Geheime hart van het uurwerk ~ Elias Canetti

► door: A.IJ. van den Berg

Als Canetti de Nobelprijs voor literatuur wint, in 1981, tekent hij iets aan dat me zeer voor hem inneemt.

Aan eerbewijzen van anderen, waarvan men ooggetuige is, ervaart men de belachelijkheid van de eigen eerbewijzen. [117]

Toegegeven, Montale had eerder eenzelfde idee. En op Nederlandse schaal is er ook altijd nog Adriaan Roland-Holst. ‘Leeg en gehuldigd / kwam hij thuis / vermenigvuldigd / tot een muis’.

Toch hoorden Elias Canetti en zelfrelativering niet helemaal meer bij elkaar, sinds ik zijn autobiografieën in snelle opeenvolging herlas. Dat zijn namelijk zeer ijdele boeken — althans zo kwamen ze op mij over. En de kans is daarom klein dat ik deze constatering nog eens ga controleren in Die gerettete Zunge, Die Fackel im Ohr, en Das Augenspiel.

Zelfs al had ik misschien anders geoordeeld over de autobiografie, als ik tegelijkertijd Das Geheimherz der Uhr er bij had gehad. In dit aantekenboek komt Canetti namelijk telkens terug op wat er speelde tijdens het schrijven van de memoires. Waarbij hij onder meer constateert beter op zijn herinneringen te kunnen vertrouwen dan op de dagboeken van toen.

En waar ik Canetti bijvoorbeeld eerder verweet dat hij onvoldoende uitlegt wat het werk van de kritische journalist Karl Kraus voor hem betekende — behalve dat hij even heilig in Kraus geloofde doordat die hem leerde zien — biedt Canetti ditmaal wel wat aan uitleg over waarom deze schrijver uiteindelijk niet meer voldeed. Al is dat dan ook de uitleg van een lezer die inmiddels de grote pathos ziet van Kraus.

Vreemd is overigens wel dat ik blij ben dit soort zaken nu eens zelf geconstateerd te hebben. In een biografie van Canetti door een ander was zo’n conclusie me wellicht niet eens opgevallen. Gesteld dat er biografen zouden zijn die Elias Canetti als onmogelijk mens durven te beschrijven — en anderen geloof ik niet.

Maar Canetti kon schrijven. Aantekenboeken als deze zijn geschenken die blijven geven, ook decennia na de eerste aanschaf. Het is ook net alsof ik telkens misschien een paar zinnen meepik van de bladzijden — dat er geestelijk nooit ruimte genoeg is om ze allemaal mee te nemen.

Ik herlees ditzelfde boek daarom nu ook in het Duits, wat geen enkel probleem is, omdat me daarbij toch ook weer andere zaken opvallen.

Ditmaal tekende ik onder meer aan:

De diepzinnigste gedachten van de filosofen hebben iets van een goocheltruc. Veel verdwijnt om te zorgen dat er plotseling iets aan de hand is. [7-8]

scheiding

Het is al moeilijk om de eigen zelfingenomenheid te verdragen. Maar die van anderen! [14]

scheiding

Schrijvers die alles met alles in verband brengen vind ik onverdraaglijk.

Ik houd van de schrijvers die zich beperken, die zogezegd onder hun intelligentie schrijven, die bescherming zoeken tegen hun schranderheid, zich verschuilen, maar zonder deze weg te werpen of te verliezen. Of van schrijvers voor wie hun schranderheid nieuw is, iets wat zij pas heel laat hebben verworven of ontdekt.

Er zijn er die zich tot iets kleins laten verlichten, plotseling: schitterend. Er zijn er die voortdurend door ‘belangrijke dingen’worden verlicht: verschirkkelijk. [34]

scheiding

Hij zoekt zinnen waarop nog niemand heeft gekauwd. [46]

scheiding

Het is belangrijk in de literatuur dat er veel wordt verzwegen. Het gaat erom dat men bespeurt hoeveel meer de verzwijgende weet dan hij zegt en dat hij niet uit bekrompenheid zwijgt, maar uit wijsheid. [50-51]

scheiding

Binnen vijf minuten zou de aarde een woestenij zijn, en jij hecht aan boeken. [123]

scheiding

Aan de dagelijkse krant verwelkt. [123]

scheiding

Men kan niet eens op de betweters vertrouwen. Er zijn er die plotseling schelden op wat zij hemelhoog geprezen hebben en ook daarmee gelijk willen krijgen. [148]

scheiding

[ is vervolgd ]

Elias Canetti, Het geheime hart van het uurwerk
Aantekeningen 1973-1985

182 pagina’s
De Arbeiderspers, 1988
privé-domein nr. 122
vertaling door Theodor Duquesnoy van Das Geheimherz der Uhr, 1987

[x]opgenomen in het dossier: , ,