Altijd zomer ~ Ethel Portnoy

Ethel Portnoy [1927 – 2004] heeft twee romans geschreven, die geen van beide het zo hoge niveau van haar verhalen bereiken. Sterker nog, het verschil in kwaliteit is vrij absurd. Zo’n boek als dit lijkt een veredelde streekroman — vriendelijk gezegd. Terwijl ik sommige van haar verhalen reken tot de beste die er in Nederland verschenen zijn.

Maar waarom is dat?

Altijd zomer leest alsof de auteur vooral plezier heeft gehad in het beschrijven van het Franse platteland tijdens de jaren vijftig. Maar het uitgangspunt is aan de clichématige kant. Portnoy laat een jonge Amerikaan een landgoed in de Dordogne erven, dat hij nooit heeft gezien. Vanzelfsprekend accepteert hij, zonder zich ook maar een tel over successierechten te bekommeren, of andere belastingen rustend op dat bezit.

Breng een kat maar in een vreemd pakhuis, en kijk hoe die springt.

Grote vraag — die voor mij onbeantwoord blijft — is waarom de jonge hoofdpersoon zich ondanks alle moeilijkheden toch verantwoordelijk zou voelen voor zijn nieuwe bezit. Als Portnoy me dat had kunnen uitleggen, was dit boek misschien ergens nog wel geslaagd geweest. Nu viel er niet bijster veel te genieten. Misschien waren de satires op het leven in Frankrijk, en de organisaties in het land, nog wel het aardigst.

Ook viel op dat het boek uitpuilt van de interessante vrouwen, maar de hoofdpersoon nu net een man moest zijn.

Enfin, het boek komt met een ontknoping. Wellicht waren die 192 pagina’s dus wel gewoon nodig om na alle moeilijkheden voor de hoofdpersoon opgelucht te zijn dat er een ontknoping is.

Ethel Portnoy, Altijd zomer
192 pagina’s
Meulenhoff, 1993

Brandende bruid ~ Ethel Portnoy

De Amerikaanse auteur Ethel Portnoy debuteerde met een Nederlandstalige verhalenbundel. Steen en been. En De brandende bruid was haar tweede boek, maar wel haar debuut met non-fictie. Bij het lezen viel me op dat deze bundel als een samenvatting was van al wat daarna nog komen zou.

Het titelstuk werkt al toe naar de verzamelingen met urban legends, die door Portnoy in het Nederlands ‘Broodje aap-verhalen’ zijn gaan heten.

Ze behandelt daarin het gegeven dat kledingwinkels alle aankopen best willen ruilen, behalve bruidsjurken en feestjapons. De kans is anders te groot dat die éen dag gedragen worden, en daarna terug naar de winkel gaan.

Alleen luidt de eigenlijke verklaring natuurlijk dat het een keer heel erg misging toen bruidsjurken nog wel geruild mochten worden.

Verder zit er veel Parijs in het boek, en is er een anekdote over haar verblijf tussen de Hollandse kunstenaars die daar bivakkeerden in de jaren vijftig.

Er zijn gedachten over wat vrouwen van mannen onderscheidt, en hoe weinig de cultuur daar rekenschap van geeft.

De vrouw is het unicum in de natuur dat haar eigen kwelgeesten ter wereld brengt. De vrucht van haar lichaam is tegelijk haar ergste belager en haar gijzelaar. […] [29]

Ook schreef ze over enkele beroemde vrouwen, waarbij ze er terloops in slaagde te verduidelijken wat iemand kan fascineren in de romans van Ivy Compton-Burnett.

Hoewel Ivy Compton-Burnett in alle herdenkingsartikelen wordt beschreven als “the last of the Edwardians” is het toch bij niemand opgekomen dat haar bewuste bestaan coïncideerde met de geboorte en bloei van de abstracte kunst. “Neem vijf personages en toon de uitwerking van de verwachting van een groot fortuin op één van hen—wie, dat weten ze niet. Speelt dit spel met het uitsluitend gebruik van dialoog, ontluisterd tot op het bot, in een tijd van drie dagen en nachten. Verklaar geen enkele opmerking, geen enkel gebaar. Maak duidelijk, zonder het met zoveel woorden te zeggen, wie gewonnen heeft en wie verloren. [89]

Ethel Portnoy was iemand die bijvoorbeeld keek hoe de vrouwen lachten op foto’s, door de decennia heen. En zich dus telkens interesseerde voor die eeuwige vraag die ook mij zo boeit; wat was ooit normaal en waarom dan wel?

En dan heeft ze misschien later nog betere boeken geschreven. Ook deze verzameling pakte al heel indrukwekkend uit.

Ethel Portnoy, De brandende bruid
165 pagina’s
Meulenhoff, 1974

Broodje aap ~ Ethel Portnoy

Ja, ik weet even terug gezegd te hebben voorlopig geen boeken van Ethel Portnoy meer te lezen. Maar dit is geen persoonlijke Portnoy, zoals die anderen. Dit boekje bevat een kleine honderd moderne legenden die zij in de loop der jaren verzamelde. En die vertellingen zijn in alle gevallen tot de kern teruggebracht; nogal sober opgeschreven.

Vaak worden deze anecdotes ‘urban legends’ genoemd. Maar Portnoy protesteert tegen deze benaming. De legenden spelen zich immers niet perse in een stedelijke omgeving af.

Wel komt in de verhaaltjes vaak terug wat de oerangsten in een cultuur lijken te zijn. Restaurants en snackbars doen maar wat met ons eten, dat is bijvoorbeeld zo’n idee. Bij de Chinees staat er regelmatig stiekem rat op het menu. Of hond. En sprekend over honden: hot-dogs zijn al helemaal niet te vertrouwen. Wat ze daar toch instoppen…

Die laatste legende leverde hier het begrip ‘Broodje aap’ op, dat tegenwoordig ook in Van Dale staat.

Met Portnoy deel ik de fascinatie dat soms al oeroude verhalen als deze er toch steeds weer in slagen ergens als nieuws gepresenteerd te worden.

wordt vervolgd

Ethel Portnoy, Broodje aap
De folklore van de post-industriële samenleving

171 pagina’s
Uitgeverij De Harmonie, 1978


Broodje aap met ~ Ethel Portnoy

Veertien jaar na Broodje aap bracht Ethel Portnoy deze nieuwe verzameling moderne legenden uit. Enkele verhalen daaruit tonen iets wat er in de tussentijd veranderde.

Zo is AIDS ineens opgedoken als fatale nieuwe ziekte. En sterker nog, iedere AIDS-patiënt is zo rancuneus aan de ziekte te lijden, dat ze flink hun best doen onschuldigen te besmetten. Volgens deze legenden.

Nu deed de Nederlandse overheid het indertijd geloven dat vooral scholieren kans liepen om AIDS te krijgen. Alle publiekscampagnes werden vooral op hen gericht; dit om mannelijke homo’s maar niet te stigmatiseren. Het hele culturele klimaat droeg er indertijd ook aan bij van AIDS een doem te maken, terwijl dat idee inmiddels toch wel wat verwaterd is. Hier tenminste.

Broodje aap met is in éen opzicht beter dan Broodje aap. Portnoy lukte het namelijk nu wel soms de bronnen aan te geven van een verhaal. Of om te melden wanneer zo’n legende als kort nieuwsbericht ergens de krant gehaald had.

Bovendien komt ze in dit boek tot de conclusie dat veel van de legenden niet alleen volksverhalen zijn, maar ook teruggeleid kunnen worden tot bestaande cultuuruitingen. Soms zijn dit dan subplotjes uit antieke Griekse tragedies, maar steeds vaker ook is zo’n legende weinig anders dan een slecht naverteld geïsoleerd lijntje uit een film.

Maar goed, tegenwoordig zijn er websites als Snopes, waarop duizenden moderne legenden verzameld zijn, en stuk voor stuk ontkracht worden. De belangstelling voor de nieuwe folklore is sinds 1978 enorm toegenomen.

Portnoy’s boek toont aan, mede doordat het nog als boek werd uitgegeven, hoezeer cultuuruitingen of cultuurangsten met hun tijd samenhangen.

Ethel Portnoy, Broodje aap met
Een verdere bijdrage tot de folklore
van de post-industriële samenleving

183 pagina’s
Uitgeverij de Harmonie, 1992


Dromomania ~ Ethel Portnoy

Portnoy’s boeken zijn mijn idee van een light read, zonder daar ook maar een moment iets denigrerends mee te bedoelen. Integendeel. Maar haar bundels zijn zelden dik, en voor mij makkelijk in een half uur tot drie kwartier te lezen. Terwijl ze boeiend genoeg zijn om dan wel alle concentratie te vragen.

Ontspanning door een korte inspanning, zoiets moet het wel zijn. De schrijfster verveelt me nooit, en weet ze me telkens te verrassen met haar originele manier van kijken.

Ditmaal komen er wat cultuurhistorische onderwerpen aan de orde. Griezelfilms. Richard Wagner. Wilhelm Reich. Onder meer.

Het essay ‘Gedeelde walging’ over voedseltaboes uit deze bundel is trouwens herdrukt in Zielespijs, dat ik net heb gelezen. Toen was me niet opgevallen dat dat boek een compilatie uit eerder verschenen werk is.

Ethel Portnoy, Dromomania
Stiefkinderen van de cultuur
Essays

120 pagina’s
Uitgeverij Meulenhoff, 1987

Eerste zoen ~ Ethel Portnoy

Bijna alle verhalen uit deze bundel lijken me hergebruikt in Portret en Parijse feesten. Wat trouwens vooral illustreert dat dit een haast perfect boek is. Het is makkelijk in een zitting uit te lezen. En, doordat er alleen persoonlijk gekleurde verhalen in staan, is het als een gesprek met een goede vriendin.

Opvallendste verhaal in het boek zal ‘De lijstenmaker’ zijn; mede omdat Ethel Portnoy dit later nog eens al gebruikt heeft om te illustreren waarom ze blij was alleen in het Nederlands gepubliceerd te worden. Ze schrijft daarin over haar broer, en hoe die rijkdom in zijn leven verwierf. Zijn allereerste geld verzwierde hij nog met zijn zus op de kermis, maar daarna werden de zaken serieus aangepakt.

Was dit verhaal in het Engels gepubliceerd, dan had Portnoy haar broer nooit zo open durven te portretteren. Vertaling naar het Nederlands verloste haar van die zelfcensuur, en leverde daarmee een prachtig portret op van Amerikaanse ondernemingslust; met al zijn successen, zijn problemen, en zijn eeuwige herwederbeginnen.

Misschien moest ik toch eens gaan nadenken of ik Ethel Portnoy niet alleen waardeer om haar opvallend antropologische blik, maar ook omdat ze als een der weinigen misschien een nieuwwereldlijk optimisme combineert met Europese zin voor realiteit. Ze schrijft in elk geval altijd levend.

Verder viel me ditmaal op dat het titelverhaal van dit boek, over hoe de schrijfster de kracht van het woord ontdekte, minder indruk maakte dan het weleens gedaan had. Was mijn beleving toch verpest doordat ik het plot al kende — waar ik anders zo stellig ben dat dit me niet uitmaakt.

Ethel Portnoy, De eerste zoen
Verhalen

125 pagina’s
Meulenhoff, 1991

Geklede mens ~ Ethel Portnoy

Boeklog dient als een meer permanent geheugen, van wat ik allemaal uitlees. Want het rare van lezen is dat het me moeilijk valt om te sturen wat ik onthoud. Non-fictie werkt bijvoorbeeld heel anders dan fictie. Vertel me iets dat ik nog niet wist, en dat wordt doorgaans wel opgeslagen, met vindplaats erbij. Bij variaties op wat me al bekend was, hoe elegant ook uitgewerkt, lukt dit doorgaans niet.

De plots van romans zakken dan ook vrij snel weg.

Wel zeker is dat mijn geheugen behoorlijk fotografisch werkt. Ik had dit boek van Ethel Portnoy misschien wel twintig jaar niet ingekeken. Toch was elk van de foto’s erin als het zien van een oude bekende.

Bovendien triggerde vrijwel ieder beeld de herinnering aan een bijbehorende opmerking van Portnoy.

Misschien is het hierom wel dat ik slecht films of documentaires voor een tweede keer kan zien. Dat er alleen bij het herbekijken van humoristische programma’s ontvankelijkheid blijft voor wat er komen gaat; grappen moeten wel verrassen.

De geklede mens was de catalogus bij een tentoonstelling ooit in het Haags Gemeentemuseum. Maar als boek kan het zonder meer op zichzelf staan. Ethel Portnoy noemt kleding het middel van de mens om zich van anderen te onderscheiden. Kledingstukken zeggen daarmee veel over een cultuur, en een tijd. Barometers zijn het, van expressiemogelijkheden.

Dit boek is daarmee een cultuurgeschiedenis, en voor de verandering dan eens een geschiedenis met veel aandacht voor de vrouw. Daarbij is het de soort historie waar ik veel van houd, omdat Portnoy schrijft over wat ooit normaal was.

Bovendien is het een antropologische studie, omdat ooit elk volk op aarde zich anders kleedde. Maar misschien wordt dat gedeelte ook spoedig geschiedenis — het saaie westerse goed waarin wij ons kleden, verovert de wereld. Helaas.

Vraag ik me door een boek als dit wel af waarom Rudy Kousbroek nooit een goed woord voor mode heeft over gehad.

Ethel Portnoy, De geklede mens
160 pagina’s
Cantecleer, 1986

Gemengde gevoelens ~ Ethel Portnoy

Dit boekje kregen de abonnees van Opzij gratis toen het blad twintig jaar bestond. Het was nooit voor de handel bedoeld, dus daarom is het maar goed dat antiquariaten zich meestal weinig van zo’n voorbehoud aantrekken. Anders had ik het nooit kunnen lezen.

En dat was toch een gemis geweest.

Gemengde gevoelens hoort tot éen van mijn favoriete genres boeken. Er staan enkel notities in. En het mooie van dat soort aantekeningen is dat die zo mooi tonen hoe goed een auteur schrijven kan.

Van heel veel proza lig nogal wat vast door eisen aan de vorm. En dan stelt een spannende roman misschien andere eisen dan een politieberichtje in de krant; veel aan die teksten is voorspelbaar door alle conventies in het brengen en presenteren van informatie. Maar notities als deze komen uit het niets, en zijn daarmee uniek de schepping van de schrijver.

Natuurlijk maakt dit nog niet elke aantekening even bijzonder. Maar toch ook lukt het Portnoy terloops wel weer om soms even heel dichtbij te komen.

Al was het maar door een heel beknopt lijstje ergens:

Waar ik niet van hou. Te veel zon. Het invullen van welk formulier ook. Meer moeten drinken dan ik wil om niet ongezellig te zijn. Het geluid van een koor op de radio, een soort hoog, huilerig krijsen dat me depressief maakt. Schaken: zonde van de tijd.

Ach.

Ethel Portnoy, Gemengde gevoelens
64 pagina’s
Voor abonnees van Opzij geproduceerd door uitgeverij Meulenhoff © 1992

Machines en emoties ~ Willem Frederik Hermans  Rudy Kousbroek  Ethel Portnoy

Er bestaan boeken waarvoor ik blijkbaar de ideale lezer ben. Waarbij alles in mijn leesgeschiedenis ineens een voorbereiding lijkt op het moment dat de eerste bladzijde wordt opgeslagen. Omdat daarna zo veel herkenning volgt.

Rudy Kousbroek en Willem Frederik Hermans hebben mij dan ook mede gevormd, door hun werk. Ethel Portnoy voegde daar wat later nog aan toe. De briefwisseling die zij gedrieën hadden — tussen 1955 en 1971 — die werd vastgelegd in Machines en emoties, zei mij veel. Wat toch vrij uitzonderlijk is voor een verzameling brieven.

Tegelijk kan ik me goed voorstellen dat de op papier gevoerde conversaties een ander zullen tegenvallen. Die gaan toch wel vaak over buiten-literaire zaken, afgezien van passages over Wittgenstein en Céline. Hun gemeenschappelijke belangstelling lag ook bij stereofotografie, of auto’s, en andere mechanische technologie; zoals typmachines en stoommachines. Waarvoor ik toevallig ook interesse heb.

Dit brievenboek leverde wel de teleurstellende kennis op dat Hermans en Kousbroek samen een tijd aan een boek over werktuigen hebben gewerkt — werktitel Machines in bikini’s — maar dit er nooit gekomen is.

Zoals bij Kousbroek wel vaker projecten tot niets leiden; of pas na lange tijd iets opleveren, via een omweg.

Tegelijk geldt ook: wie het in een privé-conversatie over zijn plannen heeft, kan daar toch moeilijk publiek op afgerekend worden.

Hermans dan weer raakte altijd met mensen gebrouilleerd; zelfs als het vrienden waren. In dit geval brak hij bruut met Kousbroek, omdat deze in de Weinreb-affaire niet onvoorwaardelijk zijn kant koos, maar de kerk in het midden hield. Volgens Kousbroek was dit, zoals hij toelichtte in een interview achterin, vooral uit medeleven met Renate Rubinstein en haar door de Duitsers weggevoerde vader.

Mooi aan de verzameling brieven is dat er een oprechte vriendschap uit spreekt, toen de vriendschap er was — dat verwante geesten elkaar even vonden.

Opvallend aan de collectie is verder dat Kousbroek en Portnoy nog in Parijs woonden, en Hermans in Groningen. Terwijl in de periode aan het eind van dit boek Hermans naar Frankrijk trok, en de familie Kousbroek inmiddels naar Den Haag was verhuisd.

Wat mij het meest beviel aan het boek, was het onverwachte extraatje dat ik Ethel Portnoy eindelijk eens ongefilterd in eigen woorden lezen kon. Want, dat is zo merkwaardig aan haar werk. Ze schreef dat in het Engels, liet dit normaal altijd vertalen, meestal door naasten, waardoor ik haar alleen in het Nederlands kende.

Portnoy bleek ook de meest humoristische schrijver dan de drie te zijn — en humor is voor mij toch een basisingrediënt van een goede brief. Van haar woorden heb ik in verhouding de meeste aantekeningen gemaakt — waarbij vooral haar karakterisering van de vertaalpraktijk naar het Engels me interesseerde; dat de merkwaardig kunstmatige toon die literaire meesterwerken krijgen na te zijn overgezet, meehelpt aan het idee bij Amerikanen dat ze iets groots aan het lezen zijn.

Hermans was ook goed voor een uitspraak of drie om nog eens over na te denken. Kousbroek bleek niets van dien aard te hebben geschreven. Misschien komt dat omdat Kousbroek pas nadien voor mij zijn beste boeken heeft geschreven, terwijl de periode van de briefwisseling samenvalt met Hermans’ beste tijd als schrijver. Misschien ligt dit ergens anders aan.

scheiding

Ik lees W[ittgenstein] misschien te veel zoals anderen Heidegger lezen, d.w.z. litterair. Voor mij staat niet de vraag voorop: wat heeft W. bedoeld — maar in hoeverre past het in wat ik zelf denk.

Willem Frederik Hermans, 27 juni 1965
scheiding

Filosofische problemen zijn nutteloos, verwarrend, neerdrukkend en bloeduitzuigend voor wie niet van plan is zelf een filosoof te zijn, door zijn voorgangers te verkrachten of te vermoorden.

Ibidem
scheiding

Ik heb waarschijnlijk nooit de overtuiging verloren dat schrijven niets is, een vorm van parasitisme, al maak ik veel kabaal over de techniek van het schrijven, vakmanschap en zo. De meest creatieve kunsten zijn wiskunde, muziek en architectuur, dàt is werkelijk scheppen uit het niets.

Willem Frederik Hermans, 14 december 1965
scheiding

It would have been nice to hear your voice on the phone, but on the other hand telephone conversations are so full of banalities that they could be cancelled altogether, or else reduced to their function which is the making of friendly noises, ahhh, mmm, prr etc.

Ethel Portnoy, 28 oktober 1966
scheiding
Willem Frederik Hermans  Rudy Kousbroek  Ethel Portnoy
Machines en emoties
Een briefwisseling

bezorgd door Willem Otterspeer
414 pagina’s
De Bezige Bij, 2009

Madonna’s appel ~ Ethel Portnoy

Ethel Portnoy [1927 – 2004] een feministisch schrijfster noemen, is misschien wel terecht. Zij tooit ook zichzelf een paar keer met dit label in dit boek. En toch heb ik haar nooit als een feministisch schrijfster gelezen. Wel als iemand die zo onbevangen kijken kan, dat het haar alleen daarom al lukt om dubbele standaarden te zien in onze cultuur. Maar daarbij gaat het er lang niet alleen om dat mannen voorgetrokken worden over vrouwen.

Goed, van al haar boeken gaat deze bundel misschien wel het meest over het verschil waarmee mannen en vrouwen behandeld worden. Het boek heeft Madonna in de titel, en Wonder woman op het kaft; als om te benadrukken dat er heldinnen aan de orde komen.

Ik waardeer Madonna’s appel vooral om een andere reden. Omdat het boek de lezing ‘Tramlijn begeerte’ bevat, die Portnoy ooit hield in de reeks Brandende kwesties van de SLAA in Amsterdam. Daarin ontleedt zij dan vakkundig de TV-serie Dallas.

En goed, een constatering is dan wel dat de scènes met alleen vrouwen erin hoogstens twee minuten kosten, waar die met alleen mannen liefst drie kunnen duren. Maar de analyse begint er natuurlijk al mee dat Portnoy de stopwatch heeft gepakt, en kijkt hoe zo’n TV-drama is opgebouwd.

Dan ook analyseert ze waarom Dallas over rijke Amerikanen lijkt te gaan, terwijl echt rijke Amerikanen toch heel anders leven. Die hebben personeel, die leven in forten van huizen, met prikkeldraad eromheen.

Vanzelfsprekend is Dallas niets dan fluff, maar het is wel zeer professioneel gemaakte fluff. En dat roept de vraag op waarom zo’n Amerikaans TV-drama over helemaal niets toch over de hele wereld massaal succes had.

Volgens Portnoy was dit omdat de serie de droom verkoopt wat nu goed leven is. En ik weet eigenlijk niet of dit klopt. Ik kan me niet heugen ooit een aflevering van het programma gezien te hebben. Maar de populariteit was ooit zo groot, dat ik er alleen daarom al genoeg van meegekregen heb om me de vraag te stellen waarom de serie zo aansloeg.

Dat zo’n fenomeen koel antropologisch te bekijken was, leerde ik pas van Portnoy. En nu, vele jaren later, bij het herlezen, blijkt me pas hoe vormend dat gewerkt heeft.

Ethel Portnoy, Madonna’s appel
Over vrouwen en de media

124 pagina’s
Meulenhoff, 1992

Ontwaken van de zee ~ Ethel Portnoy

Dit boek is een bundel vrij vroege verhalen, die ik zeker wist niet eerder gelezen te hebben. Maar Portnoy gebruikt zo veel herkenbaar autobiografische elementen in de verhalen, dat ik daardoor twijfelde. Nogal wat van wat ze aanreikte, was me in grote lijnen al bekend. Uit latere boeken waarschijnlijk, dan.

Al zou het me ook weer niet moeten verbazen dit boek misschien toch al eens gelezen te hebben.

Een verschil met die latere boeken is er wel. De verhalen zijn vooral verhalen in de zin dat de schrijfster ruimer de tijd neemt om te vertellen dan ze in haar essays doet. Ik had niet het idee dat ze nu zo veel vertelde door daar nadrukkelijk juist over te zwijgen.

Desalniettemin, het was me weer een genoegen haar te mogen lezen.

Ethel Portnoy, Het ontwaken van de zee
Verhalen
187 pagina’s
Uitgeverij Meulenhoff, 1981

Opstandige vrouwen ~ Ethel Portnoy

Bij mijn voornemen om alle boeken van Ethel Portnoy dit jaar te herlezen ben ik nu toch op een barrière gestuit. Er blijken zowaar essays van haar te zijn die me inhoudelijk niet bijster interesseren; waarbij het niet helpt om te lezen hoe goed of de schrijfster vaak kijkt.

Opstandige vrouwen gaat niet alleen over vrouwen, maar lijkt ook vooral voor vrouwen bedoeld. Dat is mijn probleem met dit boek. Het lukt me niet de problematiek in te voelen. Ik kan in gedachten nog zo’n geëmancipeerde man zijn, de achterstelling die vrouwen ondervinden zal ik nooit aan den lijve meemaken.

En. Terwijl dit boek heel goed inzet met de vraag waarom toch in zo veel feministische boeken de vrouw helemaal nooit iets slechts kan doen, begaat Portnoy in het stuk daarop merkwaardig genoeg dezelfde fout. Sylvia Plath wordt bijna heilig verklaard door haar. Maar goed, misschien ligt de irritatie die dit oproept aan mij. Ik weet dat het beeld over Plath en haar man de dichter Ted Hughes sinds 1989 aanmerkelijk genuanceerd is.

Interessantste beschouwing in dit boek is die over de flutroman, en waarom vrouwen die lezen. Daar valt bijna een gebruiksaanwijziging aan te ontlenen om zo’n boekje te schrijven. Al laat Portnoy ook zien dat dit eigenlijk niet kan, voor wie niet in het concept gelooft van het flutverhaal, waarin het meisje altijd een lagere beginstatus heeft als de man die ze na veel moeilijkheden weet te winnen.

Ethel Portnoy, Opstandige vrouwen
Verhalende essays

163 pagina’s
Uitgeverij Meulenhoff, 1989

Parijse feesten ~ Ethel Portnoy

Dit is weer een prachtverzameling van Portnoy-verhalen. Maar niet voor mij. De boeiendste verhalen kende ik al, uit andere boeken. En de vier die niet eerder gepubliceerd waren, waarvoor ik dit boek kocht, vallen in vergelijking daarmee nogal tegen.

Dat eerste onbekende verhaal gaat dan nog wel. In Annus Mirabilis vertel Ethel Portnoy bijvoorbeeld hoe ze in Parijs verzeild raakte, en daar Rudy Kousbroek ontmoette, om ook al heel snel met hem te trouwen.

De andere drie verhalen missen vorm, en zijn hoogstens aardig om de autobiografische details. Of leuk voor wie wat roddel wil lezen over de Nederlandse kunstenaarskolonie zoals die in de jaren vijftig leefde in Parijs.

Bundeling van die verhalen voelt wat goedkoop aan. Een uitgeverstrucje. Zoals het in de popmuziek al bijna routine is om een album met éen slechte nieuwe single en een zootje oude hits toch een nieuwe plaat te durven noemen.

Ethel Portnoy, Parijse feesten
205 pagina’s
Uitgeverij Meulenhoff © 2004

Portret ~ Ethel Portnoy

Dit is een boek met prachtige verhalen, maar had ik het gekocht als het niet in de ramsj had gelegen? [haast u, dit is veel voor een luttel bedragje] De vraag stellen, is hem beantwoorden. Dit was al een tijd lang het enige boek van Portnoy nog in druk, en toch kocht ik het niet. Omdat er voornamelijk verhalen in staan die al eerder in andere bundels verschenen. Die komen dan uit Steen en been. Het ontwaken van de zee. De eerste zoen en Vliegende vellen. En deze boeken had ik merendeels al.

Zes verhalen in dit boek zijn niet eerder ergens anders gebundeld. En alleen deze zes las ik ook. Al zal ik ooit zeker dit boek lezen zoals het bedoeld is, als een zelfportret van de schrijfster in korte en intelligente verhalen.

Want, misschien is dat voor mij wel de kern van Ethel Portnoy als schrijfster. Ze behandelt me elk moment als een volwassen, intelligente lezer. Te veel schrijvers doen juist het tegenovergestelde, die proberen me met allerhande trucs te overrompelen.

En dat lukt dan dus nooit.

Terwijl Ethel Portnoy alleen al diep indruk op mij maakt door de manier waarop ze ziet. Ze schrijft in dit boek bijvoorbeeld een verhaal over de speurtocht naar een oud kinderboek, waaruit ze is voorgelezen thuis. Maar Engelstalige boeken waren er verder niet, dus waar kwam dit dan weg? En zo, al speurend, zet ze tegelijkertijd neer hoe het was om op te groeien in een niet al te welgesteld immigrantengezin in het New York van voor de Tweede Wereldoorlog.

Dat is dan nog maar éen verhaal. Dus zelfs met maar zes uit een bundel van eenentwintig was ik rijk bedeeld.

Ethel Portnoy, Portret
222 pagina’s
Uitgeverij Meulenhoff © 2002


Rook over Rusland ~ Ethel Portnoy

Waarom las ik dit boek nooit eerder? De ikoon op de omslag stootte me af, waardoor ik er niet goed naar keek en me ontging dat de Heilige Maagd ook een pakje Marlboro vast heeft.

En verder was er het simpele gegeven dat de reis naar de Sovjet-Unie van Ethel Portnoy en fotograaf Martin Kers in 1987 plaatsvond. Toen het misschien al wel wat dooide, maar er nog veel communistische permafrost was. Verhalen over een reis in de Sovjet-Unie horen inmiddels tot het genre geschiedenisverhalen, schreef ik al eens eerder. Ook dat lokte niet meteen aan.

Maar ik had me natuurlijk moeten beseffen dat Ethel Portnoy ook een boeiend boek had kunnen schrijven over een tochtje naar de markt, op dinsdagochtend. Zij kan kijken. En alleen al dat me het pakje sigaretten op de boekomslag altijd ontging, toont aan dat het bij mij aan dat kijken vaak ontbreekt. [In Rusland was net een rookverbod verkondigd, en Portnoy rookte.]

Dus neem ik de sjablonen over het onwillige Intourist-personeel in dit boek op de koop toe. Daar gaat het niet om. Belangrijk is dat Portnoy naar het land van haar grootouders terugging. Dat ze in Gorbatsjow iets van haar vader terugzag, al had die dan geen wijnvlek.

Dat het persoonlijke in dit boek het algemene zo verrijkt, telt. Anders niet.

Ethel Portnoy, Rook over Rusland
Reisverhaal

166 pagina’s
Uitgeverij Meulenhoff © 1990

Steen en been ~ Ethel Portnoy

Het eerste boek van Ethel Portnoy dat ik las, moet dit zijn geweest. Toevallig was dit dan ook haar debuut. En altijd bij het herlezen, speelt mijn oerreactie op die eerste verhalen mee. Die waren zo anders als wat ik kende. En toch, zo onbeschrijvelijk goed.

Maar helaas. Misschien omdat ik vorig jaar erg veel van Portnoy heb gelezen, kwam alleen de herinnering aan die oereerbied terug, niet de stille eerbied zelf.

Niet dat mijn reactie iets over deze verhalen zegt. Maar herkenning is nu eenmaal een andere emotie dan verheugde verbazing. Geruststellend, in plaats van opwindend.

Grappig is wel weer dat ik inmiddels eindelijk de eeuwig onduidelijke titel van een verhaal begrijp. ‘I dreamed I went to the revolution in my Maidenform Bra’, is dat. Dit gaat over wat zij meemaakte tijdens de bewogen dagen van mei 1968, in Parijs. Een boek van Bill Bryson, waarin ik nog bezig ben, leerde me dat dit een variatie is op de slogan van een beha-merk [zie hieronder].

Ethel Portnoy, Steen en been
en andere verhalen
191 pagina’s
Uitgeverij Meulenhoff © 1971

 


Vliegende vellen ~ Ethel Portnoy

Dit boek deed me beseffen dat ik te veel Portnoy in een te korte tijd aan het lezen ben. En dat is zonde. Daardoor proef ik minder scherp dan zou kunnen.

Vliegende vellen is volgens mij haar beste boek met beschouwend proza. Over haar fictie ben ik minder stellig, want daarvan ken ik nog niet alles.

Toch genoot ik er minder van dan had gekund. Omdat me al zo veel variaties op dezelfde thema’s onder ogen waren gekomen, de laatste weken.

Prettig was wel dat dit zo’n heerlijk eclectisch boek is. Hoge cultuur prijkt er naast onderwerpen die doorgaans tot de lagere cultuur gerekend worden. Of het nu over de betekenis van Roland Barthes gaat, Wordtsworths Intimations, of de horror om op een eeuwig trillend massagebed te liggen, het komt in dit boek allemaal voorbij. Over Nederland en het Nederlands gaat het ook ergens nog. En prachtig vond ik haar anthropologische beschrijving van kinderen, alsof het ruimtewezens zijn.

Voor alles wat ze doen willen ze publiek

Van achteren lijken ze op aangeklede chimpansees

Dit is typisch een boekje dat ik later dit jaar nog eens moet herlezen, zonder een directe herinnering aan wat ze verder nog schreef.

Ethel Portnoy, Vliegende vellen
Schetsen en verhalen

195 paginas
Uitgeverij Meulenhoff © 1983

Vluchten ~ Ethel Portnoy

In een gesprek hoorde ik mijzelf ineens zeggen Ethel Portnoy misschien wel een betere schrijver te vinden dan haar ex-man Rudy Kousbroek.

Beide zijn op een eigen manier prettig dwars. Maar Portnoy’s milde humor ligt me beter. En haar boeken kan ik waarschijnlijk vaker herlezen, om daar dan toch telkens iets nieuws in aan te treffen, dan me met die van Kousbroek lukt.

En toen herlas ik de bundel Vluchten, en was er spijt van mijn drieste uitspraak. Want deze verzameling reisverhalen is niet zo bijzonder. Die is hoogstens speciaal als tijdsbeeld. Kijk journalisten, ooit bestonden er in Nederland tijdschriften die het budget hadden om iemand met de Oriënt Express mee te sturen. Naar Disney World in Florida te laten vliegen voor een korte reportage.

Acht reisverhalen staan er in Vluchten. En allemaal lijden ze aan hetzelfde euvel. De schrijver is telkens even in een vreemde omgeving, en moet daar in korte tijd dan een bijzonder verhaal aan overhouden. Dit kan bijna niemand. Daar is ruimte voor nodig, om dingen te laten gebeuren, en dan nog eens afstand te nemen van alles. Al dat ontbreekt.

Juist wat het toeval dan op iemands pad brengt, krijgt in zulke doorsneereportages gauw een te grote betekenis.

De succesvolste reisschrijvers nemen daarom vaak een rol aan, of anders zoeken ze het in bijzondere taalacrobatiek.

Ethel Portnoy heeft normaliter als extra kwaliteit dat ze werd opgeleid tot antropoloog. En zo zichzelf kan dwingen om iets meer afstand te nemen tot wat ze ziet.

In andere boeken lukte het haar beter om zo een verrassend perspectief te kiezen. Zelfs al gaan ditmaal enkele reisverhalen over een zo prettig onderwerp als religie — want fanatiek gelovigen doen gauw raar voor wie dezelfde passie niet deelt. Zo bezocht ze Rome toen Johannes Paulus daar nog een sexy Superpaus was, en bekeek ze erg traditionele joden in New York. Van het soort dat liever niet nabij vreemde vrouwen verkeren; want die zouden per ongeluk eens kunnen menstrueren.

Het valt me moeilijk te verklaren waarom zulke reportages dan toch weinig indruk maken. Bleef Portnoy te veel aan de buitenkant steken?

Aan haar werk is normaal zo te waarderen dat ze de lezer voor vol aanziet, en niet alles eindeloos uitlegt. Dus zou het geen probleem horen te zijn dat ze oppervlakkig bleef.

Misschien speelt bij dit boek te zeer mee dat deze reportages voor een duidelijk omschreven publiek geschreven werden; mensen die de toenmalige glossy Avenue lazen bijvoorbeeld.

Ethel Portnoy, Vluchten
Reisverhalen

141 pagina’s
Meulenhoff, 1984

Zielespijs ~ Ethel Portnoy

Dit moet de laatste essaybundel zijn die tijdens Ethel Portnoy’s leven verscheen. De Amerikaans-Nederlandse schrijfster overleed in 2004.

Het boek gaat over eten. Maar als ik eerder al eens schreef, eigenlijk maakt het niet uit waarover Portnoy schrijft. Ze kijkt in haar stukken vaak op zo’n manier dat zelfs het overbekende er opeens nieuw uitziet.

Groter compliment kan ik een schrijver niet geven. Tegelijkertijd maakt dat het me vrijwel onmogelijk iets zinvols over boeken zoals deze te schrijven. Een samenvatting banaliseert haar ontdekkingen, terwijl die in haar eigen woorden nu juist zo sterk zijn.

Portnoy’s stukken gaan altijd over cultuur. In dit boek gaan de essays over zulke verschillende onderwerpen als het vooroordeel dat Amerikanen geen idee van lekker hebben, tot een beschouwing over het voedsel op schilderijen uit de zeventiende eeuw. Of de verschillen tussen hoe vrouwen koken en mannen.

Ook is er ineens een hoofdstuk met moppen, die meestal te flauw om na te vertellen zijn. Maar ook slechte grappen tonen de preoccupaties van een tijd. En in het het Europa van vandaag is dat de immigratie, aldus Portnoy:

Een man bestelt slakken in een restaurant.
Ober: Franse of illegale?
Gast: wat is het verschil?
Ober: Bij de Franse zit er één slak per huisje, bij de illegalen tien. [121]

Ethel Portnoy, Zielespijs
En wat verder ter tafel komt
Essays

157 pagina’s
Uitgeverij Meulenhoff, 2000