Restletsels ~ Jeroen Brouwers

► door: A.IJ. van den Berg

Toen Gore Vidal stierf, dacht ik onthutst dat er daarmee ook een tijdperk was afgesloten. Met zijn dood, en die van Komrij, en Hitchens, leken de fraaist fulminerende commentatoren mij bekend verdwenen te zijn. En vervanging voor hen zag ik niet.

Had ik daarbij alleen Jeroen Brouwers over het hoofd gezien. Wat dan weer komt omdat hij weliswaar een polemist is die ik graag lees. Maar hij dan doorgaans enkel over iets in de wereld van de schone letteren schrijft dat hem met weerzin vervult.

En het heeft zowel iets moois dat er tenminste éen schrijver is die de literatuur heel serieus neemt, als ook iets tragisch. Alsof er niets bestaat buiten dat.

De bundel Restletsels was evenwel éen van de betere boeken van Brouwers die ik ooit las. Zelfs al is het dan enkel een deel in een lange reeks feuilletons, over zaken en gebeurtenissen die hem hebben beziggehouden.

Komt dat overigens niet door de polemiek. Die blijft ditmaal wel erg hangen in particuliere ongenoegens.

Felst in deze bundel uit zich Jeroen Brouwers’ weerzin ditmaal tegen het Letterkundig Museum, waarbij hem vooral pijnigt dat deze instelling brieven van zijn hand tentoon heeft gesteld; zonder hem daarover te informeren. Het museum verwerft weleens wat van dode of ontrouw geworden vrienden — geld zat daar ook volgens Brouwers — en dan zat er dus weleens correspondentie bij van hem.

Alleen valt daardoor ook op dat hij menig hoofdstuk besluit met dezelfde banvloek: om die Taalunie nu toch vooral op te heffen, wegens totale overbodigheid.

Nee, ondanks bovenstaande voorbeelden is het evenwicht prettig in dit boek; en dat gebeurt vrij zelden in een bundel los werk. Komt daar bij dat ik altijd van zijn formuleringen kan genieten; in zijn beschouwende werk en de brieven tenminste.

Tegenover de polemiek, en een heel hoofdstuk over ‘parasieten en parvenu’s — waarin onder meer Jan Siebelink weer eens de maat wordt genomen — staan namelijk ook stukken van een bewonderende Brouwers. Zijn grote voorbeeld Mulish ging dood, dus moest deze worden herdacht.

Is er ook die andere grote dode nog, W.F. Hermans, van wie dan de Mandarijnen op zwavelzuur nog eens besproken worden, mede omdat Brouwers daar zo veel van geleerd heeft voor zijn eigen polemieken.

Wat in ieder geval als onomstotelijk feit in de Nederlandse literatuurgeschiedenis kan worden vastgelegd, is dat Willem Frederik Hermans de meest vooraanstaande polemist van zijn tijd is geweest. Sommige van zijn meningen, ideeën en opvattingen hebben nooit iets van hun pantserkracht verloren: ettelijk na hem komende twistschrijvers, protesteerders, opstandelingen, querulanten hebben er hun strijdvaardige inspiratie en elan aan ontleend.

Ik ook. Dank u.

Blijft de polemiek alleen wel een uiterst snel aan bederf onderhevig genre. Waar dan op zijn slechtst ook nog niet meer van overblijft dan de fraaie formulering.

Brouwers was overigens net zo min als ik te spreken over de bloemlezing Scherp van de snede over de Nederlandse literatuur in polemieken, zo blijkt uit deze bundel.

En hemzelf hebben zijn dwarse stukken nooit wat opgeleverd — behalve dan plezier bij het schrijven — mede omdat niemand ooit op de inhoud doorging van wat Brouwers te melden had.

Vrome recensenten, die wel eerst met sadistisch leedvermaak, ook wel met instemming, de polemiek hebben verslonden, trekken hun grijnzende mond vervolgens misprijzend samen tot een kippenaars en noteren in hun commentaartjes dat ze het gelezene ‘weinig verheffend’ vinden. Hoe vaak ik dat al over mijn polemieken onder ogen heb gehad! Alsof wat verkeerdelijk doorgaat voor waarheid, integriteit, schoonheid, waarvan ik beweer en aantoon dat het abject is, ‘verheffend’ zou kunnen zijn. De leugens, pretenties, valsheid, domheid: dàt zijn de ‘weinig verheffende’ zaken waarover de recensent zich met de polemist verontwaardigd zou dienen te betonen, in plaats van de polemist aan te rekenen dat deze zich niet verheft. Dat doet de polemist juist wèl: hij steekt zijn kop als een periscoop uit de modder omhoog, waarbij hij krachtig zijn stem verheft en uitroept wat niet deugt. […]

Nu bevat Restletsels ook enige strikt persoonlijke stukken, over Brouwers moeilijkheden met zijn rechterhand, die ook zijn schrijfhand is, en de problemen daarop om gehoor te vinden in de gezondheidszorg.

En ziet, daarin treft me dan toch dat hij niet doet wat ik hem graag had zien doen. Om met dat autobiografische materiaal als uitgangspunt, desnoods, iets snijdends over de gezondheidszorg te schrijven dat groter was dan het strikt particuliere ongenoegen.

Polemiseren over literatuur alleen, is als het altijd weer tappen uit dat ene vaatje klein bier.

Jeroen Brouwers, Restletsels
Feuilletons 9

296 pagina’s
Atlas Contact, 2012

[x]