‘Mooi einde, hè?’ ~ Peter van Straaten

In de beginperiode van dat ik Vrij Nederland las, eind jaren tachtig, maakte Peter van Straaten daarvoor elke week een tekening met een scène uit een schrijversleven. De literatuurrubriek van het weekblad was toen nog een los krantje. En Van Straaten’s tekening had daarin een prominente plaats.

Wat er met die rubriek gebeurde na de eerste grote restyling van Vrij Nederland weet ik niet meer; toen het ineens éen blad was geworden, in plaats van een tijdschrift bestaande uit drie heel verschillende katernen.

Volgens het boek ‘Mooi einde, hè?’ is Van Straaten al die jaren doorgegaan met het maken van melancholische tekeningen over het schrijversvak. Maar dit gegeven klopt dan weer niet met mijn ervaring dat er vrij weinig van die tekeningen verzameld zijn in boeken. Enfin.

In ‘Mooi einde, hè?’ geeft Van Straaten toe dat de auteur Jean-Paul Franssens regelmatig inspiratie bood voor zo’n schrijverstekening. Dat was een opvallende man. Die deed de dingen groot, met lekker eten en een goed glas erbij. En tegelijk bleef het grote succes voor Franssens uit, waardoor al diens bravoure ook iets tragisch kreeg.

Voor dit boek zijn ruim dertig tekeningen verzameld waarin een man de hoofdrol speelt die wel wat van Jean-Paul Franssens heeft; al was het maar om die baard en krullen. Ook enkele anderen uit het Amsterdamse literaire wereldje zouden op een tekening te herkennen moeten zijn. A.F.Th. Van der Heijden. De uitgever Jacco Groot.

En dan is een vraag of dit er wat toe doet. Of een tekening beter wordt, als die enigszins naar het leven getekend werd. Voor mij maakt dat allemaal niet zo uit namelijk. Franssens was natuurlijk een soort archetype van de bohemien, net als dat er veel meer karikaturen aan schrijverstypen bestaan.

Het is allereerst de kunst om die typen opgemerkt te hebben. Of nog mooier: om ze als eerste bedacht te hebben.

Peter van Straaten, ‘Mooi einde, hè?’
Tekeningen over Jean-Paul Franssens

z.p. (44 p.)
Bas Lubberhuizen, 2005

* illustratie uit het besproken boek


’t Is niks gedaan ~ Peter van Straaten

Er staan nogal wat verzamelalbums in mijn kast van Peter van Straaten. Boeken waarin bijvoorbeeld vastgelegd werd welke tekeningen hij in een bepaalde periode maakte voor onder meer Het Parool. Merkwaardig aan deze verzameling is dat al deze boeken inhoudelijk op elkaar lijken, omdat ze oneindig veel variaties op éen enkel thema tonen — of ze nu uit het begin van de jaren tachtig stammen, of van vele jaren later zijn. Opvallend is ook dat ik er vrijwel nooit iets uit onthoud. Op herlezing volgt geen enkele straf. Ik zou bij wijze van spreken met éen boekje hebben kunnen volstaan, om toch het gevoel te hebben over dat hele oeuvre te beschikken.

Overigens acht ik dat voor de verandering een grote kwaliteit.

De inhoud van Van Straaten’s tekeningen wordt perfect verwoord in de titels van zijn oudere boeken.

Het blijft tobben.

’t Is niks gedaan.

Altijd wat.

’t Gaat wel.

We klooien ook wat af, met elkaar. Dus bij elke glimlach om een raak getroffen onderschrift, is er tegelijk de wetenschap dat de tekening iets toont dat ook ik ben.

Peter van Straaten, ’t Is niks gedaan
zonder paginanummering
Van Gennep, 1984

Alles en iedereen ~ Peter van Straaten

Afgelopen zomer is Peter van Straaten gestopt met zijn politieke tekeningen voor het weekblad Vrij Nederland. In 2012 al hield hij op met de reeks ‘Dagelijks leven’, die sinds begin jaren tachtig liep. Eerst elke dag in het Parool. Later zelfs in alle GPD-dagbladen. De gezondheid laat werken niet meer toe.

Van Straaten begon met zijn werk in de jaren vijftig, toen alle kranten nog tekenaars in dienst hadden.

Kom daar nu nog eens om.

En ondanks al die decennia aan ervaring heb ik hem altijd een merkwaardig beperkt tekenaar gevonden; tekentechnisch gezien. Wat vervolgens dus enkel toont dat het succes daar niet per se van afhangt.

Dat politieke tekenwerk van Peter van Straaten leed er bijvoorbeeld voor mij onder dat het hem zelden lukte om iemands gelijkenis te vangen. Terwijl dit genre met de klassieke eis komt dat er karikaturen van de boven ons gestelden in de tekeningen staan. Enkel CDA-premiers als Dries van Agt kon hij aardig treffen, en Ruud Lubbers. Maar laten dat nu net heren zijn die al bijna uit zichzelf karikaturen waren.

Daarom moest het zo vaak van de grap komen bij hem.

Van de reeks ‘Dagelijks leven’ heb ik drie grote verzamelbundels in bezit, waarin dan de duizend beste tekeningen uit een bepaalde periode staan.

Dat zijn dikke en onhandig grote boeken; die niet echt uitnodigen om bekeken te worden. Omdat op elke pagina liefst vier tekeningen staan. En de overmaat aan materiaal slaat ook makkelijk dood.

Toch was het nuttig om Alles en iedereen in duizend-en-een tekeningen eens door te nemen. Zo verzameld gaan de constanten in de tekeningen opvallen. En daarmee de sjablonen, en soms de clichés.

Van Straaten vond ik het best als hij het klein hield. Bijvoorbeeld als de tekenaar van slaapkamerscènes; wanneer hij daar het gestuntel uitbeeldde tussen man en vrouw. En trouwens ook altijd man en vrouw. Enkel in zijn meer erotisch getinte werk waagde Van Straaten zich weleens aan een andere mogelijkheid.

Immer ook in die slaapkamerscènes, die zo prettig weinig beeldelementen bevatten, deed hij dan wat met het dekbed — dat dan al gauw een streepjespatroon kreeg — of anders de gordijnen of het behang; als om te compenseren dat hij verder zo weinig getekend had.

Merkwaardigste tekeningen in deze bundel die uit 2005 stamt, vond ik die van de feesten. Omdat de mannen daar immer een vlinderdas dragen, en vrouwen een avondjurk in het lang. Wat op zich wel duidelijk maakt dat er een feestelijke gebeurtenis speelt. Alleen, wie geeft er in deze eeuw nog feesten met een dergelijke dresscode? En dan ook, zo vaak?

Helemaal losgezongen van de tijd waarin ze gemaakt werden, zijn de tekeningen overigens niet. Zo is in deze bundel ineens een probleem dat mensen niet meer mogen roken waar ze dat altijd hebben gedaan, zoals op kantoor.

Deze overvolle verzamelbundel werkte het best als alle vier de tekeningen op een pagina elkaar versterkten. Bijvoorbeeld omdat de onderschriften — Van Straaten’s genialiteit zat hem toch echt in die onderschriften — dan op elkaar lijken.

Beste pagina in het boek is die waarin de onderschriften bij de tekeningen steeds uit slechts éen woord bestaan.

Fascist!

Ook viel me op dat Van Straaten recyclede. Dat hij lievelingsonderwerpen had is duidelijk — want daar zijn tal van themabundels aan gewijd met werk uit de reeks ‘Dagelijks leven’. Maar soms ook voorzag hij een oude tekening gewoon van een ander onderschrift, om die dan opnieuw te publiceren. In deze bundel gebeurt dat onder meer met een tekening van een man die zit te kakken in het bos, en daarbij honend toegesproken wordt door een vrouw. Dit tafereel komt zeker drie keer langs.

Peter van Straaten, Alles en iedereen in duizend-en-een tekeningen
256 pagina’s
De Harmonie, 2005

Dagen ~ Renate Rubinstein & Peter van Straaten

Ooit was het belangrijk voor me om heel het verzamelde werk te hebben van Renate Rubinstein [1929 — 1990]. Want op een bepaalde manier had die me beter leren lezen — omdat ik het zo vaak met haar oneens was; bij het doornemen van het weekblad Vrij Nederland lang terug.

En die dikke verzamelbundels hoeven niet weg nu ineens. Alleen is de kans ook niet heel groot ik nog eens spontaan éen van de daarin opgenomen uitgaven lezen ga. Zo bleef inmiddels een groot deel van de gebundelde columns toch wel erg achter in de tijd. Want wat even spraakmakend is, of hoogst actueel heet te zijn, blijft dat doorgaans niet zo lang.

[Schreef Renate Rubinstein trouwens wel in menige column over wat ze gelezen had, wat als enige nu misschien mij nog wel nieuwsgierig maakt.]

In die wekelijkse productie waren er ook weleens stukjes over vrijwel niets bij, die dan voor deze bloemlezing naarstig bij elkaar zijn gezocht. Zou Hans Goedkoop dat nog zelf hebben gedaan? De uitgave vermeldt dit niet. Ook zijn de jaartallen weggelaten van de oorspronkelijke publicatie. Het mocht weer eens niets kosten.

Goedkoop moet trouwens nog steeds met die biografie komen van Renate Rubinstein, al zo lang geleden aangekondigd.

De cynicus in mij denkt daarom: zo’n uitgave als De dagen zal wel in de markt gezet zijn om eens te peilen of iemand überhaupt de naam Renate Rubinstein nog kent. Wat tekeningen van Peter van Straaten erbij gerecycled. Fijn cadeauboekie. Toch?

Bleek alleen dat de voornaamste indruk die ik aan De dagen overhield er éen van eenzaamheid was. Weliswaar had Renate Rubinstein tijdens haar leven verschillende partners; waaronder enige echtgenoten zelfs. In deze uitgave staan enkel columns over een vrouw alleen die zich overal in haar eentje doorheen had te slaan.

Hielp verder niet mee dat de wereld, in dit boek bestaande uit Amsterdam, er ook al een eigenaardige logica op na hield.

Dus las De dagen vreemd — mede omdat deze bloemlezing met een merkwaardige hinkstapsprong door dat oeuvre schiet, en er daarmee en passant even decennia aan leven passeert. En dan zal de samensteller, of zullen de samenstellers, getracht hebben een tijdloos boek te maken, alleen weet de lezer soms wel degelijk meer.

Zo was er die chronische ziekte, waar Renate Rubinstein het nooit over hebben wilde, jarenlang, tot ze het taboe doorbrak op televisie bij Adriaan van Dis, en waarvan de gevolgen toen wel ineens terloops mochten doorklinken in haar teksten.

Aantrekkelijk aan Rubinstein als schrijfster was ooit haar parlando; de toon van haar vertellen, waarmee ze mij vroeger teksten in kon slepen over onderwerpen waar ik helemaal niet over lezen wilde.

Maar dat parlando gekoppeld aan verhalen over dagelijkse beslommeringen leverde niets op wat de herinnering aan dat werk even weer een nieuwe glans kon geven.

Ooit was ze misschien uniek, in hoe open ze bijvoorbeeld leek in wat ze durfde te beschrijven. Punt is alleen dat alle kranten en opiniebladen tegenwoordig uitpuilen van columnisten die daarin hun dagelijkse beslommeringen uitventen. En ik mede daarom zelfs een hekel heb gekregen aan het type van de gespeeld onhandige intellectjuweel, die, o grut, toch zoiets bijzonders heeft meegemaakt.

Renate Rubinstein & Peter van Straaten, De dagen
Met een woord vooraf door Hans Goedkoop

176 pagina’s
Augustus, 2011

Grote jongens huilen niet ~ Peter van Straaten

Peter van Straaten heeft altijd iets ouderwets, voor mij. Dit blijkt vooral als hij auto’s probeert te tekenen, en dan altijd met vormen komt die al decennia niet meer op de weg gezien zijn. Maar dat is lang niet de enige aanwijzing in zijn werk.

Neem nu dit boek. Dat heeft een klassiek thema: jongen vindt meisje leuk, maar kan haar reacties maar moeilijk inschatten. Tot zover niets loos, en is het goed te begrijpen dat zo’n groot deel van de tekst daarover gaat. Maar, heel veel meer heeft die jongen niet in zijn leven, dan school en dat grietje. En alleen daarom gaat het niet over een puber van nu. Of over éen van 1994, toen dit boekje verscheen.

Tegelijkertijd doet dat er tijdens het lezen allemaal weinig toe. Sterker nog, ik vind het boek te kort, en had graag meer over die Eric willen lezen. Nu eindigt het wel erg abrupt en eenzaam. Nu blijft ook de lezer wat in de steek gelaten achter, hunkerend naar liefde.

Peter van Straaten, Grote jongens huilen niet
61 pagina’s
Magazijn De Bijenkorf © 1994

Het is niet anders ~ Peter van Straaten

Het was even verleidelijk om hier precies hetzelfde boeklogje te plaatsen als al bestond over Peter van Straaten’s bundel Alles en iedereen. Met dan enkel een paar net wat andere details. Want Van Straaten deed dat ook weleens. Dan kwam er een tekening in de krant die daar al eens in had gestaan, met net een ander onderschrift.

Niemand die zulk zelfplagiaat opvalt.

Ook Het is niet anders is een verzamelbundel op groot formaat, die vier tekeningen afbeelt per pagina. Net als Alles en iedereen. En voor deze uitgave gold dus eveneens dat de presentatie het leesplezier, of het kijkgenot, niet per se bevorderde.

Ook in dit boek viel op dat Peter van Straaten slechts een beperkt tal situaties benut voor zijn humor. De slaapkamer, de woonkamer, het kantoor, de kroeg, het restaurant, de straat, het strand. Al is daar ditmaal dan het ziekenhuis bij gekomen als locatie.

Hierdoor valt bijvoorbeeld op dat Van Straaten waarschijnlijk nooit in de rij staat in een supermarkt, noch met de trein reist, of het vliegtuig. En zo zullen er vast nog tientallen situaties meer te verzinnen zijn die in zijn werk ontbreken.

De bundeling van duizend-en-een tekeningen doet zo bezien zelfs af aan de kwaliteit. Want sjablonen gaan daardoor opvallen. En handigheidjes — zoals het recyclen van tekeningen met een net ander onderschrift — worden makkelijk doorzien.

Dat hij zijn werk tekening voor tekening, dag voor dag, in de kranten publiceerde, lijkt me daarom ook precies op maat. Alle melancholie, wanhoop, of onvermogen in éen zo’n prent is wel genoeg voor een dag. Meer wordt te gauw overkill. Het is niet anders biedt weliswaar veel Van Straaten in éen keer. Alleen is er nooit heel lang te lezen in een uitgave als deze.

Aardig aan deze bundel was bijvoorbeeld nog wel dat de tekenaar zijn onhandige zelf en een Rijk de Gooyer-type opvoert als biljarters — zoals er toch al ineens zes tekeningen over biljarten in het boek staan.

Ook viel me op dat de tekenaar almaar minder moeite heeft met bloot — wat mede komt omdat zulke erotiek bij hem dan in dat krantenwerk niet prikkelt, maar al dat gedoe met sex licht belachelijk maakt.

Blijft verder het raadsel staan dat ik Van Straaten niet zo’n heel goede tekenaar vind — en toch zijn tekeningen, door de onderschriften daarbij, bewonder. Objectief gesproken storen me ook zijn anachronismen wat. Op kantoren hadden de computers tien jaar terug al LCD-schermen, geen ouderwetse beeldbuizen meer. Dat pleit niet voor zijn waarnemingsvermogen.

En het driedelige pak zie ik zelden nog rondlopen in het echt. Bij Van Straaten is dat nog het standaard uniform van een bepaald type man. En weliswaar dwingt alle tekenen de tekenaar tot een reductie, de simplificatie kan dus ook te ver gaan op den duur, en te makkelijk zijn geworden.

Peter van Straaten, Het is niet anders
In duizend-en-een tekeningen

256 pagina’s
De Harmonie, 2009

Met de neus in de boeken ~ S. Carmiggelt & Peter van Straaten

Simon Carmiggelt schreef in 1979 het cadeauboek voor de jaarlijkse boekenweek. Dat heette Mooi kado. En normaal is de oplage van het boekenweekgeschenk zo groot, dat de auteur er vervolgens voor jaren niet meer aan verdienen kan. Maar Carmiggelt leek wat ontevreden over het geschenk. Zo had hij te veel materiaal aangeleverd, en moeten schrappen. Daarom verscheen al in 1983 een uitgebreide herdruk van Mooi kado, onder een andere titel, met nog meer columns van Carmiggelt, nog wat extra brieven die hij aan Gerard Reve had gestuurd, en meer illustraties.

En Met de neus in de boeken is van alle Carmiggelts éen van de meest houdbare gebleven.

Ik weet niet of er nog altijd geijverd wordt voor uitgave van de complete Carmiggelt in dundruk, maar dat zou toch geen reeks zijn waar ik blind voor inteken. Er is iets aan veel van zijn columns dat ze op het moment oud doet lijken. De wereld die erin beschreven wordt, en de mensen daarin, bestaat zo niet meer. Carmiggelt is misschien daarom ook razendsnel uit de belangstelling verdwenen na zijn dood.

Maar wellicht is dat idee over veertig jaar weer anders; en moet Carmiggelt eerst totaal verouderd zijn om weer nieuwe lezers te kunnen boeien.

De gedachten die hij intertijd optekende over boeken, en de anekdotes over hun schrijvers, zijn in elk geval niet zo gegeseld door de tijd.

Zo was voor mij nieuws dat A Moveable Feast indertijd, bij de verschijning, door velen een vreselijk boek werd gevonden. Die opinie steekt nogal af bij de eerbied waarmee een bewerkte heruitgave afgelopen zomer werd gepresenteerd. Simon Carmiggelt legde overigens nog weer een ander verband. Voor hem was de mislukking van dat boek, dat zo veel minder is als de rest van het oeuvre, een rechtstreekse aanleiding voor de zelfmoord — Hemingway besefte het niet meer te kunnen.

Interessantst aan Met de neus in de boeken waren Carmiggelt’s persoonlijke herinneringen aan schrijvers en boeken, de brieven aan Reve — al is de andere kant van de correspondentie misschien nog sterker; hoewel Gerard Reve daarin alleen uitzond — en toch ook wat hij aantekende uit het werk van anderen.

Maar daarmee is dit een boek geworden dat misschien wel vooral aanzet om andere boeken op te zoeken en gaan lezen. En beter kan een schrijver soms niet bewerkstelligen.

S. Carmiggelt & Peter van Straaten
Met de neus in de boeken
Een
Mooi kado zoals het eigenlijk
had moeten zijn
222 pagina’s
De Arbeiderspers, 1983

Roken neuken drinken ~ Peter van Straaten

Uit het werk van de tekenaar Peter van Straaten zijn straffeloos vele bloemlezingen te maken over éen of meer thema’s. Zo tijdloos zijn de tekeningen die hij nu al decennia dagelijks publiceert over het menselijk tekort, in kranten als Het Parool.

Dus was het slechts wachten tot er een uitgave kwam over de onderwerpen waarvoor hij zich het meest interesseert.

En op zich heb ik weinig op dit boek aan te merken.

Behalve dan de titel. Die deugt niet. Omdat de volgorde volgens mij Drinken neuken roken zou moeten zijn. En omdat zijn boektitels voorheen altijd het relativerende van zijn werk weerspiegelden, en een puur beschrijvende titel zo bekeken ineens opvallend hard is.

En goed, door enkel de tekeningen over drie onderwerpen te selecteren, valt ook op dat de onderschriften, die het ‘hem doen’, vaak variaties op een thema zijn.

Bij de tekeningen over roken gaat het vaak over mensen die willen stoppen, of net gestopt zijn, maar geestelijk hun verslaving nog niet te boven kwamen.

Drinken levert vaak observaties op over mensen die iets te veel op hebben, en dan voor de toeschouwer raar doen, terwijl zij zelf nog denken volkomen normale keuzes te maken.

En neuken gaat bij Van Straaten vaak gepaard met de eindeloze treurnis dat mensen elkaar niet goed aanvoelen, waarop de mannen dan toch maar doen. Over dit onderwerp zijn overigens ook al meer bloemlezingen uit het werk uitgebracht, met titels als Doe ik het goed?, of het zo treffende Lukt het een beetje?.

Peter van Straaten, Roken Neuken Drinken
159 pagina’s
Uitgeverij de Harmonie, 2007

* illustratie uit het besproken boek:


Tegen het idealisme ~ Paul Frentrop

Zo moet het, heb ik een paar keer gedacht bij het lezen van deze biografie. Paul Frentrop heeft een zeer geslaagde levensbeschrijving van Pierre Vinken afgeleverd, en dit komt vooral omdat de hoofdpersoon nooit te lang hinderlijk in het beeld blijft; soms zelfs even tot edelfigurant wordt in dit boek. Want heel vaak gaat Frentrop’s aandacht uit naar de wereld om Vinken heen. De geschiedenis van het leven van éen man is niet los te zien van grotere ontwikkelingen in de geschiedenis zelf, en dat heeft de auteur goed begrepen.

Dus telt dit boek misschien daarom meer dan duizend pagina’s. Maar waar ik doorgaans een zwaktebod vind als een schrijver meer dan driehonderd bladzijden nodig heeft, was dit nu niet zo. Hoogstens gaat me iets te veel tekst naar de mislukte fusie tussen Elsevier en Wolters-Samson in 1987. Paul Frentrop had net op dat moment kennis gemaakt met Pierre Vinken. Misschien heeft hij bij het beschrijven van deze episode er te veel waarde aan gehecht nu ook eens iets uit eigen ervaring te kunnen melden.

Tegelijk kan goed verdedigd worden dat er zo veel plaats is ingeruimd voor die mislukte fusie, ook al stelde die hele zaak in de carrière van Vinken niet zo veel voor. Er ging als vanzelf een overdreven aandacht van journalisten uit naar de mogelijk fusie tussen beide grote Nederlandse mediabedrijven. En omdat de media hier ter lande liever simplificeren dan nuanceren, werd die hele overnamestrijd in nogal schrille kleuren besproken. Elsevier-chef Pierre Vinken werd de kwade genius in het verhaal. Daarbij hielp het hem niet dat hij interviews afwees. En omdat Vinken eerder in zijn leven hersenchirurg is geweest, werden hem door vrijwel iedereen de stereotype eigenschappen toegedeeld die chirurgen schijnen te hebben. Vinken was volgens nogal wat journalisten, die hem dus geen van allen gesproken hadden, een kille saneerder.

Maar wat moeten we geloven, en wat is waar? Naast de levensbeschrijving van Pierre Vinken komt deze vraag in nogal wat varianten terug in dit boek. En dit alleen al maakt Tegen het idealisme zo geslaagd.

Het begint al bij de beschrijving van Vinken’s jeugd, waarbij gelukkig nu eens niet wordt stilgestaan bij hoogtepunten als wanneer hij voor het eerst zindelijk was ’s nachts, of welk van de buurmeisjes zijn eerste vriendinnetje werd. Frentrop beschrijft in plaats daarvan de katholieke kilheid die er in Nederlands Limburg heerste, toen Vinken er geboren werd. Waarbij de voornaamste taak van de priesters was om de arbeiders gedwee te houden.

Terloops wordt de enorme sociale druk op de bevolking daar weergegeven in een droog maar nogal schrijnend citaat op de pagina’s 42 en 43:

Alleen dankzij het feit dat mijn moeder haar baarmoeder was kwijtgeraakt, kon ik later studeren. Zo niet, dan had ze nog veel meer kinderen gekregen en had mijn vader zich mijn studie niet kunnen veroorloven. Dan was ik in de mijn terechtgekomen.

Vinken gaat uiteindelijk medicijnen studeren, vooral om onder de dienstplicht uit te komen. Leeftijdsgenoten worden ingescheept om nog even het laatste koloniale oorlogje te voeren in Nederlandsch-Indië. Alleen de studenten met een roeping konden onder die verplichting uit.

Om aan het benauwde katholieke milieu in Limburg te ontvluchten kiest Vinken bovendien voor de universiteit in Utrecht. Zonder te beseffen dat ook daar het vooral katholieke hoogleraren waren die de toon bepaalden; zoals de merkwaardige F.J. Buytendijk. Hoe hoog deze wel niet in aanzien stond, zou Vinken merken toen hij hem op plagiaat meende te kunnen betrappen in diens boek De vrouw.

Groots is het hoe Frentrop erin slaagt de intellectuele benauwdheid van het milieu in die tijd over te brengen, en de afwerende reactie van Vinken daarop. Hij werd juist geen lid van het corps, hij zocht zijn eigen vrienden, en richtte zich met hen tegen de keer.

Typerend citaat voor deze periode, dat Vinken toeschrijft aan zijn vriend Joop Goudsblom:

De waarheid bestaat wel, maar kan niet pasklaar van andere geleerd worden. Iedereen moet haar voor zichzelf benaderen, met inzet van al zijn vermogens: de plicht tot waarheid is een individuele plicht. [55]

Vinken heeft veel gehad aan deze tijd, die hij ook zo lang mogelijk geprobeerd heeft te laten duren. Door zich almaar verder te specialiseren in de medicijnen, bleef er altijd ruimte om er dingen naast te doen. Het volgende assistentschap liet soms maanden op zich wachten. Dus deed hij kunsthistorisch onderzoek. Dus schreef hij uittreksels van medisch-wetenschappelijke artikelen voor de uitgever Excerpta Medica; een bijbaantje dat uiteindelijk tot de keuze leidde om uitgever te worden, en daarmee ondernemer.

Na Excerpta Medica volgde de overname door Elsevier, met alle zakelijke perikelen die daarbij hoorden. Maar voor mij bovenal interessant waren de lessen in de automatiseringsgeschiedenis die hierbij hoorden. Vinken zag in de jaren zestig al de toegevoegde waarde van de computer bij het ontsluiten van informatie, en daarmee dus ook de wens tot standaardisering van bijvoorbeeld de zoektermen die mensen kunnen invoeren.

Tussendoor werd Vinken buitengewoon hoogleraar in Leiden, op het gebied van medische informatieverzamelingen. De intreerede die hij daarbij in 1976 uitsprak, staat vrijwel integraal in dit boek. En mij valt het op, hoe weinig die oratie in principiële zin verouderd is. Weliswaar kan er technologisch inmiddels enorm veel meer, maar de kern van Vinken’s ideeën zou vandaag nog net zo nuttig en noodzakelijk zijn in een achtergrondartikel. Doordat hij toen al die inzichten had, begrijp ik ook eindelijk iets van het merkwaardige gegeven dat het een medicus lukte een katholiek Nederlands bedrijf tot grootste wetenschappelijke uitgever in de wereld te maken.

Zo is er meer, veel meer. Waarbij ik het bijvoorbeeld prettig vond dat Vinken zich zo’n grote liefhebber van Lichtenberg toont; of dat een wetenschapshistorisch artikel dat ik nog als bron in mijn afstudeerscriptie gebruikte toch echt van deze Pierre Vinken kwam, en van niemand anders.

Dus gaat dit boek verder nog over iconografie, of over het Republikeins genootschap. Of over hoe Vinken telkens nogal pesterig in de tekeningen van Peter van Straaten terugkwam, nadat diens vriendin was overgelopen. Onder meer. Onder zo veel meer.

meer Frentrop op boeklog

Paul Frentrop, Tegen het idealisme
Een biografie van Pierre Vinken

1032 pagina’s
Prometheus, 2007

** illustratie uit het besproken boek:


Verzameld werk 6 ~ Karel van het Reve

Waar de meeste Verzamelde werken van schrijvers iets zijn om meteen in de kast te zetten, hebben die van Karel van het Reve wat extra’s. In elk deel zijn ook de stukken opgenomen die hij voor kranten en tijdschriften schreef, en nooit eerder gebundeld werden. Ditmaal beslaan die een kleine vierhonderd pagina’s.

Verzameld werk 6 bevat werk uit de periode 1985 – 1994. En dat zijn in de recente geschiedenis opvallende jaren, omdat het Oostblok verkruimelde, en Van het Reve tot dan zo’n uitgesproken tegenstander was geweest van het Communisme als heilsleer.

Dus was het onder meer interessant dat hij voor 1989 dat gedweep met die Gorbatsjov maar niets bleek te vinden. De autobiografie van die man, met zijn perestrojka, die bij iedereen op de koffietafel lag, ging hij zeker niet lezen.

Wat later had hij dit boek wel bestudeerd, en schreef Van het Reve desondanks geen idee te hebben waar Gorbatsjov heen wilde. Ondanks dat er meer vrijheden kwamen in de Sovjet-Unie.

Voor een deel staan zijn gedachten dan in columns met de titel ‘Achteraf’, die eerder in Het Parool werden gepubliceerd. Mooi aan dit verzamelde werk is dat ook de oorspronkelijke krantentekeningen van Peter van Straaten staan afgedrukt.

Jammer genoeg biedt ook het ongebundelde werk geen rechtstreekse reactie op een plotse ontwikkeling als de val van De Muur.

Verder zijn het vooral boekbesprekingen die het niet eerder tot in een boek hadden gebracht. Die zijn soms nog heel interessant, bijvoorbeeld als Van het Reve biografieën recenseert van mensen die hij gekend heeft, of bewonderde.

Verzameld werk 6 bevat verder de uitgaven De ongelooflijke slechtheid van het opperwezen, Zie ook onder Mozes, De ondergang van het morgenland, en Waarom Russisch leren?.

Karel van het Reve, Verzameld werk 6
880 pagina’s
Uitgeverij G.A. van Oorschot, 2010

Verzameld werk 7 ~ Karel van het Reve

Zeven delen telt het Verzameld werk van Karel van het Reve uiteindelijk. En nu ik ze allemaal heb doorgenomen, werpt zich de vraag op of het de moeite waard is om deze collectie geheel te bezitten.

En dan aarzel ik. Terwijl deze vraag over enkele jaren al heel anders ligt, als er lezers zijn die niet met Van het Reve opgroeiden.

Van verzamelde werken is het vooral mooi dat ze bestaan. Helemaal als ze zo zijn opgezet als deze reeks; omdat er telkens ook zo prettig veel ongebundeld werk in de delen werd opgenomen; dat nergens anders te vinden zal zijn. Vooral bibliotheken moeten zulke verzamelwerken absoluut in huis hebben. Maar voor mij als lezer geldt inmiddels dat ik het ene boek nooit mooier vind dan een ander omdat het meer bladzijden telt.

Verzameld werk deel 7 van Karel van het Reve bestaat bijvoorbeeld voor het grootste deel uit twee verzamelbundels met columns. En in het hier opgenomen Luisteraars! [1995] zijn de teksten verzameld die Van het Reve elke maand uitsprak voor de Wereldomroep. In Achteraf werden dan weer de beste columns verzameld uit de gelijknamige rubriek die de schrijver had in Het Parool.

Die twee boeken staan al heel lang bij mij in de kast. Beide zijn meermaals gelezen. Aan Achteraf en Luisteraars! kleeft bovendien dat ik deze uitgaven kocht op het moment van verschijnen, en de wetenschap dat Van het Reve zich nog met de totstandkoming had bemoeid.

Deze boeken zijn me daarmee dierbaarder, als object, dan dezelfde teksten in een verzamelband ooit kunnen worden. Zelfs al prijken soms de krantentekeningen van Peter van Straaten nu wel bij de Achteraf-columns, waar die in de oorspronkelijke boekuitgave ontbreken.

Deel 7 bevat verder een uitgebreid register, voor de hele reeks.

Opgenomen werd ook een bescheiden tal pagina’s met nooit eerder gebundeld werk — waar eerdere delen vaak honderden pagina’s van dergelijke teksten tellen, zijn dat ditmaal net dertig. Tegelijk bevatten die bladzijden bijvoorbeeld wel een lijst van boeken die Karel van het Reve met regelmaat herlas. Daartoe horen dan de Sudelbücher van Lichtenberg, maar ook een thrillertje als Blood Sport van Dick Francis.

Meest blij werd ik evenwel van dat het boekje Apologie in deze band werd herdrukt, omdat dit ooit slechts in een oplage van 150 exemplaren verscheen; en daarmee typisch zo’n boek is dat vrijwel iedereen anders zou zijn ontgaan. In Apologie reageert Karel van het Reve soms wat zuinigjes op het liber americorum dat vrienden uitbrachten bij zijn zeventigste verjaardag.

Hoewel het idee hem bij voorbaat al niet aanstond dat boek te moeten lezen.

Maar Van het Reve had een voorbeeld. Zijn leermeester Becker reageerde ooit op zo’n huldeblijk door kalmpjes de feitelijke onjuistheden in alle loftuitingen te gaan corrigeren. Dus deed Karel van het Reve dat nu ook maar.

En goed, dan is Apologie waarschijnlijk volkomen onbegrijpelijk voor allen die Uren met Karel van het Reve niet kennen. Voor mij gold dat voorbehoud niet.

Karel van het Reve, Verzameld werk 7
1995-1999

906 pagina’s
Uitgeverij G.A. van Oorschot, 2011

Waarom ligt mijn boek niet naast de kassa? ~ Peter van Straaten

Het gaat goed met de boekhandel. In de VS tenminste. Het e-boek blijkt daar namelijk zeer grote winstmarges op te leveren voor de uitgeverijen. Komen er ondertussen ook steeds meer onafhankelijke boekhandels bij in het land; die door hun specialisatie heel goed de concurrentie aankunnen met webwinkels als Amazon.

Nu is Nederland Amerika niet. En dus zullen lang niet alle trends uit dat land zich hier ook voor doen.

En tegelijk is er éen ding wel hetzelfde in beide landen. Helaas. Feiten doen er zelden toe in het publieke debat. De dood van het boek wordt al zeker vijftien jaar voorspeld, zowel daar als hier. En werkelijk alles in de actualiteit dient vervolgens als munitie voor deze nogal boude hypothese. Zoals het failliet van een slecht geleide keten boekhandels, die nogal wat megalomane panden uitbaatte op dure locaties — en daardoor nogal aanwezig was.

Tegen zulk een gelul en gebral bestaat gelukkig ook een medicijn:

Relativering.

En als geen ander heeft Peter van Straaten decennialang de holle pretenties van het boekenvak blootgelegd. Zijn tekeningen over schrijvers en hun uitgevers laten zien dat het allereerst mensenwerk is, boeken maken.

Geef ik wel toe dat zo’n verzameling als Waarom ligt mijn boek niet naast de kassa? met zijn 128 pagina’s dik genoeg is. Want bij nog meer tekeningen gaat opvallen dat Van Straaten soms wel heel simpele sjablonen hanteert.

Schrijvers zijn altijd ijdel bij hem, en dus hoogst onzeker — terwijl ze tegelijk een enorm ego hebben; dat door de omgeving moet worden gekoesterd.

Uitgevers ondertussen lijken vaak al te rationeel. Bij hem.

ziet ook: Mooi einde, hè?

Peter van Straaten, Waarom ligt mijn boek niet naast de kassa?
128 pagina’s
Rainbow, 2006