Hoe word ik gelukkig? ~ Guus Kuijer

► door: A.IJ. van den Berg

Een boek lezen, is mij niet vreemd. Sterker nog, ik vind alle niet-lezers raar. Toch heb ik mijn lezen nooit gezien als een nuttige overlevingsstrategie. Tot Guus Kuijer me daar op wees, in zijn boek Hoe word ik gelukkig?.

Deze uitgave heeft als subtitel: Een zelfhulpboek. Alleen hoort het toch niet direct tot dat soort, vergeleken met de boeken die doorgaans in dit genre worden uitgebracht bieden. Kuijer biedt namelijk geen handige overzichtjes met leefregels, die zo op een Powerpoint-presentatie hadden gekund. In dit boek staan geen handzame tabellen met haalbare goede voornemens voor het nieuwe jaar. Hij zoekt het breder. Zijn boek biedt eerder verhalen, met daarin parabels, en daar zal de lezer vervolgens zelf nog mee aan de slag moeten gaan.

Kuijer [1942] schreef dit boek na zijn zestigste, en helemaal toevallig lijkt me dat niet. Theo Kars was bijvoorbeeld ook boven de zestig toen deze zijn boek samenstelde met wijze raad over hoe te leven. Met een beetje geluk is zo’n auteur dan nog helder en gezond, terwijl hem of haar dan toch ook al duidelijk zal zijn dat ze inmiddels meer verleden hebben dan toekomst. En die geschiedenis heeft hen dan iets geleerd.

Gaat deze ervaringswet alleen niet op voor andere al eens op boeklog behandelde raadgevers, zoals Machiavelli, of Gracian. Al hoewel zij met hun werk eveneens reageerden op wat er was misgelopen in hun leven.

Voor Kuijer ging het al relatief vroeg mis. Hij noemt zichzelf een slechte leerling, omdat hij meermaals een klas moest overdoen op school. Alleen duurde het waarschijnlijk tot hijzelf schoolmeester was geworden, en vastliep in dat beroep, voor hem duidelijk werd dat al zijn problemen eerder niet per se aan hem hebben gelegen.

Kern van Hoe word ik gelukkig? lijkt me Kuijer’s constatering dat het onderwijs hier geen kind helpt om te ontdekken waar het interesse voor heeft. Terwijl het nogal wat uitmaakt voor iemands geluk of hij of zij iets vindt om helemaal in op te gaan.

Inmiddels is hij milder geworden, voorheen was zijn stelling heel cru:

het is in ons onderwijssysteem mogelijk er even stom uit te komen als je erin bent gegaan, maar dan gediplomeerd.

Mijn wat sarcastische idee over school luidt dat het voornaamste wat ik daar geleerd heb, is om uren stil en onopvallend op een stoel te zitten, zonder daarbij in slaap te vallen.

Wonderlijk hoe al die duizenden uren in leslokalen zo zelden iets gaven dat een weetgierig jongetje als ik kon boeien. Sterker nog, dat het onderwijs me allereerst nogal negatieve ideeën bijbracht over hoe het leven zou worden. Grote kans dat dit net zo saai zou zijn als al die uren op school, met een vervelende baan, die tegelijkertijd al mijn energie ging vergen, een huwelijk waar al snel sleet op zou zitten, en tergend egoïstische zeurkinderen, waar je ook al niets aan had.

Hoe kan ik ooit dus iets positiefs zeggen over een onderwijsstelsel dat me levensmoe maakte, ver voor mijn tijd?

Alleen las ik altijd al veel. Fictie evengoed als informatieve boeken. Daarmee bood ik mijzelf dus een parallelle educatie aan, naast een ontsnapping aan de werkelijkheid. Omdat er weinig limieten zaten aan de boeken die de bibliotheek me kon lenen.

In Hoe word ik gelukkig? is voor Guus Kuijer de ontwikkeling van een persoonlijke belangstelling de crux — alleen al omdat de rest daaruit zal volgen. Ook wie niet van lezen houdt, zal er boeken bij gaan pakken om verder te komen met de bezigheid die wel zijn of haar fascinatie heeft. En zelfs dat lezen gaat dan vanzelf. Omdat er meteen wat met de inhoud gedaan kan worden.

Veel ruimte neemt Kuijer in zijn boek om de levensloop te geven van een tweetal schilders. Vincent van Gogh en Francisco Goya. Daar had hij drie redenen voor. Over de levens van deze kunstenaars is relatief veel bekend. En aan hun schilderijen en tekenwerk is af te lezen of zij gelukkig waren bij het maken of niet. Bovendien was geen van beide een groot en vanzelfsprekend tekentalent — beide hebben behoorlijk moeite moeten doen om het niveau te halen dat ze uiteindelijk bereikten.

Geeft de schrijver toe dat Van Gogh helaas wel hét model geworden van het miskende genie:

waardoor nogal wat mensen denken dat er iets mis is met mensen die ergens in slagen. Ze hebben een ‘groot ego’, ze zijn ‘ambitieus’, ze zijn ‘commercieel’, allemaal typeringen die negatief worden bedoeld.

Dus zijn er kunstenaars, politici, artsen en schoonmakers die ijverig hun best doen hun ego te verbergen, geen ambitie te tonen en zo onverschillig mogelijk over de centjes te doen. Leerlingen die hun best doen op school worden nerd genoemd omdat ze ambitieus zijn. Het is namelijk ontzettend duf om je ergens voor te interesseren. Maar het allerergste is natuurlijk dat je je met je ambitie onderscheidt van de rest. […]

En dan lijken me de lessen van Guus Kuijer geen wezenlijk andere dan Mihaly Csikszentmihalyi geeft in zijn boeken over ‘flow‘ en creativiteit.

Al is Kuijer wel een schrijver, waardoor Hoe word ik gelukkig? zelfs op het niveau van de zinnen al prettig leest.

Maar de wijsheid luidt dus dat het nogal loont om een bezigheid te vinden die alle concentratie vraagt, waardoor dat altijd zo aanwezige zelf voor een tijd verdwijnt. Moesten daarbij ook telkens de grenzen van het eigen kunnen worden opgezocht, zodat er spanning ontstaat, en je er ook nog van leert. Want daarmee houd je het leuk.

En dat lijkt me geen blijde boodschap — die nadruk op hoe het lonen kan om je te leren concentreren voor een langere periode — in deze tijd van het onnozele instantgenot. Waarin zo velen niet zonder hun kleine beeldschermpjes kunnen, waarvan ze blijkbaar niet willen begrijpen dat de dienstenaanbieders daarachter er alles aan doen om hen dom passief verslaafd te houden.

Guus Kuijer, Hoe word ik gelukkig?
Een zelfhulpboek

160 pagina’s
Athenaeum–Polak & Van Gennep 2017, oorspronkelijk 2009

[x]