Principe van nieuwsgierigheid ~ D. Hillenius

► door: A.IJ. van den Berg

De grootste schatten staan dikwijls al jaren in de kast, zonder dat ik er zelfs maar naar omkijk. Ik had deze bundel van Hillenius overgeslagen bij het herlezen van zijn werk eerder dit jaar, omdat ik meende dat me alles hieruit wel bekend was. Te bekend. Maar Tijs Goldschmidt haalde in Kloten van de engel een intrigerende opmerking van zijn leermeester Hillenius aan. Namelijk, dat de kunst vaak aan de wetenschap vooraf zou gaan. En de bron van die opmerking kon ik niet meteen plaatsen.

Zeker tien jaar had ik dit boek niet gelezen, en als me er al wat van bij stond in detail, dan niet hoe sprankelend Hillenius erin denkt en schrijft.

Of misschien lukt het me pas nu dit te zien.

Ook Het principe van nieuwsgierigheid toont hoe veel breder Hillenius’ belangstelling was dan zijn vakgebied de biologie alleen. Hij schrijft onder meer over het Holland festival, over Poetry International, over Nabokov — al was die ook een bioloog natuurlijk — en over een reis naar de VS. Maar interessanter nog zijn de losse aantekeningen, die over werkelijk alle onderwerpen kunnen gaan.

Die opmerking uit de eerste alinea komt terug in een dagboekpassage, als Hillenius wat knort op zijn goede vriendin Renate Rubinstein.

Wetenschap en politiek zijn in principe sociale vormen van kennisverovering en kennisgebruik, onderhevig aan controle, dwang tot argumentatie, herhaalbaarheid van proeven etc. Gesystematiseerd, bruikbaar gemaakt wantrouwen.

Kunst staat daar soms tegenover doordat het niet-sociaal, in principe juist individueel is. Dat heeft voordelen. Mythe kan een wetenschap voorafgaan. Intuïtie kan soms ontsnappen aan de storende bijprodukten van formalisering. Maar niet alle eigengereide uitspraken zijn goed . […]Als de mogelijkheid tot controle bestaat zijn we verplicht die toe te passen.

[107-108]

Nu zegt Hillenius hier niets dat ik niet al voor een deel zo betoogd heb op boeklog of eamelje.net. Maar zo’n simpele frase als ‘bruikbaar gemaakt wantrouwen’ raakt me heel diep. Omdat daar in drie woorden staat, waar ik altijd veel langere omschrijvingen voor nodig heb gehad.

Overigens ben ik het niet geheel eens met Hillenius’ woorden. Mij lijkt dat bijvoorbeeld de literatuur wel kan willen de wetenschap voor te zijn, maar dat romans toch echt geen aanspraak meer kunnen maken op die status. Hoogstens dat er begin 20e-eeuw nog weleens kruisbestuiving was, dat een psycholoog of psychiater over de mens kon leren door Tolstoj te lezen — ik geloof er niets van dat dit effect er nu nog zou zijn. Of alleen als er hineingeïnterpreteerd wordt, zodat er van die parmantige uitspraken ontstaan als over wat Kafka allemaal voorspeld heeft.

Kunstenaars kunnen wel andere mensen beter leren kijken, maar dat is wat anders. Daarbij is bovendien al voorwaarde dat dit publiek ook wíl zien.

Toch zeggen bovenstaande alinea’s veel over hoe ik zo’n boek als dit lees. Hillenius roept zowel bewondering op voor de lenigheid van zijn geest, en de kracht van zijn bewoordingen, als dat ik ook in gedachten direct met hem in discussie treedt.

En beide elementen zijn zo prettig om te hebben, in een boek.

D. Hillenius, Het principe van nieuwsgierigheid
232 pagina’s
De Arbeiderspers, 1978

[x]