American Journals ~ Albert Camus

► door: A.IJ. van den Berg

Er was een reden dat Albert Camus in 1946 met de boot naar New York reisde. Zijn land had hem daartoe uitgezonden, zo leerde onlangs een artikel me uit de LA Review of Books. Daarin kwamen fijn nogal wat meer details naar voren.

Zo had Camus vrijwel meteen al een gesprek met A.J. Liebling, van de New Yorker; die onder meer een erkend francofiel was. Waarbij Liebling het jasje van de Fransman van jaren oorlog en armoe vond getuigen.

Ook is het nuttig om te weten waarom de douane Albert Camus aanvankelijk niet van boord wilde laten gaan — hij had namelijk over zijn communistische vrienden moeten vertellen. In de American Journals / Journeux de voyage mocht de douanebeambte nog niet zeggen waarom de ondervraging op het schip zo lang duren moest.

Ofwel, met wat kennis van buiten worden deze reisdagboeken een stuk interessanter. Deze uitgave zou indertijd nogal wat rijker zijn geweest als het met een goed inleidend essay erbij was gekomen.

Want eerlijk gezegd had ik niets onthouden van de eerste keer dat ik de American Journals las, lang terug. De wetenschap volstond wel om te weten dat een bijboekje was; zo’n postuum uitgavetje dat hoogstens in aangelengde vorm nog iets bood van wat de schrijver in andere boeken zo veel guller had gegeven.

Boeklog laat zien dat ik inmiddels vele titels las over een bezoek van een schrijver aan de Verenigde Staten. Van Hugo de Vries tot Willem Frederik Hermans, van Sylvia Witteman tot onder meer Nina Berberova. En allen beschrijven daarbij een opvallend ander land. Speelt daarbij nog het beeld dat de populaire cultuur heeft geschapen in het hoofd van de lezer.

En binnen die overvloed aan indrukken zijn Camus’ observaties eigenlijk niet zo heel bijzonder. De dagboeken laten allereerst zijn vermoeidheid zien — die tonen een man die liever niet was waar hij op dat moment verkeerde. Of het nu om het korte eerste dagboek gaat over die reis naar de VS en Canada in 1946, of de wat grotere verzameling aantekeningen uit Brazilië en Argentinië in deze uitgave uit 1948.

Is de kennis wel weer nuttig dat Camus’ status veranderde tussen beide reizen in. Weliswaar had hij in 1946 L’Étranger al geschreven, of de Mythe van Sisyfus, hij genoot op dat moment allereerst nog faam als de journalist van een verzetskrant. Maar internationale roem kwam pas met de roman La peste — en daaraan werkte hij nog in 1946.

Wat zo af en toe een wel intrigerend terzijde in het dagboek oplevert.

Twee jaar later, in Brazilië, is Albert Camus ineens een auteur die uitgenodigd wordt om zijn status als schrijver. Daardoor kregen zijn contacten ook makkelijk een andere aard. De mensen die hij ontmoette wilden hem telkens voorstellen aan weer andere mensen — en Camus vindt dat enkel vermoeiend.

En ik ken die vermoeidheid te goed, misschien verklaart dat ook mijn blijvende afstand tot dit boek.

Albert Camus, American Journals
153 pagina’s
Abacus, 1990
vertaling door Hugh Levick van Journeaux de voyage, 1978

[x]opgenomen in het dossier: ,