Waarom zou je de klassieken lezen?.

Mij lukte het eerder niet om deze uitgave gewoon te lezen, omdat de meeste teksten relatief kort zijn, en geen er van aansluit op de voorafgaande of daarop volgende. Dus telkens las ik opmerkingen van Calvino over literatuur die me van groot belang leken, om twee essays verderop alweer vergeten te zijn wat die eerder geopenbaarde wijsheden waren. Want die twee essays daarna waren dan over iets heel anders gegaan. Dus ging het knagen zo weinig direct op te nemen uit dit boek.

Tijdens mijn leesprojectje van een maand viel alleen tegen wat er, voor de verandering in isolement beschouwd, overbleef van de schrijfwetten die Italo Calvino [1923 — 1985] formuleerde. Wat mede komt omdat ik ook kennis heb van zijn postuum uitgebrachte Zes memo’s voor het volgende millennium.

Toch, als die late uitgave het eindpunt aangeeft van waar Calvino was aangeland met het denken over het schrijven van fictie, dan biedt The Literature Machine het aarzelend vorm geven aan deze gedachten. En dat was traktatie genoeg om dat project van een maand niet als verspilde tijd te laten aanvoelen.

Tijdens het wegen van al deze teksten apart vielen me alleen ook zaken op die me waarschijnlijk ontgaan zouden zijn als dit boek op mijn normale leestempo was doorgenomen.

Zo was nogal opmerkelijk dat in tal van teksten informatie ontbreekt die toch behoorlijk noodzakelijk was voor het begrip. Het lijkt of Calvino er telkens vanuit kon gaan dat de lezer wel weet waarover of over wie zijn woorden gaan.

In een tekst over de futuroloog Charles Fourier [1772 — 1837] wordt zijn voornaam bijvoorbeeld nergens genoemd, noch de jaren waarin hij leefde. In een recensie over een dichtbundel van Marianne Moore staat nergens de titel van het besproken boek vermeld. En zo ontbreekt wel meer heel basale informatie telkens.

Mede daardoor werd een eis om deze bundel te snappen om na te gaan wat een Italiaanse of Franse lezer met enige bagage tussen 1965 en 1981 zo ongeveer paraat had aan begrip.

En dat zal ongetwijfeld meer zijn geweest dan enig auteur nu nog bekend kan veronderstellen.

Op zich is dat trouwens ook wel weer verhelderend om iets te begrijpen van de cultuurverschillen tussen landen. Er is bijvoorbeeld hoogstens éen algemeen bekende Nederlandse roman uit de negentiende eeuw die nu nog én als roman gelezen kan worden, én als beschouwing over de politieke gebeurtenissen van dat moment. De Max Havelaar. Die stamt uit 1860. Terwijl er voordien toch ook wel wat gebeurde in de Nederlanden.

Kees ’t Hart neemt deze grote culturele armoede aardig op de hak, door de onverwachte claim in de roman Ter navolging dat Betje Wolff en Aagje Deken eind achttiende eeuw politiek commentaar hadden opgeschreven in de vorm van porno.

In Italië speelde begin negentiende eeuw dat het land nog geen eenheid was als natie; wat daarmee ook weer als gevolg had dat er geen eenheid was in schrijftaal. Waren daar niet enkel Italiaanse auteurs mee bezig, ook een Franse grootheid als Stendhal plaatste twee van zijn grote romans in het land. Dus spreekt het van zelf dat over zulke boeken nog kennis mag worden verondersteld bij het oorspronkelijke publiek van deze teksten. Alleen is hun belang daarmee niet het mijne.

Meest opvallend aan deze collectie teksten is daarmee toch, alles overziend, Calvino’s worsteling met de betekenis van politiek in romans. Want hij groeide nu éen keer op in een tijd dat de enige literatuur die er toe deed uit politiek geëngageerde boeken bestond. Terwijl hij zelf zich niet geneigd voelde ook zo te schrijven.

Niettemin staan er nogal wat verhandelingen in deze bundel over boeken waarin politiek wel belangrijk was.

Having grown up in times of dictatorship, and being overtaken by total war when of military age, I still have the notion that to live in peace and freedom is a frail kind of good fortune that might be taken away from me in an instant.

Given this incentive, politics took up perhaps too great a part of the preoccupations of my youth. I mean too great for me, for what contribution I might have made, since things that seem distant from politics count far more as influences on the history (even political) of countries and of people.

By Way of an Autobiography

Evenmin interesseerde de traditionele psychologische roman hem iets.

Writers like me, who are not attracted to psychology, to the analysis of feelings, or to introspection, are greeted by horizons certainly no less broad than those dominated by characters with clear-cut personalities, or those revealed to people who explore the depths of the human mind. What interests me is the whole mosaic in which man is set, the interplay of relationships, the design that emerges from the squiggles on the carpet.

Two Interviews on Science and Literature

The Literature Machine is deels een plaatsbepaling in de tijd, omdat Calvino in de stukken over schrijven nogal eens in gaat op actuele discussies van toen, inmiddels vijftig jaar geleden. Toen een vraag was of de auteur niet dood was, en zo meer. Niet dat Italo Calvino daar geen tijdloze opmerkingen bij gemaakt heeft trouwens. De vraag uit het essay ‘Whom Do We Write For’ lijkt me een eeuwig actuele vraag. Voor dichters is het al zo dat die vooral poëzie schrijven voor andere dichters; heel veel andere lezers zijn er niet.

En wie leest er met plezier essays? In bundels als deze, van een schrijver die al 35 jaar dood is?

Wie leest er straks nog literair bedoelde romans die de bestsellerlijst niet haalden?

Italo Calvino, The Literature Machine
Essays

Translated from the Italian by Patrick Creagh
341 pagina’s
Vintage 1987, oorspronkelijk 1980, 1982

[x]