Road to Little Dribbling ~ Bill Bryson

► door: A.IJ. van den Berg

Ondanks de vooraf al voorspelbare gebreken pakte The Road to Little Dribbling uit als het leukste boek dat ik dit jaar las.

Maar het blijft vreemd om te zien hoe deze auteur zich telkens opnieuw tot een wat clichématig typetje reduceerde. Het archetype van de in alles onhandige man. Het typetje dat menig columnist in Nederland ook al zo vaak meent te moeten inzetten voor de leuk.

Geloof ik tegelijk best dat de man ietwat contactgestoord is — waardoor er bij ontmoetingen onderweg heel makkelijk iets schuren gaat.

Bill Bryson reisde voor The Road to Little Dribbling rond in het hedendaagse Verenigd Koninkrijk — al beperkte hij zich daarbij vooral tot Engeland. Want Wales en Schotland werden elk in éen hoofdstuk afgedaan. Zelfs al reisde hij nog wel naar het noordelijkste puntje van het land. Cape Wrath. En dus niet John O’Groats. Heel veel boeiends viel daar overigens niet over op te merken.

En zulke uitstapjes had hij al eens eerder gemaakt voor een boek. Dat heette Notes from a Small Island.

Die eerdere uitgave had verder tot een TV-serie geleid, eind jaren negentig. Was daar ook Bryson’s persoonlijke geschiedenis nog, in Engeland, waar hij op nogal wat plaatsen gewoond heeft, en gewerkt.

Dus reisde Bill Bryson niet zelden tegelijk in zijn eigen verleden terug.

Constante in dit boek is daarom de wat meewarige constatering van een man op leeftijd dat nogal wat zaken vroeger toch echt beter waren. Engeland was indertijd doodarm, en in crisis, toen hij er kwam wonen in de jaren zeventig. Vreemd genoeg waren juist de publieke voorzieningen nogal wat beter indertijd.

Want gemeentes die nu geen geld meer hebben om wat planten in perkjes te onderhouden, om een straat een beetje aan te kleden?

En toch moet dat gemopper ook.

Bryson begon zijn schrijversloopbaan als journalist, bij een plaatselijke krant; waarvan de redactie toen nog een heel pand innam. Tegenwoordig zijn juist de oplages van de lokale bladen zo sterk gekrompen dat deze uitgaven door een gebrek aan mankracht vrijwel nergens meer speciale aandacht aan kunnen besteden.

Maar wie beschrijft er dan nog de lokale schandalen?

Al te negatieve ervaringen aantekenen op websites als TripAdvisor, om anderen te waarschuwen, kan daar niet eens.

Wat The Road to Little Dribbling allereerst brengt, is een ode aan het Britse landschap. Waar altijd nog weer iets verrassends in te ontdekken. Hoe vaak elke morzel gronds in dat hele Verenigd Koninkrijk inmiddels ook beschreven mocht zijn door anderen.

En, even afgezien van al dat geschmier over zijn eigen onhandigheid, Bryson blijft een verbazingwekkend humoristisch auteur. Al heb ik het langst na moeten denken over iets dat hij terloops aankaartte, wat op dat moment nog vrijwel niets met de rest van het boek van doen lijkt te hebben.

For some time, I have believed that everyone should be allowed to have a dozen or so things that they dislike without having to justify or explain to anyone why they don’t like them. Reflex loathings, I call them. [170]

Bryson noemt dan meteen ook vijftien zaken op die instinctief haat bij hem oproepen, in plaats van de door hem geopperde twaalf.

Plus, om de materie nog wat ingewikkelder te maken, dingen waar vrijwel iedereen een rationele afkeer van heeft, zoals van sommige politici, tellen in dit mechanisme niet eens mee.

Dat onderscheid riep bij mij overigens de vraag op: is mijn afkeer van Peter R. de Vries — als deze man op mijn TV-scherm komt, gaat er meteen een andere zender op — nu instinctief of beredeneerd?

Jack van Gelder?

En dan gaat het veel te ver om The Road to Little Dribbling een filosofisch traktaat te noemen over de mechanismen achter afkeer of voorliefdes. Toch had dit boek op mij wel als uitwerking dat ik nu net over deze vragen na ging denken.

Bill Bryson, The Road to Little Dribbling
More Notes From a Small Island

385 pagina’s
Doubleday, 2015

[x]