Piep ~ Midas Dekkers

► door: A.IJ. van den Berg

Dit Boekenweekessay heeft een kernzin, en dat is altijd prettig. Bovendien is het een goede kernzin, zelfs al wordt de rest van het boek er enigszins mee tot vulling gedegradeerd.

Dekkers schrijft op pagina 31:

Eén dier is geen dier.

En vervolgt:

Dieren gaan per soort.

Waarmee hij in éen keer alles verklaard heeft over het vrijwel ontbreken van het dier in de literatuur. Pas als een soort gereduceerd kan worden tot een uniek exemplaar, of desnoods een paar individuen meer, is daar met aardigheid over te schrijven. Voor de meesten dan. Waarmee veel schrijvers dus weinig beter zijn dan al die goedwillende mannen met een interessante postzegelverzameling, treintjeshobby, of postduivenmanie, denk ik dan. Die willen een beheersbaar gemaakt onderwerp. Iets dat tot kleinhuiselijke proporties is teruggebracht. Hoogstens kennen schrijvers iets meer trucjes om hun verhalen interessant te houden dan een buurman die over zijn hobby klept.

Zoals Kousbroek niet begrijpt dat mensen hun neus ophalen voor natuurwetenschappelijke kennis, begrijpt Dekkers niet dat zo veel auteurs ‘soortenangst’ hebben; en het altijd over de emotietjes van inwisselbare mensjes hebben. Terwijl er toch zo veel dier in de mens zit. Lees maar eens verslag met observaties over het gedrag van apen.

Als essay lijkt dit boek overigens meer op een reeksje aan soms nogal sardonische columns die om éen onderwerp heencirkelen. Maar dat kan ik geen probleem vinden. Bovendien zal ik dit boek nog weleens een keer herlezen, waar de meeste eerdere Boekenweekessays zelden dat verlangen opriepen.

Wat me het meest aan dit boek opviel was overigens Dekkers’ oprechte bewondering voor hoe Koos van Zomeren poogt over de natuur te schrijven. Al was het maar omdat ik dat respect deel.

Midas Dekkers, Piep
Een kleine biologie der letteren

64 pagina’s
Stichting CPNB, 2009

[x]opgenomen in het dossier: