Altijd zomer ~ Ethel Portnoy

► door: A.IJ. van den Berg

Ethel Portnoy [1927 – 2004] heeft twee romans geschreven, die geen van beide het zo hoge niveau van haar verhalen bereiken. Sterker nog, het verschil in kwaliteit is vrij absurd. Zo’n boek als dit lijkt een veredelde streekroman — vriendelijk gezegd. Terwijl ik sommige van haar verhalen reken tot de beste die er in Nederland verschenen zijn.

Maar waarom is dat?

Altijd zomer leest alsof de auteur vooral plezier heeft gehad in het beschrijven van het Franse platteland tijdens de jaren vijftig. Maar het uitgangspunt is aan de clichématige kant. Portnoy laat een jonge Amerikaan een landgoed in de Dordogne erven, dat hij nooit heeft gezien. Vanzelfsprekend accepteert hij, zonder zich ook maar een tel over successierechten te bekommeren, of andere belastingen rustend op dat bezit.

Breng een kat maar in een vreemd pakhuis, en kijk hoe die springt.

Grote vraag — die voor mij onbeantwoord blijft — is waarom de jonge hoofdpersoon zich ondanks alle moeilijkheden toch verantwoordelijk zou voelen voor zijn nieuwe bezit. Als Portnoy me dat had kunnen uitleggen, was dit boek misschien ergens nog wel geslaagd geweest. Nu viel er niet bijster veel te genieten. Misschien waren de satires op het leven in Frankrijk, en de organisaties in het land, nog wel het aardigst.

Ook viel op dat het boek uitpuilt van de interessante vrouwen, maar de hoofdpersoon nu net een man moest zijn.

Enfin, het boek komt met een ontknoping. Wellicht waren die 192 pagina’s dus wel gewoon nodig om na alle moeilijkheden voor de hoofdpersoon opgelucht te zijn dat er een ontknoping is.

Ethel Portnoy, Altijd zomer
192 pagina’s
Meulenhoff, 1993

[x]